Peugeot Bipper 2011 Handleiding (in Dutch)

Page 31 of 180

1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Cockpit
BRANDSTOFNIVEAUMETER
Het brandstofniveau wordt aangegeven
zodra het contact wordt aangezet.
De wijzer staat op:


- f (full - vol):
de inhoud van de
brandstoftank bedraagt ongeveer 45 liter.

- e (empty - leeg):
de brandstoftank is
bijna leeg, het verklikkerlampje blijft
branden.
Het lampje gaat branden op het moment dat
er nog ongeveer 6 liter brandstof in de tank
aanwezig is.

KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR


De wijzer van de
koelvloeistoftemperatuurmeter bevindt
zich tussen c (cold - koud) en h
(hot - warm):
de temperatuur is in orde.
Onder zware gebruiksomstandigheden of bij
warm weer kan de wijzer in de buurt van het
rode gebied komen.
- wacht ongeveer een kwartier tot de motor
is afgekoeld om het niveau te controleren
en eventueel koelvloeistof bij te vullen.
Let erop dat het koelcircuit onder
druk staat. Draai om brandwonden te
voorkomen de dop eerst 2 omwentelingen
los om de druk te laten dalen.
Controleer, als de druk eenmaal is gedaald,
het niveau en verwijder de dop om
koelvloeistof bij te vullen.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats als de
wijzer in het rode gebied blijft staan. EMISSIEREGELING
EOBD (European On Board Diagnosis) is
een Europees diagnosesysteem dat de
emissieregeling bewaakt en ervoor zorgt
dat de auto voldoet aan de normen voor de
uitstoot van:


- CO (koolmonoxide),

- HC (koolwaterstoffen),

- NOx (stikstofoxide) of roetdeeltjes;
de lambdasondes voor en achter de
katalysator voeren de controle uit.
Raadpleeg in de rubriek 7 het
onderwerp "Niveaus". Raadpleeg in de rubriek 7 het gedeelte
"Niveaus".

In het geval van een storing in de
emissieregeling wordt de bestuurder
gewaarschuwd door het knipperen van
dit specifi eke waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel.

Als de wijzer in het rode
gebied komt of het lampje gaat
branden:


- stop onmiddellijk en zet het contact af.
De koelventilator kan nog ongeveer
10 minuten blijven werken.

Page 32 of 180

30


Cockpit


ONDERHOUDSINDICATOR

WAARSCHUWINGSLAMPJE MOTOROLIE

DIMMER DASHBOARDVERLICHTING

De lichtsterkte van de dashboardverlichting
kan worden ingesteld als de
parkeerverlichting is ingeschakeld.
Raadpleeg het overzicht van
de onderhoudsbeurten in het
onderhoudsboekje dat u bij de
aflevering van de auto is overhandigd.
Na enkele seconden schakelt het display
weer over naar de normale weergave.
Stel de lichtsterkte van de
dashboardverlichting en van
het bedieningspaneel van de
autoradio in met deze toetsen.
Het display van het instrumentenpaneel
geeft de afstand tot de volgende
onderhoudsbeurt aan volgens het
onderhoudsschema van de constructeur
(zie het onderhoudsboekje). Deze afstand
wordt bepaald op basis van de afgelegde
afstand sinds de vorige onderhoudsbeurt.
Te lage motoroliedruk

Motorolie verouderd/vervuild (uitsluitend
1.3 HDi 75 pk) Het waarschuwingslampje
blijft branden in combinatie
met een melding op het display van het
instrumentenpaneel als het systeem een te
lage motoroliedruk signaleert.
Het waarschuwingslampje knippert
in combinatie met een melding op
het instrumentenpaneel als het systeem
signaleert dat de motorolie verouderd of
vervuild is. Het knipperen van dit lampje
duidt niet op een storing, maar is voor
de bestuurder het signaal dat zo snel
mogelijk een onderhoudsbeurt moet worden
uitgevoerd.
Als de onderhoudsbeurt niet is
uitgevoerd en de veroudering/vervuiling
van de olie een tweede stadium heeft
bereikt, gaat op het instrumentenpaneel het
waarschuwingslampje van de emissieregeling van
de motor branden en wordt het motortoerental
begrensd op 3000 t/min.
Als de onderhoudsbeurt nog niet uitgevoerd is en
de motorolie de kans krijgt om het derde stadium
van vervuiling/veroudering te bereiken, wordt het
motortoerental begrensd op 1500 t/min zodat er
geen motorschade kan ontstaan. Om het ontstaan van motorschade
te voorkomen is het raadzaam
de onderhoudsbeurt zodra het
waarschuwingslampje motorolie begint te
knipperen, zo spoedig mogelijk te laten
uitvoeren.


Stop onmiddellijk: parkeer de auto,
zet het contact af en neem contact op
met het
PEUGEOT -netwerk of met een
gekwalifi ceerde werkplaats.

Page 33 of 180

31
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN


To egang tot de auto



Centrale vergrendeling

Uitklappen/inklappen van de sleutel
Ontgrendelen van de auto

Ontgrendelen van de achterdeuren of
de achterklep
Druk op deze knop om de sleutel
uit te klappen.
Druk om de sleutel in te klappen
op de knop en duw de sleutel in
de houder.
Wanneer u bij het inklappen niet op de knop
drukt, kan het mechanisme beschadigd
raken.
Supervergrendeling
De supervergrendeling wordt uitgeschakeld:


- door de portieren te openen,

- als het contact in de stand MAR
wordt
gezet.
AFSTANDSBEDIENING
Druk op deze knop om uitsluitend
de voorportieren (Bestelwagen)
of alle deuren (Combi) te
ontgrendelen.
Het ontgrendelen wordt bevestigd
door het twee keer knipperen van de
richtingaanwijzers.
Druk op deze knop om de
laadruimte (Bestelwagen) of
uitsluitend de achterdeuren of de
achterklep (Combi) te ontgrendelen. Druk kort op deze knop om
alle deuren van uw auto te
vergrendelen. Het vergrendelen
wordt bevestigd door het één keer
knipperen van de richtingaanwijzers.
Als een van de portieren of deuren is
geopend of niet goed is gesloten, werkt
de centrale vergrendeling niet. Dit wordt
bevestigd door het drie keer knipperen van
de richtingaanwijzers. Druk deze knop twee keer in
om de supervergrendeling in te
schakelen.
De supervergrendeling blokkeert
het van binnenuit en van
buitenaf openen van de portieren. Laat
geen personenen in de auto achter als de
supervergrendeling is ingeschakeld. Het
inschakelen van de supervergrendeling
wordt bevestigd door het één keer knipperen
van de richtingaanwijzers.

Page 34 of 180

32


To egang tot de auto



Ruiten openen met de
afstandsbediening

Ruiten sluiten met de
afstandsbediening
Zorg er altijd voor dat er geen
obstakels zijn die het sluiten van
de ruiten kunnen verhinderen. De
antiklemvoorziening werkt tijdens deze
handelingen niet.
Als u de ruiten bij het verlaten van de auto
op een kier wilt laten staan, moet u de
interieurbeveiliging van de alarminstallatie
uitschakelen.
Als u deze knop meer dan drie
seconden ingedrukt houdt,
worden de ruiten geopend. Houd
de knop ingedrukt tot de ruiten
de gewenste positie hebben bereikt. De
ruitbeweging stopt als u de knop loslaat.
De ruiten kunnen ook gesloten worden door
de sleutel in een van de voorportiersloten
linksom of rechtsom te draaien. De ruiten kunnen ook geopend worden door
de sleutel in een van de voorportiersloten
linksom of rechtsom te draaien.
Als u deze knop meer dan
drie seconden ingedrukt houdt,
worden de ruiten gesloten. Houd
de knop ingedrukt tot de ruiten
de gewenste positie hebben bereikt. De
ruitbeweging stopt als u de knop loslaat.

Page 35 of 180

33
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN


To egang tot de auto

SLEUTEL

Met de sleutel kunt u de sloten van de auto
vergrendelen en ontgrendelen, de tankdop
openen en sluiten en de motor starten en
afzetten. BATTERIJ AFSTANDSBEDIENING
Referentie: CR 2032/3 V.
- wip met de schroevendraaier de
batterijhouder
2

los,

- verwijder de batterij 3
en plaats de
nieuwe batterij op de juiste manier,

- plaats de batterijhouder 2
in de
sleutel en draai de schroef 1
vast.


Batterij van afstandsbediening
vervangen
Wanneer niet de voorgeschreven
batterij gebruikt wordt, kan de
afstandsbediening beschadigd raken.
Gebruik uitsluitend dezelfde batterijen
of batterijen met gelijkwaardige
eigenschappen, zoals voorgeschreven door
het PEUGEOT -netwerk. Lever gebruikte
batterijen in bij een speciaal inzamelpunt.

- druk op de knop om de sleutel
uit te klappen,

- draai de schroef 1
van het
gesloten hangslot
in de
richting van het geopende

hangslot met een kleine
schroevendraaier,

Page 36 of 180

34


To egang tot de auto

ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
Alle sleutels zijn voorzien van een chip voor
de elektronische startblokkering.
Dit systeem blokkeert het brandstofsysteem
van de motor en wordt automatisch
ingeschakeld zodra de sleutel uit het contact
wordt verwijderd.
Bij het aanzetten van het contact moet de
code van de sleutel worden herkend door de
startblokkering.
Als de sleutel wordt herkend, gaat
dit verklikkerlampje uit en kan de
motor worden gestart.
Als de sleutel niet wordt herkend,
kan de motor niet worden gestart. Start
de auto met een andere sleutel en laat
de defecte sleutel controleren door het
PEUGEOT-netwerk.

Gebruiksvoorschrift

Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering.
Speel niet met de knop van de
afstandsbediening, om te voorkomen dat de
portieren per ongeluk ontgrendeld worden.
Als zich in de buurt van de
afstandsbediening andere apparaten
bevinden die in hetzelfde frequentiegebied
werken (mobiele telefoons, alarmsystemen
van gebouwen), kan de werking van de
afstandsbediening tijdelijk verstoord worden.

Let er bij het aanschaffen van een
tweedehands auto op dat:



- u in het bezit bent van een codekaart,

- uw sleutels door het PEUGEOT netwerk
in het elektronische geheugen worden
opgeslagen, zodat u er zeker van kunt
zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels de
enige zijn waarmee de auto kan worden
gestart.





CODEKAART

De codekaart wordt u bij aflevering van
de auto samen met de twee sleutels
overhandigd.
Op deze kaart staat de identificatiecode die
het -netwerk nodig heeft bij werkzaamheden
aan de elektronische startblokkering. De
code is afgedekt, verwijder de film alleen als
dit strikt noodzakelijk is.
Bewaar de codekaart op een veilige plaats
buiten de auto.
Neem de codekaart mee wanneer u een
verre reis maakt en bewaar de kaart bij uw
persoonlijke documenten. Het rijden met vergrendelde portieren
kan in geval van nood de toegang tot
het interieur belemmeren.
Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen
in de auto) de sleutel met afstandsbediening
mee als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor
korte duur.

Page 37 of 180

35
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN


To egang tot de auto

ALARM

Het alarm bestaat uit:


- een omtrekbeveiliging met sensoren op
de portieren, deuren en motorkap en op
de elektrische voeding,

- een interieurbeveiliging,

- een beveiliging tegen opkrikken en
wegslepen,

- een beveiliging bij het plaatsen van een
sleutel in het contactslot.
Het systeem bevat een sirene.


Inschakelen van het alarm

Controleer eerst of alle portieren goed zijn
gesloten.
Druk op deze schakelaar om
het alarm in te schakelen. De
beveiliging wordt na enkele
seconden ingeschakeld.
Als het alarm in de waakfase is, wordt bij een
inbraak gedurende ongeveer 30 seconden
de sirene geactiveerd, waarbij tevens de
richtingaanwijzers gaan knipperen.
Het alarm komt vervolgens terug in de
waakfase.
Het alarm gaat tevens af nadat de
elektrische voeding is onderbroken en weer
wordt aangesloten.


Uitschakelen met de afstandsbediening

Uitschakelen met de sleutel

Ontgrendel de portieren met de sleutel en
stap in de auto. Zet het contact in de stand
MAR; de identificatie van de sleutelcode
zorgt ervoor dat de sirene stopt.


Uitschakelen van de
interieurbeveiliging en de beveiliging
tegen opkrikken en wegslepen
Gebruiksvoorschrift

Als de sirene per ongeluk afgaat, kunt u
deze snel uitschakelen door de auto met de
afstandsbediening te ontgrendelen.
Als u de auto wilt vergrendelen zonder het
alarmsysteem in te schakelen, vergrendel
de auto dan met de sleutel in het slot
(bijvoorbeeld om de auto te wassen).
Druk op deze knop. Het
alarmsysteem wordt
uitgeschakeld op het moment dat
de auto wordt ontgrendeld.


Signalering van inbraakpogingen

Wanneer iemand tijdens uw
afwezigheid heeft geprobeerd
om in te breken in uw auto,
wordt u daar bij terugkomst op
geattendeerd door het knipperen
van het verklikkerlampje van de elektronische
startblokkering of een waarschuwingsmelding
op het display van het instrumentenpaneel.
Druk om de interieurbeveiliging
en de beveiliging tegen opkrikken
en wegslepen uit te schakelen
op de knop op de plafonnier van
de auto. Dit dient u, zolang u wilt
dat deze beveiligingen zijn uitgeschakeld,
telkens nadat u het contact hebt uitgezet te
herhalen.

Page 38 of 180

36


To egang tot de auto


OPENEN VAN BUITENAF

Bestuurdersportier

Ontgrendel het portier van buitenaf met de
afstandsbediening.
Trek de portiergreep naar u toe.
Steek als de afstandsbediening niet werkt
het metalen gedeelte van de sleutel in het
slot van het bestuurdersportier.


Schuifdeur

Trek de handgreep naar u toe en vervolgens
naar achteren.
Open de schuifdeur volledig voorbij het
zware punt (Bestelwagen) of tot deze in
geopende stand wordt geblokkeerd door het
deurmechanisme (Combi).
Als de brandstofvulklep is geopend,
houdt een veiligheidssysteem de
schuifdeur tegen (Combi).

Achterklep (Combi)

Trek na het ontgrendelen van de auto met
de afstandsbediening of de sleutel aan
de handgreep in het midden en trek de
achterklep open. Houd als de auto op een helling staat
de schuifdeur vast bij het open- en
dichtschuiven. Anders kan de schuifdeur
sneller open- of dichtgaan dan de bedoeling
is en letsel veroorzaken.
Ga om veiligheidsredenen en om storingen
te voorkomen niet rijden als de schuifdeur is
geopend.

Page 39 of 180

1
VOORDAT u GAAT RIJDEN


To egang tot de auto

OPENEN VAN BINNENUIT

Bestuurdersportier

Trek aan de binnenportiergreep om het
portier te ontgrendelen.

Automatische vergrendeling
ingeschakeld:
zodra de snelheid van
20 km/h wordt overschreden, kunt u aan het
kenmerkende klikgeluid horen dat de auto
automatisch wordt vergrendeld.
Deze functie "AUTOCLOSE" kan worden
ingeschakeld of uitgeschakeld via het
"MENU".
Deze functie is bij aflevering van de auto
uitgeschakeld.
Openen van de achterdeuren tot 180°
Druk op de haak terwijl u de deur volledig
opent.



Achterdeuren

De asymmetrische achterdeuren (60/40)
hebben vier vergrendelingspunten, waarvan
één in het midden.
Trek de handgreep naar u toe.
Open eerst de grote achterdeur. Trek
vervolgens aan de hendel van de kleine
deur om deze te ontgrendelen en te openen.
De twee achterdeuren gaan open tot een
hoek van 90°.
Het rijden met een geopende kleine
achterdeur is toegestaan voor het vervoer
van lange voorwerpen. Houd u hierbij aan
de wettelijke voorschriften met betrekking tot
het markeren van uitstekende voorwerpen
voor achteropkomend verkeer.

Page 40 of 180

38


To egang tot de auto



Gebruiksvoorschrift
Controleer of de rail op de vloer vrij is van
voorwerpen die het openen of sluiten van de
schuifdeur kunnen verhinderen.
Voorkom dat het verkeer wordt gehinderd.


Laadruimte
Schuifdeur (Combi)

Trek aan de hendel A
en open de schuifdeur
volledig tot deze in geopende stand wordt
vergrendeld door het deurmechanisme
(Combi).

Achterdeuren

Schuif de hendel B
naar rechts om de
deuren te openen. Houd als de auto op een helling staat
de schuifdeur vast bij het open- en
dichtschuiven. Anders kan de schuifdeur
sneller open- of dichtgaan dan de bedoeling
is en letsel veroorzaken.
Ga om veiligheidsredenen en om storingen
te voorkomen niet rijden met geopende
schuifdeuren. Druk één keer op de knop
om de schuifdeur en de
achterdeuren (Bestelwagen)
vanuit de bestuurdersplaats te
ontgrendelen.


Achterklep (Combi)

Als de accu leeg is of de centrale
vergrendeling niet werkt, kan de achterklep
mechanisch vanuit de bagageruimte worden
ontgrendeld.
Open de schuifdeur en klap de achterstoelen
volledig weg.
Druk in de bagageruimte op de hendel om
de achterklep te ontgrendelen.

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 ... 180 next >