Peugeot Partner 2009 Handleiding (in Dutch)

Page 11 of 177

Toegang tot de auto Het lampje in de schakelaar:
- knippert als de portieren worden vergrendeld terwijl de auto stilstaat
en het contact uit staat.
- brandt als de portieren worden vergrendeld en vanaf het moment dat
het contact aan staat.

CENTRALE VERGRENDELING
Cabine en
laadruimte
Laadruimte Vergrendelen tijdens het rijden
Het systeem vergrendelt de achterdeuren
zodra een snelheid van 10 km/h
wordt bereikt. Op dat moment klinkt
het geluidssignaal voor de centrale
vergrendeling. Het lampje in de schakelaar
op het centrale bedieningspaneel op het
dashboard gaat branden.
Als tijdens het rijden één van de
achterdeuren wordt geopend wordt de
auto volledig ontgrendeld.
Bij een ernstige aanrijding worden alle
opengaande delen eveneens ontgrendeld,
om de auto toegankelijk te maken voor
eventuele hulpverlenende instanties.
Anti-overvalsysteem
Door eenmaal te drukken
worden de portieren en
achterdeuren centraal
vergrendeld, op voorwaarde
dat deze gesloten zijn.
Door nogmaals te drukken wordt de
auto weer ontgrendeld.
De schakelaar werkt niet als de auto is
vergrendeld met de afstandsbediening
of van buitenaf met de sleutel. Inschakeling/uitschakeling van het
systeem
Als het contact aan staat, kan
het systeem worden in- of
uitgeschakeld door éénmaal
lang op de knop te drukken.

Verklikkerlampje geopend portier
Als het verklikkerlampje gaat
branden, controleer dan of
de portieren en achterdeuren
goed gesloten zijn.
Door eenmaal te drukken
worden de achterdeuren
van de laadruimte centraal
vergrendeld/ontgrendeld,
onafhankelijk van de status
van de vergrendeling van de cabine.
De achterdeuren kunnen altijd van
binnenuit geopend worden.

Page 12 of 177

22
Cockpit
VOORDAT u GAAT RIJDEN
COCKPIT
INSTRUMENTENPANEEL
Klokken

1. Kilometer-/mijlenteller.

2. Display.

3. Brandstofniveaumeter,
koelvloeistoftemperatuurmeter.

4. Toerenteller.

5. Nulstelling dagteller/
onderhoudsindicator.

6. Dimmer dashboardverlichting. Displays
- Snelheidsbegrenzer/-regelaar.
- Afgelegde afstand in km/mijl.
- Onderhoudsindicator,
motorolieniveaumeter, kilometer-/
mijlenteller.
- Water in brandstoffi lter.
- Voorgloeien diesel. Displays
De informatie die op het
instrumentenpaneel wordt
weergegeven hangt af van de
uitrusting van de auto.

Page 13 of 177

26
Cockpit Middenconsole met display

Instrumentenpaneel zonder display
- rechtsom draaien: uren verhogen (houd de knop naar rechts om
de tijd in een sneller tempo in te
stellen),
- linksom draaien: tijdsaanduiding in 24H of 12H,
- rechtsom draaien: 24H of 12H selecteren,
- linksom draaien: ingestelde tijd bevestigen.
Als er ongeveer 30 seconden geen
handelingen worden uitgevoerd,
verschijnt de huidige weergave.
TIJD INSTELLEN
Raadpleeg om de op het display
weergegeven tijd en datum in te
stellen in de rubriek 9 het gedeelte
"Datum en tijd instellen".
Middenconsole zonder display
Met de knop aan de
linkerzijde kan het klokje
worden ingesteld door de
handelingen in onderstaande
volgorde uit te voeren:
- linksom draaien: de minuten knipperen,
- rechtsom draaien: minuten verhogen (houd de knop naar
rechts om de tijd in een sneller
tempo in te stellen),
- linksom draaien: de uren knipperen, De tijdweergave is afhankelijk
van de uitvoering. De toegang
tot de Datum is alleen actief
als de datum geheel in letters
wordt weergegeven (volgens
uitvoering).

Page 14 of 177

27
22
Cockpit
VOORDAT u GAAT RIJDEN
VERKLIKKERLAMPJES
Bij elke start gaat een aantal verklikkerlampjes branden ter controle. Deze lampjes gaan meteen weer uit. Als een
verklikkerlampje bij draaiende motor blijft branden of gaat kni pperen, wordt het een waarschuwing. Dit kan gebeuren in
combinatie met een geluidssignaal en een melding op het d isplay.
Negeer deze waarschuwingen niet.

Verklikkerlampje status signaleert Oplossing - actie

STOP brandt, in
combinatie
met een ander
verklikkerlampje
en een melding
op het scherm. ernstige storingen met
betrekking tot de functies
"Remvloeistofniveau",
"Motoroliedruk
en -temperatuur",
"Koelvloeistoftemperatuur",
"Elektronische
remdrukregelaar",
"Stuurbekrachtiging".

Stop onmiddellijk en zet het contact af. Laat
uw auto controleren door het
PEUGEOT-netwerk .
Handrem /
Remvloeistofniveau /
REF
brandt. handrem aangetrokken of
niet goed losgezet. Zet de handrem los, het verklikkerlampje zal
uitgaan.
brandt. een te laag vloeistofniveau. Vul de door PEUGEOT voorgeschreven
remvloeistof bij.
blijft branden,
ondanks correct
niveau, in
combinatie met het
verklikkerlampje ABS. een storing in
de elektronische
remdrukregelaar (REF).
Stop onmiddellijk en zet het contact af. Laat
uw auto controleren door het
PEUGEOT-netwerk.

Motoroliedruk en
motorolietemperatuur
gaat branden
tijdens het
rijden. onvoldoende druk of te hoge
temperatuur. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de mo
torolie
afkoelen. Controleer het motorolieniveau met de
peilstok. Zie in rubriek 6 het gedeelte "Niveaus".
blijft branden,
ondanks
correct niveau. een ernstige storing. Laten controleren door het PEUGEOT net
werk.

Page 15 of 177

28
Cockpit

Verklikkerlampje status signaleert Oplossing - actie

Koelvloeistoftemperatuur
en -niveau
brandt en
wijzer in het
rode gebied. een abnormale verhoging
van de temperatuur. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de
koelvloeistof afkoelen. Controleer visueel het
niveau.
knippert. een te laag
koelvloeistofniveau. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus".
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.

Service blijft kort
branden.
kleine storingen of
waarschuwingen.
Raadpleeg het "Logboek meldingen" op het
display. Zie in rubriek 9 het gedeelte "Autoradio -
Boordcomputer" (volgens uitvoering). Raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk.
blijft branden. ernstige storingen.

Veiligheidsgordel
niet
vastgemaakt
brandt en gaat
vervolgens
knipperen. de bestuurder heeft zijn
veiligheidsgordel niet
vastgemaakt.
Doe de gordel om en steek de gesp in de
gordelsluiting.
knippert in
combinatie met een
geluidssignaal en blijft
vervolgens branden. de bestuurder rijdt terwijl
de veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt. Trek aan de gordel om de vergrendeling van de
gesp te controleren. Zie in rubriek 4 het gedeelte
"Veiligheidsgordels".

Page 16 of 177

29
22
Cockpit
VOORDAT u GAAT RIJDEN

Verklikkerlampje status signaleert Oplossing - actie

Airbag vóór /
zij-airbag knippert of
blijft branden.
een defecte airbag. Laat het systeem onmiddellijk controleren door
het PEUGEOT-netwerk. Zie in de rubriek 4 het
gedeelte "Airbags".

Uitschakeling
airbag vóór aan
passagierszijde brandt. de airbag is handmatig
uitgeschakeld en er is een
kinderzitje geplaatst met de
rug in de rijrichting. Zie in rubriek 4 het gedeelte "Airbags - kinderen
aan boord".

Laag
brandstofniveau
brandt en
wijzer in het
rode gebied. een bijna lege
brandstoftank. Tank bij de eerstvolgende gelegenheid. De
actieradius met de resterende hoeveelheid
brandstof is afhankelijk van de rijstijl, het profi el
van de weg, de verstreken tijd en het aantal
gereden kilometers sinds het lampje brandt.
knippert. onderbreking van de
brandstoftoevoer ten gevolge
van een ernstige aanrijding. Herstel de brandstoftoevoer. Zie in rubriek 6 het
gedeelte "Brandstof".

Emissieregeling
EOBD knippert of
blijft branden. storing in het systeem. De katalysator kan beschadigd raken. Laat uw
auto controleren door het PEUGEOT-netwerk.

Laden accu brandt.
een storing in het
laadcircuit. Controleer de accupolen. Zie in de rubriek 7 het
gedeelte "Accu".
knippert. het overgaan naar de
waakfase van de actieve
functies (eco-mode). Zie in rubriek 7 het gedeelte "Accu".
blijft branden
ondanks
controle. een storing in een elektrisch
circuit, de ontsteking of het
brandstofsysteem.
Laten controleren door het PEUGEOT netwerk.

Page 17 of 177

ABS
30
Cockpit

Verklikkerlampje status signaleert Oplossing - actie

Stuurbekrachtiging brandt. een storing in het systeem. De conventionele werking van de stuurinrichting,
zonder bekrachtiging, blijft behouden.Laat uw
auto controleren door het PEUGEOT-netwerk.

Geopend
portier brandt in
combinatie
met melding
op het display. een niet goed gesloten
portier.
Controleer of alle portieren goed zijn gesloten.

ABS blijft branden. een storing in het
antiblokkeersysteem. De conventionele werking van het remsysteem,
zonder bekrachtiging, blijft behouden.
Het PEUGEOT netwerk raadplegen.

ESP knippert.
een ingreep van de ASR of
het ESP. Dit systeem verdeelt de aandrijfkracht optimaal
over de wielen en verbetert zo de koersvastheid
van de auto. Zie in de rubriek 4 het gedeelte
"Veilig rijden".
blijft branden. een storing in het
systeem. Bijv.: een te lage
bandenspanning. Controleer de bandenspanning. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk. (Wielsensor, hydraulisch
regelorgaan, ...).
blijft branden in
combinatie met het
verklikkerlampje
van de knop (op
het dashboard). dat het systeem is
uitgeschakeld op verzoek
van de bestuurder. Het systeem is uitgeschakeld en wordt
automatisch weer ingeschakeld zodra de
snelheid boven de 50 km/h komt of na het
indrukken van de knop (op het dashboard).

Page 18 of 177

31
22
Cockpit
VOORDAT u GAAT RIJDEN

Verklikkerlampje status signaleert Oplossing - actie

Roetfi lter brandt. een storing in het roetfi lter
(niveau dieseladditief, kans
op verstopping,...). Laat het fi lter controleren bij het PEUGEOT-
netwerk. Rubriek 6, onderdeel "Niveaus".

Dimlicht /
verlichting
overdag
brandt.
een handmatig geselecteerde
stand of het automatisch
inschakelen van de verlichting. Draai de ring van de lichtschakelaar in de tweede
stand.
het inschakelen van de verlichting
zodra het contact wordt
aangezet: verlichting overdag
(volgens land van bestemming). Zie in de rubriek 3 het gedeelte
"Stuurkolomschakelaars".

Grootlicht dat u de hendel naar u toe
trekt. Trek de hendel naar u toe om over te schakelen
naar dimlicht.

Richtingaanwijzers knippert in
combinatie met
geluidssignaal. het inschakelen van de
richtingaanwijzers met de
lichtschakelaar links van het
stuurwiel.
Rechts: beweeg de hendel omhoog.
Links: beweeg de hendel omlaag.

Mistlampen
vóór brandt. dat de functie handmatig is
geselecteerd. De mistlampen werken uitsluitend als het
parkeerlicht of dimlicht is ingeschakeld.

Mistachterlichten brandt. dat de functie handmatig is
geselecteerd. De mistachterlichten werken uitsluitend als het
parkeerlicht of dimlicht is ingeschakeld. Schakel
de mistachterlichten uit als het zicht meer dan
50 m bedraagt. Laat u ze branden, dan kunt u
medeweggebruikers verblinden en het risico lopen
te worden bekeurd.

Page 19 of 177

32
Cockpit

Pictogram op het
display
status signaleert Oplossing - actie

Snelheidsregelaar brandt. dat de snelheidsregelaar is
geselecteerd Handmatig selecteren. Zie in de rubriek 3 het
gedeelte "Stuurkolomschakelaars".

Snelheidsbegrenzer brandt. dat de snelheidsbegrenzer
is geselecteerd. Handmatig selecteren. Zie in de rubriek 3 het
gedeelte "Stuurkolomschakelaars" .

Voorgloeien
dieselmotor brandt. dat voorgloeien van de
dieselmotor noodzakelijk is
(koude omstandigheden). Wacht tot het lampje uit is alvorens de motor te
starten.

Water in het
brandstoffi lter brandt in
combinatie
met melding
op het display. de aanwezigheid van water
in het brandstoffi lter. Laat het fi lter onmiddellijk aftappen door het
PEUGEOT-netwerk. Zie in de rubriek 6 het
gedeelte "Controles".
Volgens land van bestemming.

Onderhoudssleutel brandt. een bijna verstreken
onderhoudsinterval. Zie het overzicht met controlepunten in het
onderhoudsboekje. Maak een afspraak voor een
onderhoudscontrole bij het PEUGEOT-netwerk.

Klok knippert. het instellen van de tijd. Gebruik de linkerknop van het
instrumentenpaneel. Raadpleeg in de rubriek
2 het gedeelte "Cockpit".

Page 20 of 177

33
22
Cockpit
VOORDAT u GAAT RIJDEN
BRANDSTOFNIVEAUMETER KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR

De wijzer van de
koelvloeistoftemperatuurmeter
bevindt zich vóór het rode gebied:
normale werking.
Onder zware gebruiksomstandigheden
of bij warm weer kan de wijzer in de
buurt van het rode gebied komen.
Als de wijzer in het rode gebied
komt:
Ga langzamer rijden of laat de motor
stationair draaien.

Als het lampje gaat branden:
- stop onmiddellijk en zet het contact af. De motorventilateur kan nog
ongeveer 10 minuten blijven
werken.
- wacht tot de motor is afgekoeld om het koelvloeistofniveau
te controleren en eventueel
koelvloeistof bij te vullen.
Het koelcircuit staat onder druk,
neem daarom de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om
brandwonden te voorkomen:
- laat de motor nadat deze is afgezet minimaal een uur afkoelen voordat
u werkzaamheden uitvoert,
- draai de dop eerst een kwart omwenteling los om de druk te
laten dalen.
- controleer, als de druk eenmaal is gedaald, het niveau in het
expansievat.
- verwijder indien nodig de dop om koelvloeistof bij te vullen.
Laat uw auto controleren door het
PEUGEOT-netwerk als de wijzer in het
rode gebied blijft staan.
Raadpleeg in de rubriek 6 het
gedeelte "Niveaus".
Raadpleeg in de rubriek 6 het
gedeelte "Brandstof".
Het brandstofniveau wordt aangegeven
zodra het contact wordt aangezet.
De wijzer staat op:
-
1: de brandstoftank is volledig
gevuld (ongeveer 60 liter).
- 0: de brandstoftank is bijna leeg,
het verklikkerlampje blijft branden.
Het lampje gaat branden op het
moment dat er nog ongeveer 8 liter
brandstof in de tank aanwezig is.

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 ... 180 next >