airbag PEUGEOT BOXER 2021 Instructieboekje (in Dutch)
Page 4 of 212
2
Inhoudsopgave
■
Overzicht
■
Eco-rijden
1InstrumentenpaneelInstrumentenpaneel 8
Waarschuwings- en verklikkerlampjes 9
Meters 13
Configuratie van het voertuig (MODE) 15
Audio- en multimediasysteem op het touchscreen 21
Datum en tijd instellen 22
Boordcomputer 22
Boordcomputer 22
2Toegang tot de autoLegenda 24
Afstandsbediening 24
Voorportieren 27
Schuifdeur 27
Achterdeuren 28
Alarm 29
Elektrische ruitbediening 30
3Ergonomie en comfortVoorstoelen 31
Voorbank 32
Achterbank 33
Achterbank 33
Het stuurwiel verstellen 34
Spiegels 35
Verwarming en ventilatie 36
Verwarming / handbediende airconditioning 36
Automatische airconditioning 37
Verwarming (elektrisch) 38
Extra verwarmingssystemen 40
Verwarming/airconditioning achter 40
Extra programmeerbare verwarming 41
Ontwasemen - ontdooien voorruit en zijruiten 43
Achterruitverwarming 44
Indeling van de cabine 44
Voorzieningen achter 48
Voorzieningen aan de buitenzijde 50
4Verlichting en zichtLichtschakelaar 52
Richtingaanwijzers 52
LED-dagrijverlichting 52
Grootlichtassistent 53
Hoogteverstelling van de koplampen 54
Ruitenwisserschakelaar 55
Ruitenwisserbladen vervangen 56
5VeiligheidAlgemene aanbevelingen met betrekking tot de
veiligheid 57
Alarmknipperlichten 57
Claxon 58
Geluidssignaal voor voetgangers (elektrisch) 58
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) 58
Veiligheidsgordels 61
Airbags 63
Kinderzitjes 65
De airbag vóór aan passagierszijde uitschakelen 67
Zitplaatsen met ISOFIX-bevestigingen 68
Kinderslot 70
6RijdenRijadviezen 71
Starten - afzetten van de motor 74
Stand-bysysteem accu 75
Parkeerrem 76
Versnellingsbak 76
Selectiehendel (elektrisch) 77
Schakelindicator 78
Stop & Start 78
Hill Start Assist 80
Bandenspanningscontrolesysteem 80
Pneumatische ophanging 82
Rij- en parkeerhulpsystemen - Algemene adviezen 83
Verkeersbordherkenning 84
Snelheidsbegrenzer 86
Snelheidsregelaar - Specifieke adviezen 87
Snelheidsregelaar 88
Lane Departure Warning System 89
Dodehoekbewaking met detectie aanhanger 92
Active Safety Brake met Collision Risk Alert en
Intelligente noodremassistentie
93
Parkeerhulp achter 96
Achteruitrijcamera 97
7Praktische informatieBrandstof 99
Compatibiliteit van brandstoffen 100
Laadsysteem (elektrisch) 100
De tractiebatterij laden (elektrisch) 104
Sneeuwkettingen 106
Trekken van een aanhanger 107
Trekhaak met afneembare kogel 107
Op het dak gemonteerd draagsysteem 11 0
Onder de motorkap 11 0
Dieselmotoren 111
Page 6 of 212
4
Overzicht
Presentatie
Deze afbeeldingen en beschrijvingen dienen slechts
als voorbeeld. De aanwezigheid en locatie van
bepaalde elementen kunnen variëren, afhankelijk
van de uitvoering of het uitrustingsniveau.
Cockpit
1. Instrumentenpaneel met display
2. Lichtschakelaar en richtingaanwijzerhendel
3. Schakelaar voor de ruitenwissers /
ruitensproeiers
Boordcomputer (diesel) 4.
Voertuigconfiguratie / hoogte van de koplampen
/ mistlampen voor/achter
5. Radiobediening aan de stuurkolom
6. Bestuurdersairbag / claxon
7. Contact
8. Extra programmeerbare verwarming (Diesel)
Verwarming (elektrisch)
9. Zekeringkast
10. Schakelaars snelheidsregelaar /
snelheidsbegrenzer (diesel)
11 . Pneumatische ophanging / leeslampjes / extra
ventilatie achterin (diesel)
Middenconsole
1. Audiosysteem / navigatiesysteem
2. Verwarming / airconditioning
3. Opbergruimte / verwijderbare asbak
4. 12 V-aansluiting (max. 180
W)
5. USB-aansluiting / sigarettenaansteker
6. Dynamische stabiliteitscontrole (DSC/ASR)
Intelligente tractieregeling (diesel)
7. Hill Assist Descent Control
8. Lane Departure Warning System
9. Alarmknipperlichten
10. Centrale vergrendeling
11 . Ontdooien / ontwasemen
12. Selectiehendel (Diesel)
Selectiehendel (elektrisch)
Page 12 of 212
10
Instrumentenpaneel
Na een tweede waarschuwing wordt het
motorvermogen beperkt.
Tijdelijk of permanent branden, bij draaiende motor.
Te laag oliepeil of grote storing.
Zie (1) en controleer het peil handmatig.
Vul waar nodig bij.
Zie (2) als het peil in orde is.
Laadstroom accuPermanent. Een storing in het laadcircuit of de accu.
Controleer de accupolen.
Permanent of knipperend, ondanks de controles.
Storing in het ontstekings- of injectiesysteem.
Zie (2).
Portier, achterklep of motorkap geopendPermanent. Een van de te openen carrosseriedelen is
niet goed gesloten.
Controleer of de portieren, de achterdeuren, de
schuifdeuren en de motorkap goed zijn gesloten.
StuurbekrachtigingBrandt permanent, in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het
display.
Er is een storing in de stuurbekrachtiging.
Rijd voorzichtig met matige snelheid en zie (3).
AirbagsPermanent of knipperend. Een van de airbags of pyrotechnische
gordelspanners is defect. Zie (3).
Veiligheidsgordel niet vastgemaaktBrandt permanent en knippert vervolgens.
De bestuurder zijn veiligheidsgordel niet
heeft vastgemaakt.
Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
In combinatie met een geluidssignaal, blijft vervolgens branden.
Tijdens het rijden dat de veiligheidsgordel van de
bestuurder niet is vastgemaakt.
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door
even aan de riem te trekken.
Pneumatische ophangingPermanent. Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
ParkeerremPermanent. De parkeerrem is aangetrokken of niet goed
vrijgezet.
Zet de parkeerrem vrij zodat het lampje uitgaat; trap
het rempedaal in.
RemmenPermanent. Het remvloeistofniveau is te laag.
Voer (1) uit en vul het reservoir bij met door de
fabrikant aanbevolen remvloeistof.
Zie (2) als het probleem niet verdwijnt.
Permanent. Een storing in het systeem van de
elektronische remdrukregelaar (EBD). Voer (1) en dan (2) uit.
Oranje waarschuwingslampjes
Service
Brandt tijdelijk.
Er zijn één of meer kleine storingen
gedetecteerd waarbij geen specifiek
waarschuwingslampje gaat branden.
Zie (2).
Brandt permanent, in combinatie met de weergave van een melding.
Er zijn één of meerdere grote storingen gedetecteerd
waarbij geen specifiek waarschuwingslampje gaat
branden.
Identificeer de oorzaak van de storing met behulp
van de melding op het instrumentenpaneel en zie
(3).
Antiblokkeersysteem (ABS)Brandt permanent. EStoring in het antiblokkeersysteem.
De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig en met lage snelheid en voer (3) uit.
Collision Risk Alert/Active Safety Brake
Brandt permanent, in combinatie met de weergave van een melding.
Het systeem is uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Knippert. Het systeem activeert en remt de auto kort af
om de snelheid te verlagen.
Raadpleeg de rubriek Rijden voor meer informatie.
Page 13 of 212
11
Instrumentenpaneel
1Permanent, in combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
Collision Risk Alert / Active Safety BrakeBrandt permanent. Er is een storing in het systeem.
Als deze waarschuwingslampjes gaan branden
nadat de motor is uitgeschakeld en opnieuw is
gestart, zie (3).
RemblokkenPermanent. De remblokken voor zijn versleten.
Zie (3) om de remblokken te vervangen.
ESP/ASRKnippert. Het systeem is in werking.
Het systeem verbetert de tractie en zorgt ervoor dat
het voertuig beter bestuurbaar blijft.
Brandt permanent, in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het
display.
Storing in het DSC-/ASR-systeem of de Hill Start
Assist.
Zie (2).
Permanent. Er is een storing in de Intelligent Traction
Control.
Zie (2).
Airbag vóór aan passagierszijde (OFF)Brandt permanent. De airbag vóór aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
Er kan een kinderzitje met de rug in de rijrichting
worden geplaatst, tenzij er een probleem met de
airbags is (waarschuwingslampje airbags aan).
Roetfilter (diesel)Permanent. Het roetfilter wordt automatisch
geregenereerd.
Laat de motor draaien totdat het
waarschuwingslampje uit gaat, zodat de regeneratie
kan worden voltooid.
Zelfdiagnose motorPermanent. Er is een storing in de motor of het EOBD-
emissieregelsysteem waargenomen.
EOBD (European On Board Diagnosis) is een
Europees diagnosesysteem dat de emissieregeling
bewaakt en ervoor zorgt dat het voertuig voldoet aan
de normen voor de uitstoot van:
–
CO (koolmonoxide),
–
HC (koolwaterstoffen),
–
NOx (stikstofoxide); gedetecteerd door de
lambdasondes achter de katalysatoren en
–
fijnstof.
V
oer snel (3) uit.
BandenspanningscontrolesysteemPermanent. Een band met een te lage bandenspanning
of een lekke band. Zie (1).
Verwissel het wiel of repareer de band.
Permanent.
Een van de sensoren is defect.
Zie (3).
Lane Departure Warning SystemKnippert in combinatie met een geluidssignaal.
Het systeem heeft waargenomen dat het voertuig
onbedoeld links of rechts over de streep is gedaan.
Stuur de andere kant op om het voertuig weer op de
juiste baan te brengen.
Brandt permanent in combinatie met een geluidssignaal.
Het Lane Departure Warning System is defect.
Reinig de voorruit.
Zie (3) als het probleem niet verdwijnt.
Elektronische startblokkeringPermanent. De ingestoken contactsleutel wordt niet
herkend.
De motor kan niet starten.
Gebruik een andere sleutel en zie (3) om de defecte
sleutel na te laten kijken.
Brandt ongeveer 10 seconden als het contact wordt aangezet.
Het alarm is geactiveerd.
Zie (3) om de sloten te laten controleren.
Water in dieselbrandstoffilter(Diesel)Permanent. Het brandstoffilter bevat water.
Page 21 of 212
19
Instrumentenpaneel
1
Menu…
Druk op...Submenu... Druk op...Select... Bevestigen
en
afsluitenHiermee kunt u ...
12 Service (service)
Service
(km/mijl tot
onderhoudsbeurt) Het resterende aantal
kilometer / mijl tot de volgende
onderhoudsbeurt weergeven.
Olie verversen
(km/mijlen tot olie
verversen) Het resterende aantal mijl /
kilometer tot de volgende keer
olie verversen weergegeven.
13 Daytime running
lamps (dagrijverlichting)
AAN De dagrijverlichting in-/
uitschakelen.
OFF
14 Automatic main
beam headlamps
(automatisch groot licht)
AAN De grootlichtassistent in-/
uitschakelen.
OFF
15 Passenger airbag
(P BAG) (airbag aan
passagierszijde (P
BAG))
AAN Ja De airbag aan passagierszijde
in-/uitschakelen.
Nee
OFF Ja
De airbag aan passagierszijde
uitschakelen.
Nee
Page 23 of 212
21
Instrumentenpaneel
1Audio- en telematicasysteem op het
touchscreen
Met het bedieningspaneel voor het audiosysteem
op het midden van het dashboard kunnen menu's
worden geopend om bepaalde uitrusting aan te
passen.
De bijbehorende informatie wordt op het display op
het touchscreen weergegeven.
De informatie is beschikbaar in 9 talen: Duits,
Engels, Spaans, Frans, Italiaans, Nederlands, Pools,
Portugees en Turks.
Vanwege de veiligheid kunnen sommige menu's
alleen worden geopend als het contact is
uitgeschakeld.
Biedt toegang tot het menu "Settings"
(Instellingen).
Hiermee kunt u omhoog in een menu bladeren of een waarde verhogen.
Hiermee kunt u omlaag in een menu bladeren of een waarde verlagen.
Menu "Instellingen"
1. "Weergave"
2. "Gesproken commando's"
3. "Tijd en datum"
4. "Veiligheid/Assistentie"
5. "Verlichting"
6. "Portieren & vergrendeling"
7. "Audio"
8. "Telefoon/Bluetooth"
9. "Radio-instelling"
10. "Herstel instellingen" om de fabrieksinstellingen
te herstellen.
11 . "Delete pers. data" (persoonsgegevens
wissen) om al uw persoonlijke gegevens met
betrekking tot de Bluetooth-apparatuur uit het
audiosysteem te wissen.
Zie de betreffende hoofdstukken voor meer
informatie over de audio, telefoon, radio en
navigatie.
De instellingen in de submenu's 4 , 5 en 6
zijn afhankelijk van de uitrusting in het
voertuig.
In het submenu "Display" (Display) kunt u het
volgende doen: –
"Languages" (T
alen) selecteren en een van de
hierboven genoemde talen kiezen,
–
"Unit of Measurement" (Maateenheid) selecteren
en het verbruik (mijl/gallon, l/100 km), afstanden
(mijl, km) en temperatuur (°F, °C) instellen,
–
"T
rip B display" (Weergave traject B) selecteren
om traject B van de boordcomputer in of uit te
schakelen (aan, uit).
In het submenu "Safety/Assistance" (Veiligheid/
Assistentie) kunt u het volgende doen:
–
"Parkview Camera" (Parkview-camera) en
daarna de "Reversing camera" (Achteruitrijcamera)
selecteren om deze in of uit te schakelen (On, Off),
–
"Parkview camera" (Parkview-camera), daarna
"Vertraging camera" (Camera delay) selecteren om
het display 10 seconden vast te houden of tot 18
km/u in of uit te schakelen) (aan, uit),
–
"T
raffic Sign" (Verkeersbord) selecteren om deze
in of uit te schakelen (aan, uit),
–
"Passenger airbag" (Passagiersairbag) selecteren
om deze in of uit te schakelen (aan, uit).
In het submenu "Lights" (Verlichting) kunt u het
volgende doen:
–
"Daytime running lamps" (Dagrijverlichting)
selecteren om deze in of uit te schakelen (aan, uit),
–
"Auto. main beam headlamps" (Automatisch groot
licht) om deze functie in of uit te schakelen (aan, uit),
– "Headlamp sensor" (Koplampsensor) selecteren
om de gevoeligheid aan te passen (1, 2, 3).
In het submenu "Doors & locking" (Portieren &
vergrendeling) kunt u het volgende doen:
–
"Autoclose" (Automatische sluiten) selecteren om
deze functie in of uit te schakelen (aan, uit).
Page 47 of 212
45
Ergonomie en comfort
3
U kunt de set verwijderen door de knop een kwart
slag te draaien om te ontgrendelen; trek de set naar
u toe.
Wanneer deze terug plaatst, vergeet dan niet om de
knop een kwart slag in de tegengestelde richting te
draaien om de set in de behuizing te vergrendelen.
Opklapbaar schrijftafeltje
► Trek aan of druk op de bovenkant van het tafeltje
om het in of uit te klappen.
De klem wordt gebruikt om bijvoorbeeld documenten
of bonnen vast te zetten.
Klap het tafeltje op voordat u een cd plaatst of verwijdert.
Als uw voertuig een voorbank met twee
zitplaatsen en een passagiersairbag voorin heeft,
kan het tafeltje niet omhoog worden gezet.
Multifunctionele steun
Hierin kan een draagbaar apparaat worden
geplaatst, zoals een telefoon in verticale positie of
een tablet in horizontale positie.
► Haal de klep van de steun om deze uit te
klappen.
►
Kantel de zijhendel om de bovenste en onderste
klemmen los te halen.
►
Open de klemmen om het apparaat te plaatsen.
►
T
il de zijhendel omhoog om de klemmen vast te
zetten.
Verwijder het mobiele apparaat door dezelfde handelingen in omgekeerde
volgorde uit te voeren voordat u de steun opklapt.
Druk op de klep van de steun om deze op te
klappen.
Page 63 of 212
61
Veiligheid
5
► Wanneer de rijsnelheid lager is dan 19 km/u,
druk op deze toets om het systeem in te schakelen;
het controlelampje in de toets gaat branden.
Zodra de afdaling begint, kunt u het gaspedaal en
het rempedaal loslaten, het controlelampje in de
toets knippert.
De remlichten brandt automatisch als de functie is
ingeschakeld.
Als de snelheid hoger wordt dan 19 km/u, wordt het
systeem automatisch uitgeschakeld, maar blijft het
controlelampje in de toets branden.
Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld
zodra de rijsnelheid weer lager is dan 19 km/u.
U kunt op elk gewenst moment het gaspedaal of het rempedaal weer intrappen.
Het systeem werkt alleen bij hellingen van meer dan 8%.
Gebruik het systeem niet met de versnellingsbak
of transmissie in de neutraalstand.
Schakel een versnelling in die bij de snelheid
past om te voorkomen dat de motor afslaat.
► Als u het systeem handmatig wilt uitschakelen,
druk op de toets; het controlelampje gaat uit.
De functie is mogelijk niet beschikbaar als de remmen oververhit zijn geraakt. Wacht
enkele minuten zodat ze kunnen afkoelen en
probeer het dan nog een keer.
Storing
Bij een storing in de Hill Assist Descent Control gaat dit waarschuwingslampje
branden.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Veiligheidsgordels
Oprolautomaat
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die de lengte van de riem
automatisch aanpast aan de lichaamsbouw van de
gebruiker. De veiligheidsgordel wordt automatisch
opgerold als hij niet wordt gebruikt.
De oprolautomaten zijn voorzien van een
automatische blokkeerinrichting die in werking treedt
bij een aanrijding, een noodstop of het over de kop
slaan van de auto. U kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te trekken
en deze weer los te laten, zodat de riem weer een
stukje wordt opgerold.
Pyrotechnische gordelspanner
Dit systeem verbetert de veiligheid bij een frontale
aanrijding of een aanrijding van opzij.
Bij een krachtige aanrijding zorgen de
pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de
inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief zodra
het contact wordt ingeschakeld.
Spankrachtbegrenzer
Dit systeem beperkt de kracht waarmee de
gordel tegen het lichaam van de inzittenden wordt
getrokken en verhoogt daarmee de veiligheid.
In het geval van een aanrijding De gordelspanners kunnen, afhankelijk van
de aard en de kracht van de aanrijding, vóór en
onafhankelijk van de airbags afgaan. Wanneer de
gordelspanners worden geactiveerd, kan er wat
onschadelijke rook en een knal uit komen, als
gevolg van de activering van de pyrotechnische
lading in het systeem.
In alle gevallen gaat het controlelampje van de
airbag branden.
Laat het gordelsysteem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Veiligheidsgordels vóór
De bestuurdersstoel is voorzien van een
veiligheidsgordel met een pyrotechnische
gordelspanner en een gordelkrachtbegrenzer.
Bij de uitvoeringen met een frontairbag aan
passagierszijde is de veiligheidsgordel van de
zitplaats van de passagier ook voorzien van
Page 65 of 212
63
Veiligheid
5waarschuwingslampje branden totdat de
veiligheidsgordel weer is vastgemaakt.
Vastmaken
► Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
►
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt
door even aan de riem te trekken.
Ontgrendelen
► Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
► Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt.
Advies
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt.
Maak altijd de veiligheidsgordel vast, ongeacht
de reistijd en de plaats waar u in het voertuig zit.
Wissel de gordelsluitingen van de
veiligheidsgordels onderling niet om; de gordels
zijn dan niet voldoende effectief.
Voor een juiste werking van de gordelsluiting
moet u voor het vastmaken van de gordel
controleren of er geen vreemde voorwerpen
aanwezig zijn in de sluiting.
Controleer zowel voor als na het gebruik van de
gordel of deze goed is opgerold.
Controleer na het neerklappen of verstellen van
een stoel of de achterbank of de gordel zich op
de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
Omdoen De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle gedeelte
van de schouder worden geplaatst.
Aan de voorkant moet de stoelhoogte mogelijk
worden aangepast om de positie van de
veiligheidsgordel af te stellen.
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
–
dient deze strak om het lichaam te worden
gedragen.
–
moet deze in een vloeiende beweging naar
voren worden getrokken, zonder dat de gordel
gedraaid raakt.
–
mag deze door niet meer dan één persoon
worden gedragen.
–
mag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen.
–
mag er niets aan de gordel worden gewijzigd
om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt.
Aanbevelingen voor kinderen Maak voor kinderen tot 12 jaar en/of
passagiers kleiner dan 1,5 meter gebruik van een
geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één
kind gedragen worden.
Laat een kind tijdens het rijden nooit op schoot
zitten.
Zie het betreffende deel voor meer informatie
over kinderzitjes.
Onderhoud
Vanwege de wettelijke
veiligheidsvoorschriften moeten alle
werkzaamheden aan de veiligheidsgordels
worden uitgevoerd door een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats, om te
garanderen dat de werkzaamheden volgens de
voorschriften worden uitgevoerd.
Laat de veiligheidsgordels van uw voertuig
regelmatig controleren door een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats, vooral
als de gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of
een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij
PEUGEOT-dealers.
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen voor een
betere veiligheid van de inzittenden bij een
ernstige aanrijding. Ze vormen een aanvulling
op de werking van de veiligheidsgordels met
gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren een
plotselinge vertraging van de auto:
Page 66 of 212
64
Veiligheid
– bij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af en verbeteren ze de bescherming van
de inzittenden van de auto. Direct na de aanrijding
ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het zicht
niet wordt belemmerd en de inzittenden de auto
eventueel kunnen verlaten.
–
bij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen
waarbij de auto over de kop slaat, treden de airbags
niet in werking. De veiligheidsgordels helpen u in
deze situaties voldoende te beschermen.
De airbags werken alleen als de motor draait.
De airbags werken slechts één keer. Als er een
tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens hetzelfde
of een volgend ongeval), worden de airbags niet
meer opgeblazen.
Het afgaan van de airbag(s) gaat gepaard met een lichte rookontwikkeling en een knal;
dit wordt veroorzaakt door de activering van de
pyrotechnische lading van het systeem.
Deze rook is niet schadelijk, maar kan irriterend
zijn voor personen die hier gevoelig voor zijn.
De knal die bij het afgaan wordt geproduceerd,
kan het gehoor gedurende een korte periode
enigszins verminderen.
Airbags vóór
De airbags vóór beschermen de bestuurder en
voorpassagier bij een ernstige frontale aanrijding,
om de kans op hoofd- en borstletsel te verkleinen.
De bestuurdersairbag is ingebouwd in het stuurwiel
en de passagiersairbag in het dashboard boven het
dashboardkastje.
Zij-airbags en window-airbags
De zij-airbags (volgens uitvoering) zijn aan de
zijde van de portieren in de rugleuningen van de
voorstoelen aangebracht.
De window-airbags zijn aangebracht in de stijlen en
in de hemelbekleding bij de voorste zitplaatsen van
de cabine.
De window-airbag wordt opgeblazen tussen de
voorpassagier en de zijruit.
De zij- en window-airbags worden opgeblazen aan
de zijde waar de aanrijding plaatsvindt.
Storing
Als dit verklikkerlampje gaat branden, laat het systeem dan controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Adviezen
Houd u aan de onderstaande veiligheidsvoorschriften voor een
maximale effectiviteit van de airbags.
Ga normaal en rechtop zitten.
Doe de veiligheidsgordel om en zorg dat deze
correct is geplaatst en afgesteld.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag
en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten,
enz.) en bevestig niets in de buurt van de airbags
of in het gebied waar de airbags afgaan. Dit
kan de inzittende bij het afgaan van de airbag
verwonden.
Wijzig niets aan het oorspronkelijke ontwerp van
uw auto, vooral niet in de directe omgeving van
de airbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de
airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen
uitsluitend door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats worden uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften worden
nageleefd, blijft de kans bestaan op letsel of
lichte brandwonden aan het hoofd, de borst of de
armen als de airbag wordt geactiveerd. De airbag
wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen
enkele milliseconden) en loopt vervolgens
even snel leeg, waarbij de hete gassen via de
daarvoor bestemde openingen naar buiten
stromen.
Airbags vóór Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast
en laat uw handen niet op het stuurwielkussen
rusten.
De voorpassagier mag zijn of haar voeten niet op
het dashboard laten rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag wordt
opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een
pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken.