PEUGEOT EXPERT 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Page 221 of 324
219
In geval van pech
8â–º Druk op de bovenste clip van het deksel
en kantel het deksel naar achteren om het te
verwijderen.
Dimlicht
â–º Druk op de onderste clip van de stekker en
verwijder de stekker samen met de gloeilamp.
â–º
V
erwijder de gloeilamp en vervang deze.
Wanneer u de stekker en de gloeilamp in de lichteenheid monteert, moet de eenheid
goed in de behuizing worden geplaatst totdat
deze vastgeklikt.
Raak de xenonlampen niet aan (D8S) – kans op elektrocutie!
Als u dit type gloeilamp moet vervangen, neem
dan contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Dagrijverlichting
â–º Druk op de twee clips aan de zijkant van de
stekker en verwijder de stekker samen met de
gloeilamp.
â–º
V
erwijder de gloeilamp en vervang deze.
Parkeerlichten
â–º Druk op de twee clips aan de zijkant van de
stekker en verwijder de stekker samen met de
gloeilamp.
â–º
V
erwijder de gloeilamp en vervang deze.
Grootlicht
â–º Druk op de onderste clip van de stekker en
verwijder de stekker samen met de gloeilamp.
â–º
V
erwijder de gloeilamp en vervang deze.
Richtingaanwijzers
â–º Draai de gloeilamphouder los door deze een
kwartslag linksom te draaien.
â–º
V
erwijder de gloeilamphouder en vervang de
defecte gloeilamp.
Als een van de controlelampjes voor een richtingaanwijzer (links of rechts) sneller
gaat knipperen, is één van de gloeilampen aan
die zijde defect.
De oranje gloeilampen moeten worden vervangen door lampen met dezelfde kleur
en eigenschappen.
Page 222 of 324
220
In geval van pech
Dagrijverlichting /
parkeerlichten
Neem voor vervanging van deze lampen contact op
met een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Een PEUGEOT-dealer kan een vervangingsset voor
de led's leveren.
Mistlampen (H11-55W)
â–º Draai de bouten op deflector A onder de
voorbumper los en verwijder deze.
â–º Druk op de borgklem en maak de stekker los.
â–º Schroef de gloeilamphouder een kwart slag
linksom los en verwijder hem.
â–º
V
ervang de defecte gloeilamp.
U kunt ook contact opnemen met een PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde
werkplaats om deze gloeilampen te vervangen.
Zijrichtingaanwijzer
– Druk de zijrichtingaanwijzer naar achteren en trek
het los.
–
Breng de zijrichtingaanwijzer richting de voorzijde
aan en schuif hem vervolgens naar achteren.
De amberkleurige lampen (richtingaanwijzers en
zijrichtingaanwijzers) moeten worden vervangen
door lampen met dezelfde kleur en eigenschappen.
Achterlichten
1. Remlichten / parkeerlichten (P21/5W-21/5W)
2. Richtingaanwijzers (PY21W-21W oranje)
3. Achteruitrijlichten (P21W-21W)
4. Mistlampen / parkeerlichten (P21/4W-21/4W)
Neem voor auto's met binnenbekleding
contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats om de
werkzaamheden te laten uitvoeren.
â–º
Spoor de defecte gloeilamp op en open de
achterdeuren of de achterklep (afhankelijk van de
uitvoering).
Page 223 of 324
221
In geval van pech
8
â–º Schroef de 2 bevestigingsschroeven aan de
buitenkant los bij deuren aan de zijkant.
â–º
Haal bij de achterklep de kunststof lijst aan
de buitenkant los en kantel deze naar buiten
om hem te verwijderen. Schroef daarna de 2
bevestigingsschroeven los.
â–º Verwijder aan de binnenkant, afhankelijk van de
uitvoering, het ventilatierooster los.
â–º
Houd de lamp vast, druk op de clip aan de
binnenzijde en verwijder de lamp vervolgens
voorzichtig.
â–º
Maak de stekker los.
â–º Druk de 3 borglippen iets naar buiten en
verwijder vervolgens de gloeilamphouder.
â–º
Druk de defecte gloeilamp iets in en draai hem
een kwartslag rechtsom om hem te verwijderen.
â–º
V
ervang de gloeilamp.
Derde remlicht (W5W - 5 W)
â–º Open de linkerachterdeur of de achterklep
(afhankelijk van de uitvoering).
â–º Bij een auto met achterdeuren: verwijder
de kunststof afdekking met behulp van een
schroevendraaier.
â–º
Bij een auto met een achterklep: haal de
omlijsting aan elk uiteinde los door deze van onder
naar boven te draaien. Haal vervolgens de middelste
klemmen los om de omlijsting te verwijderen.
â–º
Steek een schroevendraaier door de opening en
druk de lamp naar buiten.
â–º
Maak de stekker los en verwijder de lamp.
â–º
Draai de lamphouder een kwartslag linksom en
vervang de defecte gloeilamp.
Druk op de lamp totdat deze vastklikt om hem weer
te bevestigen.
Page 224 of 324
222
In geval van pech
Kentekenplaatverlichting (W5W-W)
â–º Steek een dunne schroevendraaier in een van de
inkepingen op de buitenkant van het lampglas.
â–º
Duw de schroevendraaier naar buiten om het
lampglas los te maken.
â–º
V
erwijder het lampglas en vervang de defecte
gloeilamp.
Druk het lampglas vast in de houder.
Plafonniers (voor en achter)
Plafonniers met ledlampen
Neem voor vervanging van deze lampen contact op
met een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Een PEUGEOT-dealer kan een vervangingsset voor
de led's leveren.
Plafonniers met gloeilamp
W5W-5W
â–º Maak het lampglas los door een kleine
schroevendraaier in de openingen aan de
buitenzijde van de plafonnier te steken.
â–º
V
erwijder de gloeilamp en vervang hem.
Monteer het lampglas door het in de behuizing te
plaatsen en controleer of het goed is vastgeklikt.
Platformcabine (achterlichten)
1. Richtingaanwijzers (P21W-21W).
2. Remlichten (P21W-21W).
3. Parkeerlichten (R10W-10W).
4. Achteruitrijlichten (P21W-21W).
5. Mistlampen (P21W-21W).
â–º
Achterhaal welke gloeilamp defect is.
â–º
Draai de 4 bevestigingsschroeven van het
lampglas los en verwijder het.
â–º
Druk de defecte gloeilamp iets in en draai hem
een kwartslag rechtsom om hem te verwijderen.
â–º
V
ervang de gloeilamp.
Page 225 of 324
223
In geval van pech
8Zekeringen
Een zekering vervangen
Laat alle werkzaamheden alleen door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats uitvoeren
Wanneer een zekering door een derde partij
wordt vervangen, kan er een ernstige storing in
de auto ontstaan.
Montage van elektrische accessoires Bij het ontwerp van het elektrische systeem
van uw auto is al rekening gehouden met de
montage van zowel de standaarduitrusting als
eventuele opties.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in de
auto monteert of laat monteren.
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor kosten die voortvloeien uit storingen veroorzaakt
door het repareren van de auto of het oplossen
van storingen die zijn ontstaan door de montage
van accessoires die niet door PEUGEOT zijn
geleverd of aanbevolen, of die niet zijn
gemonteerd in overeenstemming met de
aanbevelingen. Dit geldt met name als het
gezamenlijke stroomverbruik van de extra
uitrusting meer dan 10 milliampère bedraagt.
12V-accu
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor
het starten van de motor met behulp van startkabels
of voor het laden van een lege accu.
Loodstartaccu's
Deze accu's bevatten schadelijke stoffen (zwavelzuur en lood).
Ze moeten conform de regelgeving worden
afgevoerd en mogen nooit samen met
huishoudelijk afval worden weggegooid.
Lever gebruikte accu's in bij een aangewezen
inzamelpunt.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u handelingen aan de accu uitvoert.
Voer handelingen aan de accu uitsluitend uit in
een goed geventileerde ruimte, ver van open
vuur of vonken veroorzakende bronnen, om elk
risico van brand of explosie uit te sluiten.
Was na afloop uw handen.
Elektromotor
Lege 12V-accu De motor kan niet meer worden gestart
en de tractiebatterij kan niet meer worden
opgeladen.
Voorzorgsmaatregelen bij werkzaamheden aan de 12V-accu
Selecteer stand P , zet het contact af, en
controleer of het instrumentenpaneel is
uitgeschakeld en het voertuig niet wordt
opgeladen.
Een ander voertuig met startkabels starten
Gebruik de 12V-accu niet om een ander voertuig
met startkabels te starten of de accu van een
ander voertuig op te laden.
Symbolen
Geen vonken of open vuur, niet roken.
Bescherm altijd uw ogen. Explosieve gassen
kunnen blindheid en letsel veroorzaken.
Houd de accu van de auto buiten het bereik van kinderen.
De accu van de auto bevat zwavelzuur, wat blindheid of ernstige brandwonden kan
veroorzaken.
Zie de handleiding voor meer informatie.
Vlak bij de accu kunnen explosieve gassen
aanwezig zijn.
De accu mag uitsluitend worden vervangen door een exemplaar met dezelfde
eigenschappen.
Page 226 of 324
224
In geval van pech
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.
â–º Open de motorkap met de hendel binnenin de
auto en haal vervolgens de veiligheidshaak aan de
buitenzijde los.
â–º
Bevestig de motorkapsteun.
â–º Verwijder het kunststof kapje voor toegang tot de
pluspool (+) als uw auto hiermee is uitgerust.
De minpool (-) van de accu is niet bereikbaar.
Dit is een afzonderlijk massapunt vlak bij de accu.
Zie de betreffende hoofdstukken voor meer informatie over de motorkap en de motor.
Starten van de motor met een
hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto leeg is, kan de motor
worden gestart met een hulpaccu (externe accu of
de accu van een andere auto) en startkabels of met
een startbooster.
Start de motor nooit als er een acculader is aangesloten.
Gebruik nooit een startbooster van 24
V of hoger.
Controleer eerst of de hulpaccu een nominale
spanning van 12
V en een capaciteit minimaal
gelijk aan die van de lege accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers (zoals
audiosysteem, ruitenwissers en verlichting) van
beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich niet in de
buurt van bewegende delen van de motor (zoals
ventilator en riemen) bevinden.
Maak de plusklem (+) niet los bij draaiende
motor.
â–º Beweeg het kunststof kapje van de pluspool (+)
omhoog, wanneer uw auto hiermee is uitgerust.
â–º
Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+) van de
lege accu (A ) (bij het gebogen metalen gedeelte) en
vervolgens op de pluspool (+) van de hulpaccu (B )
of de startbooster.
â–º Sluit het ene uiteinde van de groene of zwarte
kabel aan op de minpool (-) van de hulpaccu (B ) of
de startbooster (of op een massapunt van de auto
met de hulpaccu).
â–º
Sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte
kabel aan op het massapunt C .
â–º
Start de motor van de auto met de hulpaccu en
laat deze enkele minuten draaien.
â–º
Start de auto met de lege accu en laat de motor
draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het contact af
en wacht even voordat u een nieuwe poging doet.
â–º
W
acht totdat de motor stationair draait.
â–º
Maak de startkabels vervolgens
in omgekeerde
volgorde los.
â–º
Breng het kunststof kapje aan op de pluspool (+),
als uw auto hiermee is uitgerust.
â–º
Laat de motor minimaal 30 minuten draaien,
terwijl de auto stilstaat, om de accu voldoende op
te laden.
Wanneer u meteen gaat rijden zonder dat de auto voldoende is opgeladen, kunnen
sommige functies mogelijk niet goed werken
(zoals Stop & Start).
Voer het loskoppelen uit in de omgekeerde volgorde.
Automatische transmissieProbeer de motor nooit te starten door de
auto aan te duwen.
Page 227 of 324
225
In geval van pech
8Laden met behulp van een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu is het
noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de accu
voldoende is opgeladen.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn om
de accu op te laden:
–
Als de auto vooral voor korte ritten wordt gebruikt.
–
Als de auto meerdere weken niet wordt gebruikt.
Neem contact op met een PEUGEOT
-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als u de accu van uw auto zelf gaat opladen, gebruik dan uitsluitend een lader
die geschikt is voor loodaccu's en die een
nominale spanning van 12
V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde polen.
De accu hoeft niet te worden losgekoppeld.
â–º
Zet het contact af.
â–º
Schakel alle stroomverbruikers uit
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting enz.).
â–º Schakel lader B uit voordat u de kabels op de
accu aansluit om gevaarlijke vonken te voorkomen.
â–º
Controleer of de kabels van de lader in goede
staat zijn.
â–º
Beweeg het kunststof kapje van de pluspool (+)
omhoog, wanneer uw auto hiermee is uitgerust.
â–º
Sluit de kabels van lader
B als volgt aan:
•
de rode pluskabel (+) op de pluspool (+) van
accu A.
•
de zwarte minkabel (-) op massapunt
C van de
auto.
â–º
Zet na afloop van het laden eerst acculader
B uit
voordat u de kabels loskoppelt van accu A .
Als deze sticker is aangebracht, mag er
uitsluitend een 12V-lader worden gebruikt.
Anders kunnen elektrische onderdelen
onherstelbaar beschadigd raken.
24V
12V
Bevroren accuProbeer nooit om een bevroren accu te
laden - Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat deze
dan door een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats controleren op
beschadigingen van de inwendige delen en op
scheuren in de behuizing (kans op lekkage van
giftig en corrosief zuur).
De accu loskoppelen / weer
aansluiten
We raden u aan om de accu los te koppelen als de
auto langere tijd niet wordt gebruikt, zodat de accu
voldoende lading behoudt om de motor te starten.
Voer de volgende handelingen uit voordat u de accu
loskoppelt:
â–º
Sluit alle te openen carrosseriedelen (portieren /
deuren, achterklep, ruiten).
â–º
Schakel alle stroomverbruikende voorzieningen
uit (zoals audiosysteem, ruitenwissers en lampen).
â–º
Zet het contact uit en wacht 4 minuten.
Page 228 of 324
226
In geval van pech
Als u bij de accu bent, hoeft u alleen de klem van de
pluspool (+) los te halen.
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)
â–º Afhankelijk van de uitrusting tilt u het plastic kapje
van de pluspool (+) op.
â–º
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog om de
accupoolklem B te ontgrendelen.
â–º
Beweeg de accupoolklem
B omhoog om hem te
verwijderen.
Weer aansluiten van de plusklem (+)
â–º Trek de hendel (A ) zo ver mogelijk omhoog.
â–º Plaats de geopende accupoolklem ( B) op de
pluspool (+).
â–º
Druk de accupoolklem (
B) volledig omlaag.
â–º
Beweeg de hendel (
A) omlaag om de
accupoolklem (B ) vast te zetten.
â–º
Afhankelijk van de uitrusting duwt u het plastic
kapje terug op de pluspool (+).
Forceer de hendel niet wanneer u erop drukt; als de klem niet goed is geplaatst, kan
deze niet worden vergrendeld. Voer de procedure
nogmaals uit.
Na het opnieuw aansluiten van de accu
Als de accukabels weer zijn aangesloten, moet u het
contact aanzetten en vervolgens 1 minuut wachten
voordat u de motor start, zodat de elektronische
systemen kunnen worden geïnitialiseerd.
Wanneer er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, neem dan contact op
met een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Aan de hand van het betreffende hoofdstuk moet u
bepaalde uitrustingselementen resetten:
–
Afstandsbediening of elektronische sleutel
(afhankelijk van de uitvoering).
–
Elektrische ruitbediening.
–
Datum en tijd.
–
Voorkeuzezenders.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste keer starten van de motor na het aansluiten van
de accukabels, werkt het Stop & Start-systeem
mogelijk niet.
Het systeem werkt dan pas weer als de auto
langere tijd heeft stilgestaan; hoe lang dat is,
is afhankelijk van de buitentemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal 8 uur).
De auto slepen
U kunt uw auto door een andere auto laten slepen
of uw auto gebruiken om een andere auto te slepen
met behulp van een afneembare mechanische
voorziening.
Algemene aanwijzingen Houd u aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Controleer of het gewicht van de trekkende auto
hoger is dan dat van de auto die wordt gesleept.
Page 229 of 324
227
In geval van pech
8Er moet iemand achter het stuur van de
gesleepte auto blijven zitten. Deze persoon moet
beschikken over een geldig rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4 wielen op de grond
altijd een goedgekeurde sleepstang; touwen en
riemen zijn verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet
voorzichtig wegrijden.
Als de auto wordt gesleept met uitgeschakelde
motor, werken ook de rem- en stuurbekrachtiging
niet.
Neem in de volgende gevallen contact op met een professioneel bergbedrijf:
–
Uw auto staat met pech langs de autosnelweg
of snelweg;
– Het is niet meer mogelijk om de
versnellingsbak in de neutraalstand te zetten, het
stuurslot te ontgrendelen of de parkeerrem uit te
schakelen;
–
Het is niet meer mogelijk om een auto met
een automatische transmissie te slepen, met
draaiende motor;
–
Bij takelen met slechts twee wielen op de
grond;
–
Bij auto's met vierwielaandrijving;
–
Er is geen goedgekeurde sleepstang
beschikbaar.
Het voertuig moet in de vrijloop worden gezet voordat het wordt gesleept.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de vrijloop.
Elektromotor Een elektrisch voertuig mag nooit worden
gebruikt om een ander voertuig te slepen.
Het voertuig mag echter wel worden gebruikt om
bijvoorbeeld een ander voertuig uit een greppel
te trekken.
Zet bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand.
Selecteer bij een auto met een automatische
transmissie stand N .
Als u dit niet doet, is het mogelijk dat bepaalde
remonderdelen beschadigd raken en dat de
rembekrachtiger na het starten niet meer werkt.
Beperkingen bij slepen
Type voertuig
(motor / versnellingsbak) Voorwielen op de grond Achterwielen op de grond
Dieplader4 wielen op de grond met
sleepstang
Verbrandingsmotor /
Handgeschakeld
Verbrandingsmotor / Automaat
Elektrisch
Page 230 of 324
228
In geval van pech
Bij een storing in de accu of elektrische parkeerrem is het essentieel d\
at u contact opneemt met een professioneel bedrijf dat gebruikmaakt van autoambulances (behalve bij een handgeschakelde versnellingsbak).
Toegang tot het sleepoog
Het sleepoog bevindt zich in de gereedschapskist.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over de gereedschapskist.
Slepen van de auto
Toegang tot de sleepoogaansluiting aan de
voorzijde:
– Schuif een vinger van het midden van het
afdekplaatje naar de bovenste hoek (zoals
hierboven aangegeven) om het los te halen.
Voor het slepen van uw auto:
â–º
Draai het sleepoog vast tot de aanslag.
â–º
Bevestig de sleepstang.
â–º
Zet de versnellingsbak in de neutraalstand.
Als dit voorschrift niet wordt opgevolgd, kunnen bepaalde onderdelen (remsysteem,
aandrijving enz.) beschadigd raken en werkt de
rembekrachtiger na het starten van de motor
mogelijk niet meer.
Sleep de auto nooit met de aangedreven wielen op de grond terwijl de motor is
afgezet.
â–º
Ontgrendel het stuurwiel en zet de parkeerrem
vrij.
â–º
Schakel de alarmknipperlichten op beide
voertuigen in overeenstemming met de geldende
wetgeving in het land waar u rijdt.
â–º
Rijd voorzichtig weg en houd zowel de snelheid
als de af te leggen afstand beperkt.
Slepen van een andere auto
Toegang tot de sleepoogaansluiting aan de
achterzijde:
– Druk op het afdekplaatje (zoals hierboven
aangegeven) om het los te halen. Voor het slepen van een andere auto:
â–º
Draai het sleepoog vast tot de aanslag.
â–º
Bevestig de sleepstang.
â–º
Schakel de alarmknipperlichten van beide auto's
in.
â–º
Rijd voorzichtig weg en houd zowel de snelheid
als de af te leggen afstand beperkt.