PEUGEOT EXPERT 2018 Instructieboekje (in Dutch)

Page 131 of 416

129
Automatische werking
De plafonnier vóór gaat automatisch branden
als de sleutel uit het contact wordt gehaald.
Bij het ontgrendelen van de auto, zodra een
portier wordt geopend of als de auto wordt
gelokaliseerd met de afstandsbediening, gaan
alle plafonniers branden.
De plafonniers gaan geleidelijk uit nadat
het contact is aangezet en nadat de auto is
vergrendeld.Voorstoelen: de plafonniers
gaan branden zodra een van de
portieren of deuren (schuifdeur
en afhankelijk van de uitvoering
de linker achterdeur of de
achterklep) wordt geopend.
Blijft branden, bij aangezet contact.
2e en 3e zitrij: de plafonnier
gaat branden zodra een van de
deuren achter (schuifdeur en
afhankelijk van de uitvoering
de linker achterdeur of de
achterklep) wordt geopend.
Permanent uit.
Leeslampjes (volgens
uit voering)
Let op dat u niet tegen de plafonniers
stoot. Deze kunnen worden in- en
uitgeschakeld met behulp van een
schakelaar.
Bedien bij aangezet contact de
desbetreffende schakelaar.
3
Ergonomie en comfort

Page 132 of 416

130
Lichtschakelaar
Hoofdverlichting
Selecteren van de stand van de
hoofdverlichting
Automatisch inschakelen
koplampen.
Alleen parkeerlichten.
Dimlicht of grootlicht.
Overschakelen van dimlicht naar
grootlicht en andersom
Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer
alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt
u een lichtsignaal geven door de hendel naar u
toe te trekken.Het branden van het desbetreffende
verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat de
geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
Zonder automatische verlichting
Met automatische verlichting
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
Draai aan de ring om het symbool van de
gewenste stand tegenover het merkteken te
zetten.
Lichten uit (afgezet contact) /
Dagrijverlichting (draaiende motor).
Trek de hendel naar u toe om over te schakelen
van dim- naar grootlicht en terug.
Verlichting en zicht

Page 133 of 416

131
Mistverlichting
Alleen met mistachterlichtMet mistlampen vóór en
mistachterlichten
Het mistachterlicht werkt als minimaal de
parkeerlichten zijn ingeschakeld.
F

D
raai de ring naar voren om het
mistachterlicht in te schakelen.
Wanneer de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (uitvoering met automatische
verlichting), blijven het mistachterlicht en het
dimlicht branden.
F

D
raai de ring naar achteren om het
mistachterlicht uit te schakelen. De mistlampen vóór werken als
de dimlichten zijn ingeschakeld
(handmatig of in de stand AUTO).
Verdraai de ring:
F
e

enmaal naar voren om de mistlampen vóór in
te schakelen,
F
e

en tweede maal naar voren om de
mistachterlichten in te schakelen.
F
e

enmaal naar achteren om de
mistachterlichten uit te schakelen,
F
n

ogmaals naar achteren om de mistlampen
vóór uit te schakelen.
Als de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld
(uitvoeringen met automatische verlichting) of als
het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld, blijven
de mistverlichting en het parkeerlicht branden.
F
D

raai de ring naar achteren om de
mistverlichting uit te schakelen. De
parkeerlichten worden dan ook uitgeschakeld. Als de verlichting ingeschakeld blijft
Als het contact is afgezet, de verlichting
handmatig is ingeschakeld en een van de
voorportieren wordt geopend, klinkt een
geluidssignaal om aan te geven dat de
verlichting nog brandt.
Het geluidssignaal stopt zodra de
verlichting wordt uitgeschakeld.
Als het contact wordt afgezet, wordt
de verlichting gedoofd, maar kunt u de
verlichting altijd weer inschakelen met de
lichtschakelaar.
Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een
land waarin het verkeer aan de andere
kant van de weg rijdt, moet de afstelling
van de koplampen worden gewijzigd om te
voorkomen dat tegemoetkomend verkeer
wordt verblind.
Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
4
Verlichting en zicht

Page 134 of 416

132
Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het gebruik
van de mistlampen vóór en de
mistachterlichten niet toegestaan. Ze zijn
onder deze omstandigheden namelijk
verblindend voor medeweggebruikers.
Gebruik de mistlampen vóór en de
mistachterlichten uitsluitend bij mist of
sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden dient u
de mistlampen en het dimlicht handmatig
in te schakelen, omdat de zonlichtsensor
voldoende licht kan waarnemen.
Zet de mistlampen uit zodra ze niet meer
nodig zijn.Richtingaanwijzers
F Links: duw de hendel omlaag, voorbij het zware punt.
F

R
echts: duw de hendel omhoog, voorbij het
zware punt.
Drie keer knipperen
F Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de
weerstand te drukken. De desbetreffende
richtingaanwijzers zullen drie keer
knipperen.
Dagrijverlichting (LED's)
vóór
Bij het starten van de motor wordt deze
verlichting (indien aanwezig) automatisch
ingeschakeld als de lichtschakelaar in de stand
"0 " of " AUTO " staat.
Automatisch inschakelen
van de verlichting
Met behulp van een zonlichtsensor
schakelen bij onvoldoende omgevingslicht de
kentekenplaatverlichting, de parkeerlichten en
het dimlicht automatisch in. Bij neerslag kan
de verlichting gelijktijdig met het automatisch
inschakelen van de ruitenwissers vóór worden
ingeschakeld.
De verlichting schakelt automatisch uit als
er voldoende omgevingslicht is of nadat de
ruitenwissers zijn uitgeschakeld.
Verlichting en zicht

Page 135 of 416

133
Inschakelen
F Draai de ring in de stand AUTO. Het inschakelen van de functie wordt bevestigd
door een melding.
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand. Het uitschakelen van de functie wordt bevestigd
door een melding.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor
gaat de verlichting branden en
gaat dit lampje branden op het
instrumentenpaneel in combinatie
met een geluidssignaal en/of een
melding.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats. Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten
onrechte voldoende licht waarnemen. De
verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor, die zich in aan
de bovenzijde van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af. De aan de
sensor gekoppelde functies worden dan
niet meer bediend.
Handbediende follow me
home-verlichting
Deze functie zorgt er voor dat na het afzetten
van het contact de dimlichten nog even blijven
branden om het uitstappen in het donker te
vergemakkelijken.
Inschakelen
Uitschakelen
De handbediende follow me home-verlichting
wordt na een bepaalde periode automatisch
uitgeschakeld.
Automatische follow me
home-verlichting
F Geef bij afgezet contact een "lichtsignaal"
met de lichtschakelaar.
F

G
eef nogmaals een "lichtsignaal" om de
functie uit te schakelen.
Als de functie voor het automatisch
inschakelen van de verlichting is geactiveerd,
schakelt onder donkere omstandigheden het
dimlicht automatisch in wanneer u het contact
uitschakelt.
4
Verlichting en zicht

Page 136 of 416

134
Instellingen
Het in- of uitschakelen van de functie en de
tijdsduur van het branden van de follow me
home-verlichting kunnen worden ingesteld.
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het
menu "Persoonlijke instelling –
configuratie " de functie "Follow-
me-home verlichting ".
Op het touchscreen
Activeer of deactiveer in het menu
"Rijden/Auto " de functie "Follow
me home-verlichting ".
Instapverlichting
buitenzijde
De instapverlichting is bedoeld om op
donkere plaatsen het lokaliseren van de auto
en het instappen te vergemakkelijken. De
instapverlichting is actief als de lichtschakelaar
in de stand "AUTO" staat en de lichtsensor
weinig omgevingslicht detecteert.
Inschakelen
Druk op het geopende hangslot
van de afstandsbediening of op
de portiergreep van een van de
voorportieren met het "Keyless entry
and start"-systeem
Het dimlicht en het parkeerlicht gaan branden
en uw auto wordt gelijktijdig ontgrendeld.
Uitschakelen
De instapverlichting aan de buitenzijde gaat
na een bepaalde tijd automatisch uit of gaat
uit na het aanzetten van het contact of het
vergrendelen van de auto.
Instellingen
Het in- en uitschakelen van de functie
instapverlichting en de duur van het branden
van de instapverlichting kunnen worden
ingesteld.
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het
menu " Persoonlijke instelling
– configuratie " de functie
" Instapverlichting ".
Op het touchscreen
Activeer of deactiveer in het
menu "Rijden/Auto" de functie
" Instapverlichting ".
Statische bochtverlichting
Tijdens het rijden met dim- of grootlicht
wordt de mistlamp vóór ingeschakeld om de
binnenkant van de bocht extra te verlichten bij
snelheden tot 40
km/h (handig in de stad, op
bochtige wegen, kruispunten, parkeergarages
e n z .) .
Verlichting en zicht

Page 137 of 416

135
Zonder statische bochtverlichting
Activering
-bij het inschakelen van een richtingaanwijzer,
of
- als het stuur wiel ver genoeg wordt verdraaid.
Geen activering
De verlichting werkt in de volgende gevallen
niet:
-

b
ij een geringe stuuruitslag,
-

b
ij snelheden boven 40 km/h,
-

a
ls de achteruit is ingeschakeld.
Instellen
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
Dit systeem is standaard geactiveerd.
Het systeem wordt geactiveerd:
Met audiosysteem
Activeer of deactiveer in het menu
" Persoonlijke instelling –
configuratie " de functie
" Rijverlichting ".
Op het touchscreen
Activeer of deactiveer in het
menu "Rijden/Auto " de functie
" Rijverlichting ".
Grootlichtassistent
Dit systeem schakelt automatisch tussen
dim- en grootlicht, afhankelijk van het
omgevingslicht en de rijcondities met behulp
van een camera aan de bovenzijde van de
voorruit.
De grootlichtassistent is een hulpsysteem
bij het rijden.
Het blijft de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de verlichting van zijn auto
aan te passen aan de lichtsterkte van de
omgeving, het zicht en het verkeer.
Het systeem wordt geactiveerd vanaf
25


km/h.
Als de snelheid lager dan 15
km/h wordt,
werkt de functie niet meer.
Met statische bochtverlichting
4
Verlichting en zicht

Page 138 of 416

136
Inschakelen / uitschakelen
Met / zonder audiosysteem
Inschakelen van het systeem:Druk op deze knop, het
verklikkerlampje ervan gaat
branden; het systeem is
ingeschakeld.
Uitschakelen van het systeem: Druk op deze knop, het
verklikkerlampje ervan dooft; het
systeem is uitgeschakeld.
Op het touchscreen
Activeer of deactiveer in het
menu "Rijden/Auto " de functie
" Grootlichtassistent ".
F

Z

et ver volgens de ring van de
lichtschakelaar in de stand "AUTO" of
"dimlicht/grootlicht".
Werking onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment
zelf de verlichting omschakelen.
Geef een lichtsignaal
om de werking
van de functie te
onderbreken; het
verlichtingssysteem
wordt overgeschakeld
op de stand
"automatische
verlichting":
De bestuurder kan indien nodig op elk
moment zelf de verlichting omschakelen
door de lichtschakelaar naar zich toe te
trekken. Bij het geven van een lichtsignaal wordt
het systeem niet uitgeschakeld.
De systeemstatus blijft na het afzetten van
het contact opgeslagen in het geheugen.
Er kunnen storingen in de werking van het
systeem optreden:
-

a
ls het zicht slecht is (bijvoorbeeld bij
sneeuwval, zware regenval of dichte
mist, ...),
-
a
ls het gedeelte van de voorruit voor
de camera vuil, beslagen of bedekt is
(bijvoorbeeld met een sticker),
-

a
ls de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door spiegelende of
reflecterende panelen (bijvoorbeeld
verkeersborden).
Bij te dichte mist wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld.
Het systeem detecteert geen:
-

w
eggebruikers die geen verlichting
voeren, zoals voetgangers,
-

w
eggebruikers van wie de verlichting
wordt afgeschermd (bijvoorbeeld door
een vangrail op de snelweg),
-

w
eggebruikers die zich aan de top of
de voet van een steile helling, in een
bocht of op een zijweg bevinden.
Verlichting en zicht

Page 139 of 416

137
Hoogteverstelling
koplampen
Verstel de koplampen met
halogeenlampen afhankelijk
van de belading van uw
auto om verblinding van
medeweggebruikers te
voorkomen.
0

Leeg. Stand 0: basisinstelling. Verstel de koplampen met
halogeenlampen afhankelijk
van de belading van uw
auto om verblinding van
medeweggebruikers te
voorkomen.
0 – 1 of 2 personen voorin.
1 – 5

personen.
2 – 6 - 9 personen.
3 –
Bes
tuurder + maximaal toegestane
belading.
Stand 0: basisinstelling.
1

Gedeeltelijke belading.
2

Gemiddelde belading.
3

Maximaal toegestane belading.
Ruitenwisserschakelaar
Instellingen
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto zijn
verschillende instellingen mogelijk:
-
a
utomatische werking van de ruitenwissers
vó ó r,
-

a
utomatisch inschakelen van de
ruitenwisser achter bij het inschakelen van
de achteruitversnelling.
Verwijder onder winterse omstandigheden
sneeuw, ijs of rijp van de voorruit, van
het gebied rondom de ruitenwisserarmen
en de ruitenwisserbladen en van het
voorruitrubber alvorens de ruitenwissers
in te schakelen.
Schakel de ruitenwissers niet in
als de voorruit droog is. Controleer
voordat u bij extreem koud of warm
weer de ruitenwissers inschakelt of de
ruitenwisserbladen niet vastzitten aan de
voorruit.
Handmatige bediening
De bestuurder schakelt de ruitenwissers
handmatig in.
4
Verlichting en zicht

Page 140 of 416

138
Uitvoering met handbediende
ruitenwissers (interval)
Uitvoering met automatische
ruitenwissersRuitenwissers vóór
Beweeg de hendel omhoog of omlaag tot de
gewenste instelling is bereikt.
Wissen op hoge snelheid (hevige
neerslag).
Wissen op normale snelheid (matige
r e g e n).
Intervalstand (wissnelheid
afhankelijk van de rijsnelheid).
Uit.
Eén keer wissen (de hendel omlaag
duwen of kort naar u toe trekken en
vervolgens loslaten).
of Automatisch wissen (omlaag
duwen en vervolgens loslaten).
Eén keer wissen (de hendel even
naar u toe trekken).
Automatische ruitenwissers
vóór
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld wanneer regen wordt
gedetecteerd (sensor achter de binnenspiegel).
De snelheid van de ruitenwissers wordt
automatisch aangepast aan de hoeveelheid
neerslag.
Inschakelen
Druk de hendel kort naar beneden.
De ruitenwissers maken één slag
om het inschakelen te bevestigen.
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat aan en er
verschijnt een melding.
Verlichting en zicht

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 ... 420 next >