Peugeot Boxer 2006 Handleiding (in Dutch)

Page 91 of 118

85
7
Niveaus
Koelvloeistofniveau
Gebruik om ernstige motorschade te
voorkomen uitsluitend door de constructeur
aanbevolen koelvloeistof.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur
van de koelvloeistof geregeld door de
koelventilator. Wacht voor werkzaamheden
aan het koelsysteem ten minste 1 uur
nadat de motor gedraaid heeft, omdat de
koelventilator nog kan (gaan) werken als de
sleutel uit het contactslot is verwijderd en
het koelsysteem onder druk staat.
Draai de dop eerst een kwart omwenteling
los om de druk te laten dalen en te
voorkomen dat de hete koelvloeistof uit
het koelsysteem spuit. Trek, als de druk
eenmaal gedaald is, de dop los en vul
koelvloeistof bij. Laat het koelsysteem, als vaak koelvloeistof
moet worden bijgevuld, zo snel mogelijk
controleren door een PEUGEOT-
servicepunt.
Bijvullen
Het niveau dient steeds tussen de merktekens
MINI
en MAXI van het expansievat te staan.
Laat het koelsysteem, als meer dan 1 liter
moet worden bijgevuld, controleren door een
PEUGEOT-servicepunt.
Vloeistofniveau stuurbekrachtiging
Controleer het niveau van de
stuurbekrachtigingsvloeistof als de auto op
een vlakke ondergrond staat en de motor
koud is. Draai de dop met geïntegreerde
peilstok los en controleer of het niveau
tussen de merktekens MINI en MAXI staat.
Vloeistofniveau ruiten- en
koplampsproeiers
Wij adviseren u voor een optimale reiniging
en voor uw eigen veiligheid de producten uit
de groep "Tecnic PEUGEOT" te gebruiken.
Inhoud reservoir: ongeveer 5,5 liter. Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie.
Remvloeistof is schadelijk voor de
gezondheid en is een erg bijtend middel.
Gooi afgewerkte olie, remvloeistof en
koelvloeistof niet in het riool, in het water
of op de grond, maar deponeer deze in
de daarvoor bestemde containers bij een
PEUGEOT-servicepunt.
ONDERHOUD

Page 92 of 118

86CONTROLES
Accu
Laat uw accu voor de winter door een
PEUGEOT-servicepunt controleren.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat de filters periodiek vervangen. Als
de omgeving daartoe aanleiding geeft,
moeten de filters twee keer zo vaak
worden vervangen.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk
afhankelijk van de rijstijl, vooral bij
stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan
het noodzakelijk blijken om de remblokken
vaker, tussen twee onderhoudscontroles door,
te laten controleren.
Als het remvloeistofniveau te laag is, kan dit
behalve door lekkage van het remsysteem
ook veroorzaakt worden door slijtage van de
remblokken.
Slijtage remschijven
Raadpleeg voor meer informatie over
de controle van uw remschijven een
PEUGEOT-servicepunt.
Handrem
Als de handrem een te grote slag heeft
of als het systeem minder goed werkt,
moet de handrem zelfs tussen twee
onderhoudscontroles worden afgesteld.
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-servicepunt.
Oliefilter
Vervang het oliefilterelement regelmatig,
volgens het onderhoudsschema.
Aftappen van water
in het brandstoffilter
Als dit lampje gaat branden, moet het
brandstoffilter worden afgetapt. Om te
voorkomen dat het lampje gaat branden
kan het filter ook op regelmatige basis
worden afgetapt, bijvoorbeeld bij een
onderhoudsbeurt.
Draai de aftapplug of de sensor water in
brandstoffilter aan de onderzijde van het filter los.
Ga door met aftappen tot al het water uit het
filter is weggelopen. Draai vervolgens de
aftapplug of de sensor weer vast. De HDi-motoren zijn technologisch
geavanceerde motoren.
Laat werkzaamheden aan deze motoren
altijd uitvoeren door gekwalificeerde technici
van een PEUGEOT-servicepunt.
Controles
Handgeschakelde versnellingsbak
Laat het niveau controleren volgens het
onderhoudsschema van de constructeur.
Raadpleeg de bladzijden in het
onderhoudsboekje, die betrekking
hebben op de motoruitvoering van uw
auto, voor het laten controleren van
de belangrijkste niveaus en bepaalde
onderdelen volgens het onderhoudsschema
van de constructeur.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of
gelijkwaardige kwaliteitsproducten. Om
de werking van belangrijke organen zoals
het remsysteem te optimaliseren, worden
door PEUGEOT specifieke producten
geselecteerd en aangeboden.
Vanwege de kans op beschadiging van het
elektrisch systeem is het reinigen van de
motorruimte met een hogedrukreiniger niet
toegestaan .

Page 93 of 118

88
Brandstof
Te laag brandstofniveau Als het brandstofniveau E
(Empty) is bereikt, gaat dit
verklikkerlampje branden.
U kunt afhankelijk van de
rijomstandigheden, de motoruitvoering
en het profiel van de weg nog ongeveer
50 km met de resterende hoeveelheid
brandstof rijden. Tank bij de eerstvolgende
gelegenheid om een lege brandstoftank te
voorkomen. Het tanken dient met
afgezette motor te
geschieden.
- Open de brandstofvulklep.
- Steek de sleutel in het slot en draai deze een kwart omwenteling.
- Trek de tankdop uit de vulopening en bevestig deze aan de haak aan de
binnenzijde van de vulklep.
Op een label staat de voorgeschreven soort
brandstof aangegeven.
Laat het vulpistool bij het aftanken van de
auto nooit meer dan 3 keer automatisch
uitspringen. Indien dit wel gebeurt kunnen er
storingen optreden.
De inhoud van de brandstoftank bedraagt
ca. 90 liter.
- Vergrendel na het tanken de vuldop en sluit de vulklep.
Er zijn ook brandstoftanks leverbaar
met een inhoud van 60 en 125 liter.
ONDERBREKING
BRANDSTOFTOEVOER
Bij een zware aanrijding wordt de
brandstoftoevoer automatisch onderbroken.
Controleer buiten de auto of u
geen brandstof ruikt en of er geen
brandstoflekkage is.
Herstel de brandstoftoevoer als volgt:
- druk eerst op de knop onder de vloer bij de
bestuurdersstoel.
- druk vervolgens op de knop onder het dashboardkastje.
BRANDSTOF TANKEN

Page 94 of 118

C
B
A
89
A. Metalen pluspool van uw auto
B. Hulpaccu
C. Metalen massapunt van uw auto Accu
LADEN MET BEHULP
VAN EEN ACCULADER
- maak de accupoolklemmen onder de vloer in de cabine los,
- volg de aanwijzingen van de fabrikant op de acculader,
- sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel,
- controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien ze bedekt zijn met een
(witte of groene) oxidatielaag, neem dan de
accukabels los en reinig de polen en de
klemmen.
Laad om explosie- en brandgevaar te
voorkomen de accu alleen op in een goed
geventileerde ruimte en uit de buurt van
vonken of open vuur.
Probeer nooit een bevroren accu op
te laden: laat de accu eerst ontdooien
om explosiegevaar te voorkomen. Breng
een accu nadat deze bevroren is geweest
bij een specialist die controleert of de accu
inwendig niet is beschadigd en of er geen
scheuren in de wanden zitten, waardoor
het giftige en bijtende accuzuur kan gaan
lekken.
STARTEN MET EEN HULPACCU
- sluit de rode kabel eerst aan op de metalen
pluspool A en vervolgens op de (+) pool
van de hulpaccu B,
- sluit de groene of zwarte kabel aan op de
(-) pool van de hulpaccu B,
- sluit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
uw auto.
- stel de startmotor in werking en laat de motor draaien.
- wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels los.
ACCU
SNEL WEER OP WEG
8

Page 95 of 118

90
Accu
Accu’s bevatten stoffen die
schadelijk zijn voor de gezondheid,
zoals zwavelzuur en lood.
Accu’s moeten volgens de wettelijke
voorschriften worden afgevoerd en mogen in
geen geval bij het huisvuil terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu’s in bij een
erkend verzamelpunt.
Wacht 2 minuten na het uitzetten van het
contact alvorens de accu los te koppelen.
Maak de accupoolklemmen niet los bij
draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de accukabels
los te nemen.
Sluit de ruiten en de portieren voordat
de accupoolklemmen worden losgemaakt.
Zet, elke keer nadat de accukabels weer
zijn aangesloten, het contact AAN en wacht
1 minuut alvorens de motor te starten, zodat
de elektronische systemen geïnitialiseerd
kunnen worden.
Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt als er
zich na deze handeling toch nog problemen
voordoen.
Het is raadzaam de accu los
te koppelen als uw auto langer
dan een maand buiten gebruik is.
Nadat de accu langdurig losgekoppeld
is geweest, moeten de volgende functies
geïnitialiseerd worden:
- instellingen van het display (datum, tijd, taal, afstandseenheid en temperatuur),
- voorkeuzezenders autoradio,
- centrale vergrendeling.
Een aantal instellingen gaan verloren
en moeten opnieuw worden uitgevoerd.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.

Page 96 of 118

B
A
E
CD
F
91
1. PLAATSEN VAN DE AUTO
Zet de auto voor zover mogelijk op een
horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
Trek de handrem aan, zet het contact af en
schakel de eerste versnelling in.
Plaats indien mogelijk een wielblok
onder het wiel kruislings tegenover het te
verwisselen wiel.Wiel verwisselen
2. GEREEDSCHAP
Het gereedschap bevindt zich onder de
passagiersstoel vóór.
A -
Verlengstuk wielsleutel.
B - Ratel.
C - Krik.
D - Sleepoog.
E - Wielsleutel.
F - Schroevendraaier.
3. RESERVEWIEL
Chassis-cabine
De bevestigingsbout van het reservewiel
bevindt zich rechts achter.
- Draai de bout met behulp van het
verlengstuk A en de sleutel B los en
verwijder het reservewiel.
WIEL VERWISSELEN
SNEL WEER OP WEG
8

Page 97 of 118

92
Bestelwagen
De bevestigingsbout van het reservewiel
bevindt zich rechts achter in de buitenrand
van de laadvloer.
- Open de achterdeuren.
- Maak het beschermplaatje los.
- Steek het verlengstuk A in het gat en
draai de bout los met de ratel B om het
wiel te laten zakken. Neem het reservewiel uit de houder met
behulp van de sleutel.
- Draai de handgreep
G los en verwijder de
steun H.
- Maak het reservewiel los en plaats het bij het te verwisselen wiel.
4. VERWISSELEN
- Wip de wieldop los met de schroevendraaier F en verwijder hem.
- Draai de bouten iets los met
de wielsleutel E. - Plaats de krik
C onder één van de vier
steunpunten aan de onderzijde (bij het te
verwisselen wiel).
Plaats de krik bij uitvoeringen met
wegklapbare treeplank onder een hoek van
45°.
Draai de krik uit met behulp van de ratel B
tot het wiel enkele centimeters van de grond
verwijderd is.
- Draai de bouten volledig los en verwissel
het wiel.
Wiel verwisselen

Page 98 of 118

93
SNEL WEER OP WEG
8
5. MONTEREN VAN HET RESERVEWIEL
- Plaats het wiel op de naaf en breng de wielbouten met de hand aan.
- Draai de wielbouten iets aan met de wielsleutel E.
- Laat de krik volledig zakken en verwijder
deze vervolgens. - Draai de bouten nogmaals aan met de
wielsleutel E zonder te forceren.
Plaats het wiel met de lekke band achter in
de auto.
- Bevestig de steun H en schroef de
handgreep G vast.
- Steek het verlengstuk A in het gat en
draai de bout vast met de ratel B om het
wiel te bevestigen.
- Berg het gereedschap en de wieldop op.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt (gebruik
bokken).
6. MONTEREN VAN HET
GEREPAREERDE WIEL
Plaats het wiel volgens de procedure
van stap 5 en vergeet niet de wieldop te
bevestigen.
Zie in de rubriek 9 het gedeelte
"Identificatie" voor de plaats van de
sticker met informatie over de banden.
Het noodreservewiel is niet geschikt voor
het afleggen van lange afstanden. Laat
zo snel mogelijk het aanhaalmoment van
de wielbouten en de bandenspanning van
het noodreservewiel door een PEUGEOT-
servicepunt controleren. Laat bovendien de
lekke band zo spoedig mogelijk repareren
en het oorspronkelijke wiel in de plaats
van het reservewiel monteren door een
PEUGEOT-servicepunt. Wiel verwisselen

Page 99 of 118

A
B
C
D
E
94
Lamp vervangenLAMPEN
Uw auto is voorzien van verschillende typen
lampen. Verwijder ze als volgt:
Type A Volledig glazen gloeilamp:
de lamp is gemonteerd met een
drukbevestiging. Trek de lamp
daarom voorzichtig los.
Type B Gloeilamp met bajonetsluiting:
druk de lamp iets in en draai
hem linksom.
Type C Cilindrische gloeilamp: druk
de contacten uit elkaar.
Type D - E Halogeenlamp: duw de borgveer
open en verwijder de lamp uit
de lamphouder.
LAMPEN VERVANGEN

Page 100 of 118

4
2
1
3
95
Lamp vervangen
KOPLAMPEN
Open de motorkap. Steek uw hand achter
de koplampunit om bij de lampen te komen.
Voer het monteren uit in omgekeerde volgorde.
1 - Dimlicht
Type D, H7 - 55 W
- Draai het deksel linksom open
en verwijder het.
- Neem de stekker los.
- Druk op de twee haakjes en duw de borgveer open.
- Vervang de lamp en let erop dat het metalen gedeelte goed aansluit
op de groeven van de lampunit.
2 - Parkeerlicht
Type A, W 5 W - 5 W
- Draai het deksel linksom open
en verwijder het.
- Neem de met een drukbevestiging
gemonteerde lamphouder los.
- Vervang de lamp.
3 - Grootlicht
Type E H1 - 55 W
- Draai het deksel linksom open en verwijder het.
- Neem de stekker los.
- Druk op de twee haakjes en duw de borgveer open.
- Vervang de lamp en let erop dat
het metalen gedeelte goed aansluit
op de groeven van de lampunit.
4 - Richtingaanwijzers
Type B, PY 21 W - 21 W
- Draai de lamphouder een
kwart omwenteling linksom.
SNEL WEER OP WEG
8

Page:   < prev 1-10 ... 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 next >