Peugeot Boxer 2005 Handleiding (in Dutch)

Page 121 of 164

76
01-01-2005
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften
voor een maximale effec-
tiviteit van de airbags vóór
en de zij-airbags*:
• Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.
• Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen
te zitten.
• Zorg dat er zich niets bevindt tus- sen de airbag en de inzittenden
(kinderen, huisdieren, objecten...).
Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzit-
tenden bij het opblazen van de
airbag verwonden.
• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren
aan airbagsystemen, alleen een
PEUGEOT-servicepunt heeft hier-
voor gekwaliiceerd personeel.
• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen
controleren. Airbags voor
• Houd het stuurwiel niet aan de spa-
ken vast en laat uw handen niet op
het stuurwielkussen rusten.
• Laat aan passagierszijde uw voe- ten niet op het dashboard rusten.
• Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de air-
bag wordt opgeblazen, kunnen
brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel ver-
oorzaken.
• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekle-
ding en sla er niet op. Zij-airbags*
• Bedek de voorstoelen alleen met
goedgekeurde stoelhoezen. Raad-
pleeg uw PEUGEOT-servicepunt.
• Bevestig nooit iets aan de rugleu- ning van de voorstoelen, dit zou bij
het afgaan van de airbags kunnen
leiden tot verwondingen aan armen
of middel.
• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
* Volgens land van bestemming.
UW BOXER IN DETAIL

Page 122 of 164

77
01-01-2005
1 - Reservoir stuurbekrachtiging.
2 - Accu.
3 - Reservoir koelvloeistof.
4 - Reservoir remvloeistof.
5 - Luchtilter.
6 - Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers. 7 -
Zekeringkast.
8 - Motorolie (bij) vullen.
9 - Motoroliepeilstok.
2 LITER INJECTIE BENZINEMOTOR
PRAKTISCHE INFORMATIE

Page 123 of 164

78
01-01-2005
79
01-01-2005
1 - Reservoir stuurbekrachtiging.
2 - Accu.
3 - Reservoir koelvloeistof.
4 - Reservoir remvloeistof.
5 - Luchtilter.
6 - Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers. 7 -
Zekeringkast.
8 - Motoroliepeilstok.
9 - Motorolie (bij) vullen.
2,0/2,2 LITER HDI TURBODIESELMOTOR
PRAKTISCHE INFORMATIE

Page 124 of 164

78
01-01-2005
79
01-01-2005
1 - Reservoir stuurbekrachtiging.
2 - Accu.
3 - Reservoir koelvloeistof.
4 - Reservoir remvloeistof.
5 - Luchtilter.
6 - Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers. 7 -
Zekeringkast.
8 - Motoroliepeilstok.
9 - Motorolie (bij) vullen.
2,8 LITER HDI/TED TURBODIESELMOTOR
PRAKTISCHE INFORMATIE

Page 125 of 164

80
01-01-2005
81
01-01-2005
NIVEAUS CONTROLEREN
Motorolieniveau
F Regelmatig controleren en tussen
twee verversingen eventueel olie
bijvullen. (Maximum olieverbruik:
0,5 liter per 1.000 km.)
De controle dient bij koude motor en horizontaal geplaatste wagen
te geschieden, met behulp van de
olieniveaumeter in het instrumen-
tenpaneel of de oliepeilstok.
2 merktekens op de peil-
stok:
A = maxi.
Het oliepeil mag nooit
boven dit merkteken uit-
komen.
B = mini.
Voor het behoud van de
bedrijfszekerheid van
de motoren en de emis-
sieregelsystemen mogen
in geen geval additieven
aan de motorolie worden
toegevoegd.
Olie verversen
Volgens de aanwijzingen in het on-
derhoudsboekje.
Opmerking: vermijd langdurig huid-
contact met afgewerkte olie.
Keuze van de viscositeitgraad
De olie dient in ieder geval aan de
voorgeschreven kwaliteitsnormen te
voldoen.
Afgewerkte producten
Gooi geen afgewerkte olie, remvloei-
stof of koelvloeistof in het riool, in het
water of op de grond.
Oliepeilstok
* Volgens land van bestemming.
Remvloeistof verversen:
- de remvloeistof dient volgens de door de constructeur voorgeschre-
ven intervallen te worden ververst.
- gebruik remvloeistof die door de constructeur wordt aanbevolen en
aan de DOT4-normen voldoet.
Opmerking: remvloeistof is een erg
bijtend en schadelijk middel. Vermijd
elk contact met de huid.
Koelvloeistofniveau
Gebruik uitsluitend door de construc-
teur aanbevolen koelvloeistof.
Als de motor warm is, wordt de
temperatuur van de koelvloeistof
geregeld door de motorventilateur.
Wacht voor werkzaamheden aan het
koelsysteem ten minste 1 uur nadat
de motor gedraaid heeft, omdat de
motorventilateur nog kan (gaan) wer-
ken als de sleutel uit het contactslot
is verwijderd en het koelsysteem on-
der druk staat.
Draai de dop eerst 2 omwentelingen
los om de druk te laten dalen en te
voorkomen dat de hete koelvloeistof
uit het koelsysteem spuit. Trek, als de
druk eenmaal gedaald is, de dop los
en vul het systeem bij.
Vloeistofniveau
stuurbekrachtiging
F Open het reservoir bij koude mo-
tor (omgevingstemperatuur), het
vloeistofniveau dient boven het
MINI en dicht bij het MAXI merk-
teken te staan.
Vloeistofniveau ruiten- en
koplampsproeiers*
Wij adviseren u voor een optimale
reiniging en voor uw eigen veiligheid
uitsluitend door PEUGEOT aanbevo-
len producten te gebruiken.
PRAKTISCHE INFORMATIE

Page 126 of 164

80
01-01-2005
81
01-01-2005
CONTROLES
Accu
Laat uw accu voor de winter door
een PEUGEOT-servicepunt contro-
leren.
Oliefilter
Vervang het olieilterelement re-
gelmatig, volgens het onderhouds-
schema.Gebruik uitsluitend door
PEUGEOT aanbevolen pro-
ducten.
Om de werking van belang-
rijke organen als de stuurbekrachti-
ging en het remsysteem te optimali-
seren, selecteert en biedt PEUGEOT
speciieke producten aan.
Vermijd het schoonmaken van de
motor om de elektrische systemen
niet te beschadigen.
Brandstofafsluiter
Bij een zware aanrijding wordt de
brandstoftoevoer door de brandstof-
afsluiter onderbroken.
Druk op de knop van de brandstof-
afsluiter bij de linker veerpoot onder
de motorkap om de brandstoftoevoer
te herstellen.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat de ilters periodiek vervangen.
Als de omgeving daartoe aanlei-
ding geeft, moeten de ilters twee
keer zo vaak worden vervangen.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen
twee onderhoudscontroles door, te
laten controleren.
Handrem
Als de handrem een te grote slag
heeft of als het systeem minder goed
werkt, moet de handrem zelfs tussen
twee onderhoudscontroles worden
afgesteld.
Laat het systeem controleren door
een PEUGEOT-servicepunt.
Handgeschakelde
versnellingsbak
Niet verversen. Laat het niveau
controleren volgens het onderhouds-
schema van de constructeur.
Raadpleeg de bladzijden in het
onderhoudsboekje die betrekking
hebben op de motoruitvoering van
uw auto voor het controleren van de
belangrijkste niveaus en bepaalde
onderdelen volgens het onder-
houdsschema van de constructeur.
PRAKTISCHE INFORMATIE

Page 127 of 164

82
01-01-2005
83
01-01-2005
Toegang tot het reservewiel
Het reservewiel bevindt zich in een
houder aan de achterzijde onder de
auto.
De twee bouten van de reservewiel-
houder bevinden zich in de bodem-
plaat van het achtercompartiment bij
de achterdeuren.
F Verwijder de doppen van de bouten.
F Draai de bouten los met de ratel-
sleutel 2 in combinatie met dop 3.
F Licht de reservewielhouder op met
de wielsleutel 4 om de haak los te
maken. Beschikbaar gereedschap
Het volgende gereedschap bevindt
zich in een etui onder de passagiers-
stoel:
1 -
Krik.
2 - Ratelsleutel.
3 - Dop van de ratelsleutel voor het
losdraaien van de bout van de
reservewielhouder.
4 - Wielsleutel.
5 - Schroevendraaier (voor het verwij-
deren van de grille om lampen te
vervangen).
WIEL VERWISSELEN
Plaatsen van de auto
F Zet de auto voor zover mogelijk
op een horizontale, stabiele en
stroeve ondergrond.
F Trek de handrem aan, zet het
contact af en schakel de eerste
versnelling of de achteruit in (bij
automatische transmissie de
stand P).
PRAKTISCHE INFORMATIE

Page 128 of 164

82
01-01-2005
83
01-01-2005
Wiel demonteren
F Blokkeer het wiel kruislings tegen-
over het te verwisselen wiel met
een wielblok.
F Verwijder de wieldop door de wiel-
sleutel 4 in de opening voor het
ventiel te steken en de wieldop
los te trekken.
F Draai de wielbouten iets los met
de wielsleutel 4.
F Plaats de kop van de krik 1 in één
van de vier steunpunten E aan de
onderzijde bij het te verwisselen
wiel.
F Vouw de krik 1 uit met de ratel-
sleutel 2 tot het voetstuk op de
grond staat. Zorg ervoor dat het
voetstuk zich loodrecht onder het
steunpunt E bevindt.
F Krik de auto op.
F Verwijder de wielbouten en het
wiel. Terugplaatsen van het wiel
F
Plaats het wiel.
F Draai de wielbouten met de hand
vast.
F Draai de wielbouten met de wiel-
sleutel 4 enigszins vast.
F Laat de krik 1 zakken en verwijder
deze vervolgens.
F Draai de wielbouten met de wiel-
sleutel 4 vast.
F Plaats de wieldop, begin bij de
opening voor het ventiel en druk
de wieldop rondom met de hand
vast.
F Berg het gereedschap op onder
de passagiersstoel en het wiel
onder de auto. Verwissel een wiel uit
veilig-heidsoverwegingen
alleen:
- op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
- met aangetrokken handrem en con- tact uitgezet.
- met de eerste versnelling of de achteruit ingeschakeld (bij automa-
tische transmissie stand P).
- als de auto is geblokkeerd met het wielblok.
Ga nooit onder een auto liggen die al-
leen op de krik steunt (gebruik bokken).
Na het verwisselen van een wiel:
- Laat zo snel mogelijk het aanhaal- moment van de wielbouten en de
bandenspanning van het reservewiel
door een PEUGEOT-servicepunt
controleren.
- Laat de lekke band zo spoedig mo- gelijk repareren en verwissel hem
met het reservewiel.
PRAKTISCHE INFORMATIE

Page 129 of 164

84
01-01-2005
85
01-01-2005
1 - Dimlicht (H7-60 W).
F Druk de veer G in om hem los te
maken.
F Neem de lamphouder H uit de
koplampunit om de lamp te ver-
vangen.
2 - Grootlicht (H1-60 W).
F Druk de veer E in om hem los te
maken.
F Neem de lamphouder F uit de
koplampunit om de lamp te ver-
vangen.
3 - Mistlampen vóór (H1-60 W).
F Raadpleeg de PEUGEOT-verkoop-
en service organisatie. Let bij het monteren op de goede
stand van de nokjes en controleer of
de borglip goed vast zit.
Voer voor het monteren de boven-
staande werkzaamheden in omge-
keerde volgorde uit.
De koplampunits zijn uitgerust met
glazen van polycarbonaat voorzien
van een beschermlaag.
Gebruik voor
het schoonmaken van de koplam-
pen nooit een droge doek of een
schuur-, schoonmaak- of oplosmid-
del. Gebruik een spons en zeepwater.LAMPEN VERVANGEN
Koplampen
Verwijderen van een koplampunit:
- Open de motorkap.
- Draai de bouten A van de grille los
om bij de koplampunit 1 te komen.
- Draai de moeren B met een sleutel
los en trek de koplampunit 1 naar
buiten.
- Maak de twee klemmen C los.
- Maak de rubber bescherming D los.
- Maak de stekker los.
Opmerking: Raak de lampen uitslui-
tend met een droge doek aan.
PRAKTISCHE INFORMATIE

Page 130 of 164

84
01-01-2005
85
01-01-2005
4 - Richtingaanwijzers (P 21 W) en parkeerlichten (R 5 W).
F Verwijder de beschermkap B door
de twee veren A in te drukken.
F Draai de lamphouder D een kwart
omwenteling en verwijder deze.
F Vervang de lamp (P 21 W).
F Trek de lamphouder C naar bui-
ten, verwijder de lamp (R 5 W) en
vervang deze.
F Voer voor het monteren de bo-
venstaande werkzaamheden in
omgekeerde volgorde uit. Opmerking:
Bij bepaalde weers-
omstandigheden (lage temperatuur,
vochtig weer), kan aan de binnen-
zijde van de koplampen enige
condensvorming ontstaan . Deze
verdwijnt zodra de lampen enige tijd
branden. Zijknipperlichten (W 5 W)
F
Druk het zijknipperlicht naar ach-
teren en trek het geheel los.
F Trek de lamphouder naar buiten
om bij de lamp te komen.
F Vervang de lamp.
PRAKTISCHE INFORMATIE

Page:   < prev 1-10 ... 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 ... 170 next >