Peugeot Partner Tepee 2013 Handleiding (in Dutch)
Page 151 of 268
149
SNEL WEER OP WE
G
7
Wiel verwisselen
- Laat de auto volledig zakken
door de krik omlaag te draaien en
verwijder de krik vervolgens.
- Draai de wielbouten met de
wielsleutel volledig vast, zonder te
forceren.
- Berg het wiel met de lekke band op
in de reservewielhouder.
- Hang de reservewielhouder op aan
de haak en draai deze omhoog
met behulp van de bout en de
wielsleutel.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt (gebruik
bokken). Gebruik nooit ander
gereedschap dan de wielsleutel.
5. MONTEREN VAN HET
RESERVEWIEL
- Plaats het wiel op de naaf en draai
de wielbouten met de hand vast.
- Draai de wielbouten met de
wielsleutel enigszins vast.
Page 152 of 268
150
Sneeuwscherm
AFNEEMBAAR SNEEUWSCHERM
Afhankelijk van het land van
bestemming wordt het afneembare
sneeuwscherm op het onderste
gedeelte van de voorbumper geplaatst
om een opeenhoping van sneeuw bij
de koelventilateur van de radiateur te
voorkomen.
PLAATSEN
VERWIJDEREN
- Steek een schroevendraaier in de
opening ter hoogte van de clips.
- Wip de vier clips B één voor één los.
- Breng het afneembare
sneeuwscherm aan in de richting
van de centreerstift A op de
voorbumper.
- Zet het scherm vast door de vier
hoeken aan te drukken ter hoogte
van de clips B .
Vergeet niet het sneeuwscherm
te verwijderen als de
buitentemperatuur hoger is
dan 10°C (en er geen kans op sneeuw
meer is) of als de auto een aanhanger
trekt.
6. MONTEREN VAN HET
GEREPAREERDE WIEL
Het wiel dient op dezelfde manier te
worden gemonteerd als bij stap 5.
Vergeet bovendien niet de sierdop te
monteren.
Zie in de rubriek 8 het gedeelte
"Identificatie" voor de plaats van
de sticker met informatie over de
banden.
Zie in de rubriek 2 het
gedeelte "Cockpit", hoofdstuk
"Bandenspanningsdetectie" voor
aanbevelingen na het vervangen van
een wiel met bandenspanningssensor.
Het noodreservewiel is niet
geschikt voor het afleggen van
lange afstanden. Laat zo snel
mogelijk het aanhaalmoment van de
wielbouten en de bandenspanning
van het noodreservewiel controleren
door het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Laat bovendien de lekke band zo
spoedig mogelijk repareren en het
oorspronkelijke wiel in de plaats
van het reservewiel monteren door
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Page 153 of 268
151
7
Sneeuwkettingen
SNEEUWKETTINGEN
Onder winterse omstandigheden
verbeteren sneeuwkettingen de tractie
en het remgedrag van de auto.
Uitsluitend de aangedreven wielen
mogen van sneeuwkettingen
worden voorzien. Een
noodreservewiel mag niet worden
voorzien van een sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke
geldende regelgeving over het
gebruik van sneeuwkettingen en
de maximaal toegestane snelheid.
Montagetips
)
Als u onderweg sneeuwkettingen
moet monteren, zet de auto dan
langs de kant van de weg stil op
een vlakke ondergrond.
)
Trek de handrem aan en plaats
eventueel wielblokken voor of
achter de wielen om te voorkomen
dat de auto wegglijdt.
)
Monteer de sneeuwkettingen, volg
daarbij de aanwijzingen van de
fabrikant.
)
Rijd langzaam weg en rijd een
klein stukje met een snelheid van
maximaal 50 km/h.
)
Zet de auto stil en controleer of de
kettingen correct gespannen zijn.
Rijd niet met sneeuwkettingen
op een sneeuwvrij gemaakte
weg om schade aan de banden
en het wegdek te voorkomen. Het is
raadzaam voor vertrek het monteren
van de sneeuwkettingen te oefenen;
doe dit op een vlakke en droge
ondergrond. Als uw auto is voorzien
van lichtmetalen velgen, controleer dan
of de ketting en de bevestigingen de
velg niet raken.
Gebruik uitsluitend kettingen die
geschikt zijn voor het type velg van uw
auto:
Neem voor meer informatie over
sneeuwkettingen contact op met
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Maat van de af
fabriek gemonteerde
banden
Maximale
afmeting van de
schakels
195/65 R15
9 mm
195/70 R15
205/65 R15
215/55 R16
215/50 R17
Page 154 of 268
152
Lamp vervangen
LAMPEN VERVANGEN
Ty p e A
Volledig glazen lamp: de
lamp is gemonteerd met een
drukbevestiging. Trek de
lamp daarom voorzichtig los.
Hogedrukreiniging
Open de motorkap. Steek uw hand
achter de reflector voor toegang tot de
lampen.
Ga in omgekeerde volgorde te werk
voor het vervangen van een lamp en
controleer altijd of de beschermkap
weer goed is gesloten. Ty p e C
Halogeenlamp: duw de
borgveer open en verwijder
de lamp uit de lamphouder.
Ty p e B
Lamp met bajonetsluiting:
druk de lamp iets in en
draai hem linksom.
Het vervangen van een
halogeenlamp moet altijd met
uitgeschakelde verlichting
plaatsvinden. Wacht enkele minuten tot
de lamp afgekoeld is (risico van ernstige
brandwonden). Raak de lamp nooit met
uw vingers aan, gebruik hiervoor een
zachte, niet-pluizende doek.
Het is normaal dat aan de
binnenzijde van de koplampen
enige condensvorming optreedt. Bij
regelmatig gebruik van de auto zal deze
vanzelf verdwijnen. Het vervangen van een lamp dient
plaats te vinden met afgezet contact
of losgekoppelde accu. Wacht na het
vervangen van een lamp 3 minuten
met het aansluiten van de accu.
Controleer telkens als u een lamp
vervangt of deze goed werkt.
Probeer hardnekkig vuil niet van
de koplampen, achterlichten en
omgeving te verwijderen met een
hogedrukreiniger, om te voorkomen
dat de vernislaag en de afdichtrubbers
beschadigd raken.
Lampen
Uw auto is voorzien van verschillende
typen lampen. Verwijder ze als volgt:
Ty p e D
Lichtdiode (LED): raadpleeg
voor het vervangen van
de dagrijverlichting het
PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde
werkplaats.
Page 155 of 268
153
SNEL WEER OP WE
G
7
Lamp vervangen
3.
Richtingaanwijzers
Type B
, PY21W - 21W (amberkleurig)
- Verwijder het deksel door aan de
flexibele rubber lip te trekken.
- Draai de lamphouder een kwart
omwenteling linksom.
- Druk de lamp iets in en draai
hem linksom.
- Vervang de lamp.
- Plaats het deksel terug en
controleer of het rondom
goed aansluit voor een goede
afdichting. 2.
Parkeerlicht
Ty p e A
, W5W - 5W
- Trek aan de rubber borglip en
verwijder het deksel.
- Trek aan de stekker om de
met een drukbevestiging
gemonteerde lamphouder los te
nemen.
- Vervang de lamp.
- Plaats het deksel terug en
controleer of het rondom
goed aansluit voor een goede
afdichting.
KOPLAMPEN
1.
Dimlicht/Grootlicht
Type C
, H4 - 55W
- Trek aan de rubber borglip en
verwijder het middelste deksel.
- Neem de stekker los.
- Maak de borglip los.
- Vervang de lamp en let erop
dat het metalen gedeelte goed
aansluit op de groeven van de
lampunit.
- Maak de borglip weer vast.
- Plaats het deksel terug en
controleer of het rondom
goed aansluit voor een goede
afdichting.
Page 156 of 268
154
Lamp vervangen
4.
Mistlampen vóór
Type C
, H1 - 55W
- Verwijder de drie bevestigingsklemmen en de
bout uit de spatplaat onder de bumper.
- Beweeg de spatplaat omhoog.
- Verwijder de mistlamp door de bout
los te draaien met behulp van een
Torx
© 30 schroevendraaier. De bout is
toegankelijk via de hiervoor bestemde
opening in de bumper.
- Maak de mistlamp los door de klem in
te drukken.
- Verwijder de mistlamp via de
buitenzijde.
- Draai de gele kap een kwart
omwenteling om deze te openen.
- Buig de klemmen van de lamphouder
uit elkaar.
- Verwijder de lamp door deze recht naar
achteren te trekken.
- Plaats de nieuwe lamp en zet de
klemmen weer vast. Ga in omgekeerde
volgorde te werk om het lampglas en
de bumper terug te plaatsen.
ZIJKNIPPERLICHT
Ty p e A
, WY5W - 5W (amberkleurig)
- Druk het zijknipperlicht naar
achteren en maak het los door het
naar voren te trekken.
- Een nieuw zijknipperlicht is
verkrijgbaar via het
PEUGEOT-netwerk. Het
zijknipperlicht vormt een
onlosmakelijk geheel.
- Schuif het nieuwe zijknipperlicht
achterwaarts in de opening en duw
het vervolgens naar de voorzijde.
PLAFONNIERS
Type A
, 12V5W - 5W
- Maak de plafonnier los door aan
weerszijden een schroevendraaier
in de gleuf te steken.
- Trek de lamp los en vervang hem.
- Bevestig het lampglas en controleer
of het goed vastzit.
Voor/achter
Page 157 of 268
155
SNEL WEER OP WE
G
7
Lamp vervangen
ACHTERLICHTEN
- Bepaal de plaats van de defecte
lamp en open de achterdeuren in
een hoek van 180°.
Raadpleeg in rubriek 2 het gedeelte
"Toegang tot de auto".
- Verwijder de twee schroeven met
behulp van de schroevendraaier
uit de gereedschapsset onder de
rechter voorstoel.
- Trek aan de buitenzijde de
lampunit los.
- Houd de lampunit vast en neem de
stekker los.
Let er bij het terugplaatsen van
de lampunit op dat de borglippen
juist geplaatst worden en dat de
bedrading niet bekneld raakt.
Na het vervangen van een
richtingaanwijzer achter duurt het meer
dan ongeveer 2 minuten voordat deze
opnieuw geïnitialiseerd is.
- Maak de 4 borglippen los en verwijder
de lamphouder uit de lampunit.
- Druk de defecte lamp iets in en
draai hem linksom om hem te
verwijderen.
- Vervang de lamp.
Voor het verwijderen van de lampunit:
- auto's met achterklep: beweeg de
lampunit richting het midden van de
auto,
- auto's met achterdeuren: trek de
lampunit naar u toe.
Zie voor meer informatie "Lampen".
1.
Remlichten/achterlichten
Type B
, P21/5W - 21/5W
2.
Richtingaanwijzers
Type B
, PY21W - 21W
(amberkleurig)
3.
Achteruitrijlichten
Type B
, P21W - 21W
4.
Mistachterlicht
Type B
, P21W - 21W
Hogedrukreiniging
Probeer hardnekkig vuil niet van
de koplampen, achterlichten en
omgeving te verwijderen met een
hogedrukreiniger, om te voorkomen
dat de vernislaag en de afdichtrubbers
beschadigd raken.
Page 158 of 268
156
Lamp vervangen
KENTEKENPLAATVERLICHTING
- Draai de twee moeren los.
- Druk de pennen in.
- Neem indien nodig de stekker los
om de het remlicht te verwijderen.
- Vervang de lamp.
Met achterklep
- Wip het lampglas met behulp van
een schroevendraaier los.
- Vervang de lamp.
- Breng het lampglas aan en druk het
aan de bovenzijde vast.
DERDE REMLICHT
Ty p e A , W16W - 16 W
Met achterdeuren
- Maak de bekleding aan de
binnenzijde los.
- Druk de borglip opzij en neem de
stekker los.
- Draai de lamphouder een kwart
omwenteling linksom.
- Vervang de lamp.
- Plaats de lamphouder terug en sluit
de stekker weer aan.
- Plaats de bekleding terug.
Type A
, W5W - 5W
Page 159 of 268
157
SNEL WEER OP WE
G
7
Zekering vervangen
ZEKERINGEN VERVANGEN
De zekeringkasten bevinden zich:
- links aan de onderzijde van het
dashboard (achter de klep),
- in de motorruimte (bij de accu).
De aanwijzingen in dit boekje hebben
uitsluitend betrekking op zekeringen
die met behulp van de speciale
tang (achter het opbergvak aan de
rechterzijde van het dashboard) door
de gebruiker vervangen kunnen
worden. Raadpleeg voor overige
werkzaamheden het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Zekeringen vervangen
Vervang een defecte zekering altijd
door een zekering met dezelfde
stroomsterkte.
Voor technici: raadpleeg voor
alle informatie met betrekking tot
zekeringen en relais de elektrische
schema's van de "Reparatiemethoden"
die verkrijgbaar zijn via het netwerk.
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren van
extra accessoires die niet door het
PEUGEOT-netwerk geleverd en
aanbevolen zijn en niet volgens haar
voorschriften gemonteerd zijn. Dit geldt
met name voor apparatuur met een
totaal stroomverbruik van meer dan
10 milliampère.
Voordat u een zekering vervangt, dient
u eerst de oorzaak van de storing op te
sporen en te (laten) verhelpen.
●
Gebruik de tang.
Page 160 of 268
158
Zekering vervangen
ZEKERINGEN DASHBOARD
Kantel het opbergvak omlaag om bij de
zekeringen te komen. Zekering
F
Ampère
A
Functies
1 15 Ruitenwisser achter
2 - Niet gebruikt
3 5 Airbag
4 10 Airconditioning, diagnoseaansluiting, bediening
elektrisch verstelbare buitenspiegels, draadbundel
koplampen
5 30 Elektrische ruitbediening
6 30 Sloten
7 5 Plafonnier achter, kaartleeslampje vóór
8 20 Autoradio, display, controlesysteem bandenspanning,
sirene en inbraakalarm
9 30 12V-aansluiting voor en achter
10 15 Middenconsole
11 15 Contactslot circuit lage stroomsterkte
12 15 Regen-/lichtsensor, airbag
13 5 Instrumentenpaneel
14 15 Parkeerhulp, bediening automatische airconditioning,
handsfree set
15 30 Sloten
16 - Niet gebruikt
17 40 Achterruitverwarming, buitenspiegelverwarming