Peugeot Expert Tepee 2007 Handleiding (in Dutch)

Page 151 of 184

144
Controles
CONTROLES
Accu
Laat uw accu voor de winter door een
PEUGEOT-servicepunt controleren.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk
afhankelijk van de rijstijl, vooral bij
stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan
het noodzakelijk blijken om de remblokken
vaker, tussen twee onderhoudscontroles door,
te laten controleren.
Als het remvloeistofniveau te laag is, kan dit
behalve door lekkage van het remsysteem
ook veroorzaakt worden door slijtage van de
remblokken.
Slijtage remschijven/-trommels
Raadpleeg voor meer informatie over de
controle van uw remschijven/-trommels een
PEUGEOT-servicepunt. Handrem
Als de handrem een te grote slag heeft
of als het systeem minder goed werkt,
moet de handrem zelfs tussen twee
onderhoudscontroles worden afgesteld.
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-servicepunt.
Oliefilter
Vervang het oliefilterelement regelmatig,
volgens het onderhoudsschema.
Luchtfilter en interieurfilter
Een verstopt interieurfilter vermindert de
prestaties van de airconditioning en kan
stankoverlast in het interieur veroorzaken.
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor
informatie over het vervangingsinterval van
de filterelementen.
Als de omgeving (veel stof) en de
gebruiksomstandigheden van de auto (veel
stadsverkeer) daartoe aanleiding geven,
moeten de filters twee keer zo vaak worden
vervangen. Raadpleeg in de rubriek 7 het
gedeelte "Onder de motorkap".
Roetfilter (diesel)
Onderhoudswerkzaamheden aan het
roetfiler moeten worden uitgevoerd door een
PEUGEOT-servicepunt.Als langdurig met zeer lage snelheid wordt
gereden of de motor langdurig stationair
draait, kan bij gasgeven soms rook uit de
uitlaat waargenomen worden. Dit heeft geen
invloed op de prestaties van de auto en
heeft geen gevolgen voor het milieu.

Page 152 of 184

145
7
Handgeschakelde versnellingsbak
Laat het niveau controleren volgens het
onderhoudsschema van de constructeur.
Raadpleeg de bladzijden in het
onderhoudsboekje, die betrekking
hebben op de motoruitvoering van uw auto,
voor het laten controleren van de belangrijkste
niveaus en bepaalde onderdelen volgens het
onderhoudsschema van de constructeur.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of
gelijkwaardige kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke organen
zoals het remsysteem te optimaliseren,
worden door PEUGEOT specifieke
producten geselecteerd en aangeboden.
Vanwege de kans op beschadiging van het
elektrisch systeem is het reinigen van de
motorruimte met een hogedrukreiniger niet
toegestaan.
Controles
Aftappen van water in het
brandstoffilter Als dit lampje gaat branden,
moet het brandstoffilter worden
afgetapt. Om te voorkomen
dat het lampje gaat branden
kan het filter ook op regelmatige basis
worden afgetapt, bijvoorbeeld bij een
onderhoudsbeurt.
Draai de aftapplug van het filter los.
Ga door met aftappen tot al het water uit het
filter is weggelopen via de transparante slang.
Draai vervolgens de aftapplug weer vast.
De HDi-motoren zijn technologisch
geavanceerde motoren.
Laat werkzaamheden aan deze motoren
altijd uitvoeren door gekwalificeerde technici
van een PEUGEOT-servicepunt.
1,6 l HDi 2 l HDi
ONDERHOUD

Page 153 of 184

147
7
BRANDSTOF TANKEN
Te laag brandstofniveau
Als de wijzer aan het begin van
het rode gebied staat en dit
verklikkerlampje gaat branden, is
het minimum brandstofniveau bereikt.
Er resteert dan nog ongeveer 8 liter
brandstof in de tank. Tank bij de
eerstvolgende gelegenheid om een lege
brandstoftank te voorkomen.
BRANDSTOFTOEVOER
UITGESCHAKELD
Bij een zware aanrijding wordt de
brandstoftoevoer automatisch door de
brandstofafsluiter onderbroken.
Als dit verklikkerlampje gaat
knipperen, verschijnt een melding
op het display.
Controleer buiten de auto of u geen brandstof
ruikt en of er geen brandstof lekkage is en
herstel de brandstoftoevoer als volgt:
- zet het contact af (stand STOP).
- neem de sleutel uit het contactslot.
- plaats de sleutel in het contactslot.
- zet het contact aan en start de motor.
Het tanken dient met
afgezette motor te
geschieden.Houd tijdens het tanken de linker
schuifdeur (volgens uitvoering)
gesloten om te voorkomen dat de
brandstofvulklep wordt beschadigd.
U kunt deze schuifdeur vergrendelen
met het elektrische kinderslot. Zie in de
rubriek 2 het gedeelte "Toegang tot de auto".
- Open de brandstofvulklep.
- Steek de sleutel in het slot en draai deze een kwart omwenteling.
- Trek de tankdop uit de vulopening en bevestig deze aan de haak aan de
binnenzijde van de vulklep.
Op een label staat de voorgeschreven soort
brandstof aangegeven.
Laat het vulpistool bij het aftanken van de
auto nooit meer dan 3 keer automatisch
uitspringen. Indien dit wel gebeurt, kunnen
er storingen optreden.
De inhoud van de brandstoftank bedraagt
ca. 80 liter.
- Vergrendel na het tanken de vuldop en sluit de vulklep. Brandstof
HANDOPVOERPOMP DIESEL
In het geval van een lege brandstoftank is
het noodzakelijk het brandstofsysteem te
ontluchten:
- Vul de brandstoftank met minimaal vijf liter
diesel.
- Bedien de handopvoerpomp van de ontluchting (onder de beschermkap in
de motorruimte) tot u brandstof in de
transparante slang ziet komen.
- Houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat.
ONDERHOUD

Page 154 of 184

148ACCU
De accu bevindt zich in een ruimte onder de
vloer, vóór de passagiersstoel.
Laden met behulp van een acculader:
maak de accupoolklemmen los,
volg de aanwijzingen van de fabrikant op
de acculader,
sluit de accukabels weer aan, te beginnen
met de (-) kabel,
controleer of de accupolen en de klemmen
schoon zijn. Indien ze bedekt zijn met een
(witte of groene) oxidatielaag, neem dan
de accukabels los en reinig de polen en
de klemmen.
Starten met een hulpaccu:
sluit eerst de rode kabel aan op de (+)
polen van de beide accu’s,
sluit de groene of zwarte kabel aan op de
(-) pool van de hulpaccu,
sluit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op een zo ver mogelijk
van de accu verwijderd massapunt van de
te starten auto.
stel de startmotor in werking en laat de
motor draaien.
wacht tot de motor stationair draait en
neem dan de kabels los.
Wacht 2 minuten na het uitzetten van het
contact alvorens de accu los te koppelen.
Maak de accupoolklemmen niet los bij
draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de
accukabels los te nemen.
Zet, elke keer nadat de accukabels weer
zijn aangesloten, het contact AAN en
wacht 1 minuut alvorens de motor te
starten, zodat de elektronische systemen
geïnitialiseerd kunnen worden.
Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt als er
zich na deze handeling toch nog problemen
voordoen.
Het is raadzaam de accu los te
koppelen als uw auto langer dan een
maand buiten gebruik is.
Accu
ECO-MODE
Nadat de motor is afgezet wordt bij aangezet
contact na 30 minuten een aantal elektrische
voorzieningen (ruitenwissers, ruitbediening,
plafonniers, autoradio, enz.) automatisch
uitgeschakeld om te voorkomen dat de accu
ontladen raakt.
Op dat moment knippert het verklikkerlampje
voor het laden van de accu en verschijnt er
een melding op het display.
Start de motor en laat deze enige
tijd draaien om de bovengenoemde
voorzieningen weer te kunnen gebruiken.
De beschikbare tijd bedraagt het dubbele
van de tijd dat de motor heeft gedraaid.
Deze tijd zal echter altijd tussen de 5 en
30 minuten bedragen.
Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden.

Page 155 of 184

1
2
3
149
8
Wiel verwisselen
WIEL VERWISSELEN
1. PLAATSEN VAN DE AUTO
- Zet de auto voor zover mogelijk op een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond.
- Zet de handrem vast, zet het contact af en schakel de eerste versnelling of de
achteruit in. - Blokkeer indien mogelijk het wiel schuin
tegenover het te verwisselen wiel met een
wielblok (indien aanwezig).
Onder bepaalde omstandigheden (terrein
of zware belading) is het noodzakelijk de
auto op te krikken om het reservewiel uit de
houder te kunnen verwijderen. Raadpleeg in
dat geval een PEUGEOT-servicepunt.
Schakel de niveauregeling (volgens
uitvoering) uit. Zie in de rubriek 4 het
gedeelte "Niveauregeling".
2. GEREEDSCHAP
- Open de kunststof afdekkap links achter in de auto (volgens uitvoering).
- Draai de moer los en verwijder de krik en de wielsleutel.
1 - Wielsleutel.
2 - Krik.
3 - Gereedschap om sierdop van
lichtmetalen velgen te verwijderen.
SNEL WEER OP WEG

Page 156 of 184

150
Open het deksel bij de dorpel om bij de
bout van de reservewielhouder te komen.
Draai de bout los met de wielsleutel tot de
reservewielhouder volledig gezakt is.
Neem de reservewielhouder los van de
haak en plaats het reservewiel bij het te
verwisselen wiel.3. RESERVEWIEL
Het reservewiel is vanaf de achterzijde
bereikbaar.
Open de achterdeuren.
U kunt de plafonnier inschakelen voor
extra licht.
Wiel verwisselen

Page 157 of 184

151
8
4. VERWISSELEN
Draai de krik niet uit voordat de wielbouten
van het te verwisselen wiel iets zijn
losgedraaid en het wiel dat zich schuin
tegenover het te verwisselen wiel bevindt, is
geblokkeerd met een wielblok.Verwijder de wieldop door de wieldop los
te trekken met behulp van het hiervoor
bestemde gereedschap.
Draai de wielbouten iets los.
Plaats de kop van de krik in het steunpunt
bij het te verwisselen wiel. Zorg ervoor dat
het voetstuk van de krik op een stevige
ondergrond staat en zich loodrecht onder
het steunpunt bevindt.
Draai de krik uit tot het wiel loskomt van
de grond.
Draai alle wielbouten geheel los.
Verwijder de wielbouten en het wiel. Speciaal gereedschap voor auto’s met
lichtmetalen velgen
Indien uw auto is voorzien van lichtmetalen
velgen:
Verwijder de sierdop met het speciale
gereedschap voor lichtmetalen velgen.
Alle wielen zijn voorzien van een slotbout.
Deze bouten kunnen alleen met een
speciale dopsleutel (deze wordt u bij
aflevering van uw auto, gelijktijdig met de
codekaart, overhandigd) en vervolgens
met de wielsleutel worden losgedraaid.
SNEL WEER OP WEG
Wiel verwisselen

Page 158 of 184

152
Laat de auto volledig zakken door de krik
omlaag te draaien en verwijder de krik
vervolgens.
Draai de wielbouten met de wielsleutel
volledig vast, zonder te forceren.
Berg het wiel met de lekke band op in de
reservewielhouder.
Hang de reservewielhouder op aan de
haak en draai deze omhoog met behulp
van de bout en de wielsleutel.
Let erop dat u het deksel bij de dorpel
sluit.
Berg de sierdop op in de auto.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt (gebruik
bokken). Gebruik nooit ander gereedschap
dan de wielsleutel.
5. MONTEREN VAN HET
RESERVEWIEL
Plaats het wiel op de naaf en draai de
wielbouten met de hand vast.
Draai de wielbouten met de wielsleutel
enigszins vast.
Wiel verwisselen

Page 159 of 184

ABB
153
8
6. MONTEREN VAN HET GEREPAREERDE WIEL
Het wiel dient op dezelfde manier te
worden gemonteerd als bij stap 5. Vergeet
bovendien niet de sierdop te monteren.
Het noodreservewiel is niet geschikt
voor het afleggen van lange afstanden,
laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment
van de wielbouten en de bandenspanning
van het noodreservewiel door een
PEUGEOT-servicepunt controleren.
Laat bovendien de lekke band zo spoedig
mogelijk repareren en het oorspronkelijke
wiel in de plaats van het reservewiel
monteren door een PEUGEOT-servicepunt. Zie in de rubriek 9 het gedeelte
"Identificatie" voor de plaats van de
sticker met informatie over de banden.
AFNEEMBAAR SNEEUWSCHERM
Afhankelijk van het land van bestemming
wordt het afneembare sneeuwscherm op
het onderste gedeelte van de voorbumper
geplaatst om een opeenhoping van sneeuw
bij de koelventilateur van de radiateur te
voorkomen.
Vergeet niet het sneeuwscherm te
verwijderen als er geen sneeuw meer is.
PLAATSEN
Breng het afneembare sneeuwscherm aan
in de richting van de centreerstift A op de
voorbumper.
Zet het scherm vast door de vier hoeken
aan te drukken ter hoogte van de clips B.
VERWIJDEREN
Steek een schroevendraaier in de opening
ter hoogte van de clips.
Wip de vier clips B één voor één los. Sneeuwscherm
SNEL WEER OP WEG

Page 160 of 184

ABB
153
8
6. MONTEREN VAN HET GEREPAREERDE WIEL
Het wiel dient op dezelfde manier te
worden gemonteerd als bij stap 5. Vergeet
bovendien niet de sierdop te monteren.
Het noodreservewiel is niet geschikt
voor het afleggen van lange afstanden,
laat zo snel mogelijk het aanhaalmoment
van de wielbouten en de bandenspanning
van het noodreservewiel door een
PEUGEOT-servicepunt controleren.
Laat bovendien de lekke band zo spoedig
mogelijk repareren en het oorspronkelijke
wiel in de plaats van het reservewiel
monteren door een PEUGEOT-servicepunt. Zie in de rubriek 9 het gedeelte
"Identificatie" voor de plaats van de
sticker met informatie over de banden.
AFNEEMBAAR SNEEUWSCHERM
Afhankelijk van het land van bestemming
wordt het afneembare sneeuwscherm op
het onderste gedeelte van de voorbumper
geplaatst om een opeenhoping van sneeuw
bij de koelventilateur van de radiateur te
voorkomen.
Vergeet niet het sneeuwscherm te
verwijderen als er geen sneeuw meer is.
PLAATSEN
Breng het afneembare sneeuwscherm aan
in de richting van de centreerstift A op de
voorbumper.
Zet het scherm vast door de vier hoeken
aan te drukken ter hoogte van de clips B.
VERWIJDEREN
Steek een schroevendraaier in de opening
ter hoogte van de clips.
Wip de vier clips B één voor één los. Sneeuwscherm
SNEL WEER OP WEG

Page:   < prev 1-10 ... 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 190 next >