Peugeot Expert Tepee 2007 Handleiding (in Dutch)

Page 121 of 184

117
4
2 - Handmatige regeling van de wagenhoogte achter
(volgens uitvoering)
De knop bevindt zich rechts aan de
achterzijde van de auto.
Met behulp van deze handmatige regeling
kan de wagenhoogte achter worden
verlaagd of verhoogd om het in- en uitladen
te vergemakkelijken.
De onderste en bovenste aanslag
begrenzen de hoogteregeling.
Voer deze handelingen altijd uit bij
stilstaande auto en:
- gesloten voorportieren en schuifdeuren,
- aangetrokken handrem,
- zonder dat het rempedaal wordt ingetrapt. Eerste gebruik
Druk ongeveer 2 seconden op de knop om
de functie te initialiseren.
Omlaag: verlagen van de
laaddrempel
Houd de onderzijde van de knop
ingedrukt.
Laat de knop los om de beweging te
stoppen. Als de onderste aanslag is bereikt,
klinken drie piepsignalen. De beweging stopt
dan automatisch.
Omhoog: verhogen van de
laaddrempel
Houd de bovenzijde van de knop
ingedrukt.
Laat de knop los om de beweging te
stoppen. Als de bovenste aanslag is bereikt,
klinken drie piepsignalen. De beweging stopt
dan automatisch.
Terugkeren naar de optimale
wagenhoogte
Druk twee keer op de bovenzijde (bij een
lage stand van de vering) of onderzijde (bij
een hoge stand van de vering) van de knop. Storing
Als op de knop wordt gedrukt en de
wagenhoogte niet verandert, klinken 3
piepsignalen om u erop te attenderen dat de
wagenhoogteregeling niet werkt door een
van de volgende oorzaken:
- het rempedaal wordt ingetrapt bij aangezet
contact,
- de handmatige wagenhoogteregeling is overbelast,
- een te lage accuspanning,
- een storing in het systeem.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt als
het geluidssignaal niet stopt. Achtervering
TECHNOLOGIE aan BOORD

Page 122 of 184

118
Handmatige
wagenhoogteregeling
uitschakelen
Bij stilstaande wagen:
- druk de knop lang in,
- laat de knop los zodra een geluiddsignaal klinkt. Het uitschakelen wordt bevestigd
door twee achtereenvolgende pieptonen,
het lampje van de knop blijft branden.
Druk, om de handmatige
wagenhoogteregeling weer in te schakelen,
lang op de knop en laat deze weer los
zodra een geluidssignaal klinkt. Het lampje
van de knop gaat uit in combinatie met
2 pieptonen.
De handmatige wagenhoogteregeling
moet onder de volgende
omstandigheden zijn uitgeschakeld:
- werkzaamheden aan de onderzijde van de auto,
- wielen verwisselen,
- vervoeren van de auto per vrachtauto, trein, ferryboot, schip, ...
Gebruiksvoorschrift
Als het systeem veel wordt gebruikt bij
afgezet contact, kan de accu snel ontladen
raken.
Het rijden met:
- een te lage wagenhoogte kan schade aan de onderzijde van de auto veroorzaken,
- een te hoge wagenhoogte kan het
weggedrag van de auto negatief
beïnvloeden.
Om ervoor te zorgen dat het
verklikkerlampje uitgaat als het bij het
wegrijden gaat knipperen:
- wijzig de stand van de handbediende wagenhoogteregeling die in de laagste of
hoogste stand staat,
- rijd voorzichtig sneller dan 10 km/h tot het systeem weer in de automatische stand
staat. Langdurig parkeren
Zet de auto wanneer u deze voor langere
tijd parkeert altijd op een vlakke ondergrond
zonder obstakels om te voorkomen dat de
onderzijde wordt beschadigd als de auto
zakt.
Als de auto gedurende langere tijd niet
is gebruikt, kan de wagenhoogte door de
automatische wagenhoogteregeling worden
gewijzigd op het moment dat de auto wordt
ontgrendeld of een portier van uw auto wordt
geopend.
Verklikkerlampje
Zie in de rubriek 2 het gedeelte "Cockpit".
Achtervering

Page 123 of 184

119
4
Dit systeem (volgens uitvoering)
werkt met geluidssignalen en/of een
grafische weergave en bestaat uit vier
parkeersensoren die zijn aangebracht in de
achterbumper.
Het systeem waarschuwt de bestuurder voor
elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …)
dat zich achter de auto bevindt.
Het waarschuwt u niet voor objecten die
zich direct onder de bumper bevinden.
Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden
of gelijksoortige voorwerpen worden
waargenomen bij aanvang van de
aanrijmanoeuvre, maar niet meer wanneer
de auto te dicht genaderd is.Inschakelen van de
achteruitversnelling
Het systeem wordt ingeschakeld zodra de achteruit
is ingeschakeld; dit wordt bevestigd door een
geluidssignaal.
Een geluidssignaal geeft de afstand tot het obstake
l
aan. Hoe dichter de auto bij het obstakel komt, hoe
korter de tijd tussen de geluidssignalen is.
Als de auto minder dan ongeveer 30 centimeter
van het obstakel verwijderd is, is het
geluidssignaal continu hoorbaar.
Op het display (volgens uitvoering) verschijnt een
grafische weergave.
Uitschakelen van de parkeerhulp
Zet de versnellingsbak in de neutraalstand. Activeren/Deactiveren
Druk op deze schakelaar om
het systeem te activeren of te
deactiveren.
De geactiveerde of
gedeactiveerde toestand van het systeem
wordt opgeslagen bij het afzetten van het
contact.
Storing
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt als
het inschakelen van de achteruitversnelling
niet wordt bevestigd door een geluidssignaal
en het lampje van de schakelaar
gaat branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
display.
Gebruiksvoorschrift
Zorg ervoor dat de sensoren in de winter of
bij slecht weer niet bedekt zijn met modder,
ijs of sneeuw.
Het systeem zal automatisch worden
uitgeschakeld bij het trekken van een
aanhanger (auto met een door PEUGEOT
aanbevolen trekhaak).
Het is raadzaam om het systeem te
deactiveren als uw auto is voorzien van een
ladder aan de achterzijde.
De parkeerhulp is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks waakzaam moet
blijven en verantwoordelijk is.
PARKEERHULP ACHTER MET GRAFISCHE WEERGAVE
EN/OF GELUIDSSIGNALEN
Parkeerhulp
TECHNOLOGIE aan BOORD

Page 124 of 184

120
HANDREM
Aantrekken
Trek, als de auto volledig stilstaat, de
handrem aan.
Controleer voordat u uitstapt of de handrem
goed is aangetrokken.Als de handrem nog (iets)
is aangetrokken, wordt
dit aangegeven door het
verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel. Als de auto stilstaat op een helling, draai
dan de wielen richting trottoir en trek de
handrem aan.
Het inschakelen van een versnelling na het
parkeren van de auto is niet voldoende,
zeker niet als de auto beladen is.
Loszetten
Trek aan de hefboom, druk de knop in en
duw de handrem geheel omlaag.
ALARMKNIPPERLICHTEN
Druk deze knop in, de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
VEILIGHEID TIJDENS HET RIJDEN
Veiligheid tijdens het rijden

Page 125 of 184

฀A฀B฀S
฀A฀B฀S 121
5
CLAXON
Druk in het midden van het stuurwiel.
ANTIBLOKKEERSYSTEEM
(ABS - REF)
Het ABS zorgt samen met de elektronische
remdrukregelaar (REF) tijdens het
remmen voor een betere stabiliteit en
bestuurbaarheid van uw auto, vooral op een
slecht of glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de
wielen, terwijl de remdrukregelaar de
remdruk over de vier wielen verdeelt.Gebruiksvoorschrift
Het ABS treedt automatisch in werking als
één van de wielen dreigt te blokkeren. Het
systeem zorgt niet voor een kortere remweg.
Op een erg glad wegdek (sneeuw, olie, enz.)
kan de remweg door de werking van het
ABS langer zijn. Trap het rempedaal bij een
noodstop krachtig en volledig in en laat het
niet los, ook niet op een glad wegdek. Het
ABS zorgt er dan voor dat u om het obstakel
heen kunt sturen.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door
het trillen van het rempedaal.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat er wielen
worden gemonteerd die zijn voorzien van
een artikelnummer van PEUGEOT.
Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met
een geluidssignaal en een
melding op het display, duidt
dit op een storing in het
antiblokkeersysteem. Door deze storing zou
u tijdens het remmen de controle over uw
auto kunnen verliezen. Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met de
verklikkerlampjes remsysteem
en STOP, een geluidssignaal en
een melding op het display, duidt dit op een
storing in de elektronische remdrukregelaar.
Door deze storing zou u tijdens het remmen
de controle over uw auto kunnen verliezen.
Stop onmiddellijk op een veilige plaats.
Raadpleeg in beide gevallen een
PEUGEOT-servicepunt.
NOODREMASSISTENTIE (AFU)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld als de
snelheid waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt groot is en zorgt ervoor dat de
benodigde bedieningskracht verandert.
Houd het rempedaal ingetrapt om de
werking van de noodremassistentie voort te
zetten. Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEID

Page 126 of 184

122
ANTISPINREGELING
(ASR) EN ELEKTRONISCH
STABILITEITSPROGRAMMA (ESP)
Deze systemen staan in verbinding met het
ABS en zijn hier een aanvulling op.
De ASR zorgt voor een optimale
overbrenging van de aandrijfkracht op de
weg, zodat wordt voorkomen dat u tijdens
het accelereren de controle over de auto
verliest.
Het systeem past de aandrijfkracht aan om
het doorspinnen van de wielen te voorkomen
via de remmen van de aangedreven wielen
en de motor. De ASR zorgt ook voor meer
koersstabiliteit bij het accelereren.
Houd als het ESP is ingeschakeld in een
bocht het stuurwiel altijd in de gewenste
richting en stuur niet tegen.
Het ESP-systeem grijpt automatisch in via het remsysteem en de motor als de
koers van de auto afwijkt van de door de
bestuurder gewenste richting.
Werking van het ASR- en
ESP-systeem
Het verklikkerlampje knippert
tijdens een ingreep van de ASR of
het ESP.
Uitschakelen ASR/ESP
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle
grond, ...) kan het nuttig zijn het ASR/ESP
uit te schakelen, zodat de wielen kunnen
slippen en weer grip kunnen krijgen. Druk op de knop, die zich op de
middenconsole bevindt.
Het verklikkerlampje gaat branden: de
systemen ASR en ESP zijn uitgeschakeld.
De systemen worden opnieuw:  automatisch ingeschakeld als de
rijsnelheid hoger wordt dan 50 km/h,
 handmatig ingeschakeld door nogmaals
op de knop te drukken. Controle van werking
Bij een storing in de systemen zal
het verklikkerlampje gaan branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display.
Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt om het
systeem na te laten kijken.
Het verklikkerlampje kan ook gaan branden
in het geval van een te lage bandenspanning.
Controleer van alle banden de bandenspanning.
Gebruiksvoorschrift
Het ASR-/ESP-systeem zorgt voor meer
veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder
mag zich echter nooit laten verleiden tot
het nemen van meer risico’s en het te hard
rijden.
De goede werking van het systeem wordt
verzekerd onder voorwaarde dat de
voorschriften van de constructeur op het
gebied van wielen (banden en velgen),
onderdelen van het remsysteem en
elektronische onderdelen worden nageleefd
en dat de procedures voor montage en het
uitvoeren van werkzaamheden door het
PEUGEOT-netwerk worden opgevolgd.
Laat deze systemen na een aanrijding
controleren door een PEUGEOT-
servicepunt.
Veiligheid tijdens het rijden

Page 127 of 184

123
5
Veiligheidsgordels
Hoogteverstelling
Knijp de knop van de geleider in en schuif
deze omhoog of omlaag (veiligheidsgordel
bestuurdersstoel en enkele passagiersstoel).
Als uw auto is voorzien van een
tweezitsbank, is de veiligheidsgordel
van de middelste zitplaats niet in hoogte
verstelbaar.
Vastmaken
Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
Trek aan de gordel om de vergrendeling van
de gesp te controleren.
Losmaken
Druk op de rode knop.Verklikkerlampje
veiligheidsgordel bestuurder
Als de bestuurder zijn
veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt, gaat bij het starten van de
motor het verklikkerlampje branden. Verklikkerlampje
veiligheidsgordel passagier
Als uw auto is voorzien van een
passagiersstoel vóór, gaat als bij
het starten van de motor de passagier zijn
veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt, dit
verklikkerlampje branden.
VEILIGHEIDSGORDELS
Gebruiksvoorschrift
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte
van de gordel automatisch wordt aangepast
aan uw lichaamsbouw. De gordel wordt
automatisch opgerold als deze niet wordt
gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
Controleer na het neerklappen of
verplaatsen van een stoel of de achterbank
of de gordel goed is opgerold en de
gordelsluiting zich op de juiste plaats
bevindt.
De gordelspanners van de veiligheidsgordels
vóór kunnen, afhankelijk van de aard en
de kracht van de aanrijding, onafhankelijk
van de airbags afgaan. De gordelspanners
trekken de veiligheidsgordels direct stevig
tegen het lichaam van de inzittenden.
De gordelkrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam
van de inzittenden getrokken wordt. De
gordelspanners en gordelkrachtbegrenzers
werken alleen als het contact is aangezet.
De oprolautomaten zijn voorzien van een
automatische blokkeerinrichting die in
werking treedt bij een aanrijding of een
VEILIGHEID

Page 128 of 184

124
noodstop. U kunt de veiligheidsgordel
deblokkeren door de riem weer te laten
oprollen.
Als de gordelspanners zijn geactiveerd, licht
het verklikkerlampje airbag op. Raadpleeg
een PEUGEOT-servicepunt.
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
- mag deze door niet meer dan één persoon worden gedragen,
- moet worden voorkomen dat de gordel gedraaid raakt en moet de gordel in een
vloeiende beweging naar voren worden
getrokken,
- dient deze strak om het lichaam te worden gedragen.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende
effectief. Als de zitplaatsen zijn voorzien
van armsteunen, moet de heupgordel altijd
onder de armsteun door worden geleid.
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt
door even aan de riem te trekken. Voorschriften voor kinderen:
- maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan
1,50 m* gebruik van een geschikt kinderzitje.
- laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden. De veiligheidsgordel mag door niet
meer dan één persoon gedragen worden.
Raadpleeg voor meer informatie over
kinderzitjes in de rubriek 5 het gedeelte
"Kinderen in de auto".
Vanwege de wettelijke
veiligheidsvoorschriften moeten
werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door
een PEUGEOT-servicepunt, die tevens voor
de garantie zorgt en de werkzaamheden
volgens de voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig (ook na een kleine aanrijding)
controleren door een PEUGEOT-
servicepunt: de gordels mogen geen
slijtagesporen en scheuren vertonen en er
mogen geen wijzigingen aan de gordels zijn
aangebracht.
Reinig de veiligheidsgordels met
zeepsop of een reinigingsmiddel voor
textiel, verkrijgbaar bij een PEUGEOT-
servicepunt.
* respecteer de van toepassing zijnde wetgeving in uw land.
Veiligheidsgordels
V
EILIGHEIDSGORDELS ZITPLAATSEN VÓÓR
Met airbags vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien
van pyrotechnische gordelspanners en
gordelkrachtbegrenzers.
Zonder airbags vóór
Als uw auto is voorzien van een tweezitsbank
vóór zonder airbags vóór, is de veiligheidsgordel
van de middelste passagier niet voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner.
VEILIGHEIDSGORDELS
ACHTERZITPLAATSEN
Zowel de losse stoelen als de tweezitsbank
(volgens uitvoering) zijn voorzien
van driepunts veiligheidsgordels met
oprolautomaat.
De middelste zitplaats is voorzien van een
gordelgeleider en een oprolautomaat die zijn
bevestigd aan de rugleuning.

Page 129 of 184

125
5
Veiligheid
VEILIGHEID In het geval van een extreme
dwarsversnelling van de auto beperkt dit
systeem het risico op over de kop slaan van
de auto door de remmen te bedienen.
* Systeem om risico van over de kop slaan te beperken.
Roll Over Mitigation*
Dit systeem is gekoppeld aan het ESP en
vult de aan het remsysteem gekoppelde
functies ABS-REF, ASR-ESP en AFU
(zie de desbetreffende hoofdstukken in
dit boekje) aan, zodat een hoog niveau
van actieve veiligheid is gewaarborgd.
Het ROM-systeem waar uw Expert
Tepee mee is uitgerust, is oorspronkelijk
ontwikkeld voor auto’s uit de topklasse met
vierwielaandrijving.
VEILIGHEID

Page 130 of 184

126
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen voor een
betere veiligheid van de inzittenden bij ernstige
aanrijdingen: ze vormen een aanvulling op
de werking van de veiligheidsgordels met
gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren
een plotselinge vertraging van de auto: als
de drempelwaarde voor het in werking treden
wordt overschreden, worden de airbags
onmiddellijk opgeblazen en beschermen ze de
inzittenden van de auto.
Direct na de aanrijding ontsnapt het gas zodat
noch het zicht, noch het eventueel verlaten van
de auto door de inzittenden wordt belemmerd. De airbags treden niet in werking bij lichte
aanrijdingen waarbij de veiligheidsgordels
zorgen voor een afdoende bescherming; de
kracht van de aanrijding is afhankelijk van
het soort obstakel en de snelheid van de
auto op dat moment.
De airbags werken alleen als het contact
aan is.
Airbags voor
Deze zijn voor de bestuurder in het midden
van het stuurwiel en voor de passagier in
het dashboard aangebracht. Ze worden
tegelijkertijd geactiveerd, behalve als de
airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld.
Storing airbag voor
Als dit pictogram verschijnt op het
instrumentenpaneel in combinatie
met een geluidssignaal en een
melding op het display, laat het systeem
dan controleren door een PEUGEOT-
servicepunt.
Het bij het afgaan van de airbags
ontsnappende gas kan enigszins
irriteren.
AIRBAGS

Page:   < prev 1-10 ... 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 ... 190 next >