stop start Peugeot Boxer 2013 Handleiding (in Dutch)

Page 52 of 184

50
RUITENWISSERSCHAKELAAR
Constant wissen met lage snelheid:
2 standen omlaag.
Dek de regensensor, die zich aan de
bovenzijde van de voorruit bevindt,
niet af.
Zet het contact af als de auto gewassen
wordt in een wasstraat of schakel de stand
voor automatisch wissen uit.



Ruiten- en koplampsproeiers

Trek de hendel naar u toe, de
ruitensproeiers treden in werking in
combinatie met het tijdelijk inschakelen
van de ruitenwissers.
De koplampsproeiers treden gelijktijdig
met de ruitensproeiers in werking als de
dimlichten zijn ingeschakeld.

Ruitenwissers vóór

De ruitenwissers werken uitsluitend als het
contact in de stand MAR staat.
De schakelaar heeft vijf standen:
Ruitenwissers uit.
Intervalstand:
1 stand omlaag.
In deze stand is het mogelijk
4 snelheden te kiezen door aan de ring te
draaien:


- zeer lang interval,

- lang interval,

- normaal interval,

- snel interval.


Automatische ruitenwissers met
regensensor
De snelheid van de automatische
ruitenwissers (volgens uitvoering) wordt
automatisch aangepast aan de hoeveelheid
neerslag.
Automatisch wissen: 1 stand omlaag. Bij
het selecteren van deze stand maken de
ruitenwissers één slag. Als het contact
afgezet is geweest, moet de functie opnieuw
worden geactiveerd.
Als deze stand is geselecteerd, is het
mogelijk de gevoeligheid van de regensensor
te verhogen door aan de ring te draaien.

Gebruiksvoorschrift

Controleer bij vorst vóór het inschakelen
van de ruitenwissers of de ruitenwissers vrij
kunnen bewegen.
U kunt in de uitsparingen van de voorbumper
staan om eventuele opeengehoopte sneeuw
aan de onderzijde van de voorruit en op de
ruitenwissers te verwijderen.
Raadpleeg voor het vervangen van
wisserbladen in de rubriek 8 het
gedeelte "Wisserbladen vervangen".


Raadpleeg voor het bijvullen van het reservoir
in de rubriek 7 het gedeelte "Niveaus".

Constant wissen met hoge snelheid:
3 standen omlaag.
Eén keer wissen: trek de schakelaar naar
het stuurwiel toe.
Bi
j auto's met een Stop & Start-
systeem geldt dat zolang deruitenwissers vóór zijn ingeschakeld
in de stand hoge snelheid, de STOP-stand niet beschikbaar is.

Stuurkolomschakelaars

Page 56 of 184

54


Ventilatie


VENTILATIE

ONTDOOIEN EN ONTWASEMEN


Handbediening
Zet de schakelaar van de
luchtverdeling in deze stand.
Snel ontdooien en ontwasemen
van de voorruit:
Achterruitverwarming en verwarming
buitenspiegels
Druk de schakelaar bij
draaiende motor in om
de achterruitverwarming
en de verwarming van de
buitenspiegels in te schakelen.
Deze functie wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik
te voorkomen. Als de functie wordt
uitgeschakeld door de motor af te zetten,
wordt deze opnieuw ingeschakeld als de
motor weer wordt gestart.
Druk op deze toets om de functie uit te
schakelen.


- zet de aanjager in de hoogste stand,

Zet de schakelaar zodra de
omstandigheden dit toelaten weer
in de stand toevoer buitenlucht
om de lucht in het interieur te
verversen.
Voorruit en zijruiten
De uitstroomopeningen aan de onderzijde
van de voorruit en de zijventilatieroosters
zorgen voor een snelle ontwaseming
van de voorruit en zijruiten. Dek deze
uitstroomopeningen daarom niet af.
Het pollenfilter zorgt voor een constante
en krachtige filtering van stofdeeltjes uit de
luchttoevoer.
De luchtrecirculatie in het interieur kan
worden ingeschakeld door de bestuurder
of voorpassagier en dient om de toevoer
van buitenlucht af te sluiten. Gebruik deze
stand echter niet langer dan nodig is; zet
de schakelaar zodra de omstandigheden
dit toelaten weer in de stand toevoer
buitenlucht.
- zet de schakelaar van de
luchttoevoer tijdelijk in de
luchtrecirculatiestand.
Bi
j auto's met een Stop & Start-
systeem geldt dat zolang de
achterruitverwarming in werking is, de
STOP-stand niet beschikbaar is.

Page 121 of 184

5
VEILIGHEI
D


Veiligheidsgordels


VEILIGHEIDSGORDELS
VEILIGHEIDSGORDELS CABINE

De bestuurdersstoel is voorzien van
veiligheidsgordels met pyrotechnische
gordelspanners en gordelkrachtbegrenzers.
De voorbank is voorzien van twee
veiligheidsgordels.
Mocht u als uitrusting achteraf een bank in
de auto monteren, dan dient deze voorzien
te zijn van veiligheidsgordels.
VEILIGHEIDSGORDELS
ACHTERZITPLAATSEN
De stoelen/banken zijn voorzien van
driepunts veiligheidsgordels met
oprolautomaat.
De middelste zitplaats is voorzien van een
gordelgeleider en een oprolautomaat die zijn
bevestigd aan de rugleuning.

Hoogteverstelling

Knijp de knop van de geleider in en schuif
deze omhoog of omlaag (veiligheidsgordel
aan de zijde van de bestuurdersstoel en
de zijde van de zitplaats van de buitenste
voorpassagier).
De veiligheidsgordel van de middelste
zitplaats is niet in hoogte verstelbaar.


Vastmaken

Trek de gordel met een gelijkmatige
beweging voor u langs en verzeker u ervan
dat deze niet gedraaid is.
Steek de gesp in de gordelsluiting.
Trek kort en snel aan de gordel om de
automatische blokkering van de gesp te
controleren.


Losmaken

Druk op de rode knop van de gordelsluiting. De veiligheidsgordel rolt automatisch op maar het wordt aanbevolen de veiligheidsgordel
vast te houden terwijl deze zich oprolt.


Uit veiligheidsoverwegingen mag deze
handeling niet tijdens het rijden worden
uitgevoerd.


Verklikkerlampje
veiligheidsgordel bestuurder

Als de bestuurder zijn
veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt, gaat bij het starten
van de motor het verklikkerlampje
branden.

DUBBELE CABINE

De achterste zitplaatsen zijn voorzien van
driepuntsgordels en oprolautomaten.
Gebruik de veiligheidsgordel slechts voor
1 persoon per zitplaats.





Als de veiligheidsgordel van de
bestuurder is los
gemaakt, kan bij
auto's met het Stop & Start-systeem de
START-stand van de motor niet worden
geactiveerd. De motor kan dan uitsluitend
met de contactsleutel worden
gestart.

Page 143 of 184

14
1
7
ONDERHOU
D


Controles


CONTROLES
Luchtfilter en interieurfilter

Een verstopt interieurfilter vermindert de
prestaties van de airconditioning en kan
stankoverlast in het interieur veroorzaken.
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor
informatie over het vervangingsinterval van
de filterelementen.
Als de omgeving (veel stof) en de
gebruiksomstandigheden van de auto
(veel stadsverkeer) daartoe aanleiding
geven, moeten de filters twee keer zo vaak
worden vervangen. Raadpleeg in de
rubriek 7 het gedeelte "Onder de motorkap".


Handgeschakelde versnellingsbak

Laat het niveau controleren volgens het
onderhoudsschema van de constructeur.
Raadpleeg de bladzijden in het
onderhoudsboekje, die betrekking
hebben op de motoruitvoering van uw
auto, voor het laten controleren van
de belangrijkste niveaus en bepaalde
onderdelen volgens het onderhoudsschema
van de constructeur.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke organen
zoals het remsysteem te optimaliseren,
worden door PEUGEOT specifieke
producten geselecteerd en aangeboden.
Vanwege de kans op beschadiging van het
elektrisch systeem is het reinigen van de
motorruimte met een hogedrukreiniger niet
toegestaan.

Handrem

Als de handrem een te grote slag heeft
of als het systeem minder goed werkt,
moet de handrem zelfs tussen twee
onderhoudscontroles worden afgesteld.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.

Aftappen van water in het
brandstoffilter
Als dit lampje gaat branden, moet
het brandstoffilter worden afgetapt.
Om te voorkomen dat het lampje
gaat branden kan het filter ook
op regelmatige basis worden afgetapt,
bijvoorbeeld bij een onderhoudsbeurt.
Draai de aftapplug of de sensor water in
brandstoffilter aan de onderzijde van het filter
los. Ga door met aftappen tot al het water uit
het filter is weggelopen. Draai vervolgens de
aftapplug of de sensor weer vast.
De HDi-motoren zijn technologisch geavanceerde
motoren. Laat werkzaamheden aan deze
motoren altijd uitvoeren door gekwalificeerde
technici van het PEUGEOT-netwerk.


Accu

Laat uw accu voor de winter door het
PEUGEOT-netwerk controleren.


Remblokken

De slijtage van de remblokken is sterk
afhankelijk van de rijstijl, vooral bij
stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan
het noodzakelijk blijken om de remblokken
vaker, tussen twee onderhoudscontroles door,
te laten controleren.
Als het remvloeistofniveau te laag is, kan dit
behalve door lekkage van het remsysteem
ook veroorzaakt worden door slijtage van de
remblokken.


Slijtage remschijven/-trommels

Raadpleeg voor meer informatie over de
controle van uw remschijven/-trommels het
PEUGEOT-netwerk.


Oliefilter

Vervang het oliefilterelement regelmatig,
volgens het onderhoudsschema.
Deze sticker, die hoort bij het
Stop & Start-
systeem, geeft aan dat er een speciale
12V-loodaccu is
gebruikt die alleen
losgekoppeld en
/of vervangen mag worden
door het PE
UGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.

Page 146 of 184

144


Brandstof



Te laag brandstofniveau

Als het brandstofniveau E
(Empty) is bereikt, gaat dit
verklikkerlampje branden.
U kunt afhankelijk van de
rijomstandigheden, de
motoruitvoering en het profiel van de weg
nog ongeveer 50 km met de resterende
hoeveelheid brandstof rijden. Tank bij de
eerstvolgende gelegenheid om een lege
brandstoftank te voorkomen. Het tanken dient met afgezette motor te
geschieden.


- Open de brandstofvulklep.

- Houd de tankdop met één hand vast.

- Steek met de andere hand de sleutel in
het slot en draai deze naar links.

- Trek de tankdop uit de vulopening en
bevestig deze aan de haak aan de
binnenzijde van de vulklep.
Op een label aan de binnenzijde van de
brandstofvulklep staat de voorgeschreven
soort brandstof aangegeven.
Laat het vulpistool bij het aftanken van de
auto nooit meer dan 3 keer automatisch
uitspringen. Indien dit wel gebeurt kunnen er
storingen optreden.
De inhoud van de brandstoftank bedraagt
ca. 90 liter.


- Vergrendel na het tanken de vuldop en
sluit de vulklep.

ONDERBREKING
BRANDSTOFTOEVOER
Bij een zware aanrijding worden de
brandstoftoevoer en de elektrische voeding
van de auto automatisch onderbroken.
BRANDSTOF TANKEN

Er zijn ook brandstoftanks leverbaar
met een inhoud van 60 en 125 liter. Controleer buiten de auto of u
geen brandstof ruikt en of er geen
brandstoflekkage is.
Herstel de brandstoftoevoer als volgt:


- druk eerst op de knop onder het
dashboardkastje.

-
druk vervolgens op de knop in het
accucompartiment onder de vloer bij de
bestuurderszitplaats.


Bij lage temperaturen
In bergachtige en/of koude gebieden wordt
aanbevolen zogenaamde "winter" brandstof
te tanken die speciaal geschikt is voor (zeer)
lage temperaturen.

Tank nooit als de motor door het Stop &
Start-systeem is afgezet; zet in dat geval
altijd het contact af met de sleutel.

Page 149 of 184

14
7
SNEL WEER OP WE
G
8
Deze sticker hoort bij het Stop &
Start-systeem en geeft aan dat er een
speciale 12V-loodaccu is gebruikt die alleen
los
gekoppeld en/of vervangen mag worden
door een dealer van het PEUGEOT- netwerk
of een
gekwalificeerde werkplaats.
Het ne
geren van deze aanwijzing kan
ertoe
leiden dat de accu vroegtijdig aan
vervan
ging toe is.
N
a het monteren van de accu door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats duurt het even
voordat het Stop & Start-s
ysteem weer zal
werken, hoe lan
g dit duurt is afhankelijk
van klimatolo
gische omstandigheden en de
laadtoestand van de accu
(kan tot ongeveer
8 uur duren).
Koppel de accu niet los om deze op te
laden.


Accu

Page 177 of 184

17
5


Cockpit

10
WEGWIJZE
R

COCKPIT


Instrumentenpaneel, displays, tellers 30
Verklikkerlampjes 31-37
Meters 38-39
Lichtschakelaar 47
Automatische verlichting 48 Follow me home-verlichting 48 Parkeerlichten 49

Motorkap openen 137
Zekeringen 157-160
Mode, configuratie van de auto 79-82 Programmeerbare standkachel 62-64 Extra verwarming, airconditioning achter 60-61 Luchtvering 86 Stop & Start-systeem 43-45 Koplampverstelling 49 Dimmer dashboardverlichting 39 Tijd instellen 81



Ruitenwissers voor/achter 50
Ruiten-/koplampsproeiers 50
Boordcomputer - MODE 79-82


Starten, contactslot 41
Hill Holder 42


Snelheidsregelaar 51-53
Vaste snelheidsbegrenzer 118
Stuurwiel in diepte verstellen 40 Claxon 115 Cockpit 8


Ruitbediening, spiegels 77-78
Ve rgrendeling laadruimte 29

Page:   < prev 1-10 11-20