PEUGEOT PARTNER VP 2007 Instructieboekje (in Dutch)

Page 1 of 127

In een oogopslag4 -

Page 2 of 127

5In een oogopslag-
COCKPIT
12 - Voorruitontwaseming.
13 - Luidspreker (tweeter).
14 - Zijruitontwaseming.
15 - Verstelbaar zijventilatierooster
verwarming/ventilatie.
16 - Uitschakeling airbag aan
passagierszijde.
17 - Bovenste dashboardkastje of
airbag passagierszijde.
18 - Onderste dashboardkastje.
19 - Autoradio RB3 of RD3.
20 - Bediening verwarming/
airconditioning.
21 - Versnellingshendel.
22 - Opbergvak.
23 - 12 V-aansluiting.
24 - Uitneembare asbak.
25 - Aansteker. 26 -
Handrem.
27 - Schakelaar stoelverwarming of
uitschakelen parkeerhulp.
28 - Stuur-/contactslot.
29 - Stuurwielverstelling.
30 - Hendel motorkapontgrendeling.
31 - Zekeringkast.
32 - Hoogteverstelling koplampen.
33 - Schakelaar elektrisch
bedienbare buitenspiegel
passagierszijde.
1 -
Schakelaar snelheidsbegrenzer/
snelheidsregelaar.
2 - Schakelaar verlichting en
richtingaanwijzers.
3 - Airbag bestuurder.
Claxon.
4 - Instrumentenpaneel.
5 - Stuurkolomschakelaar
autoradio.
6 - Schakelaar ruitenwissers/-
sproeiers.
7 - Middelste verstelbare roosters
verwarming/ventilatie.
8 - Schakelaar alarmknipperlichten.
9 - Multifunctioneel display of
klokje.
10 - Schakelaar centrale
vergrendeling.
11 - Schakelaars:
- Elektrisch bedienbare ruiten.
- Achterruitverwarming.
- Airconditioning.
- ASR/ESP.

Page 3 of 127

In een oogopslag6 -
DE SLEUTELS
Met de sleutels kunnen de sloten
van zowel de portieren, de brand-
stofvuldop, de uitschakeling van de
airbag aan passagierszijde en het
contactslot worden bediend.
STARTEN
STOP (S):
Het contact is afgezet.
Stand accessoires (A):
Het contact is afgezet, maar de acces-
soires functioneren wel.
Stand aan (M):
Het contact staat aan.
Stand starten (D):
De startmotor wordt in werking gezet.
De afstandsbediening
Vergrendelen
Druk op de knop A om de auto te ver-
grendelen.
Dit wordt bevestigd door het ge-
durende ongeveer twee seconden
branden van de richtingaanwijzers.
Centrale vergrendeling
Met behulp van de sleutel in het slot
van de voorportieren kunnen de portie-
ren, de schuifdeuren en de achterdeu-
ren/-klep worden ver- en ontgrendeld.
Als één van de portieren, de schuifdeu-
ren of de achterdeuren/-klep is geopend,
werkt de centrale vergrendeling niet.
Met de afstandsbediening kunnen de-
zelfde functies worden uitgevoerd.
Ontgrendelen
Druk op de knop B om de auto te ont-
grendelen.
Dit wordt bevestigd door het snel
knipperen van de richtingaanwijzers.
Lokaliseren van de auto
Als de auto is vergrendeld, kan deze
op een parkeerplaats worden gelo-
kaliseerd:
 Druk op de knop A en gedurende
enkele seconden gaan de plafon-
niers branden en de richtingaan-
wijzers knipperen.

56

Page 4 of 127

7In een oogopslag-
RUITENWISSERS
Vóór
2 Hoge snelheid (zware neer-
slag).
1 Normale snelheid (normale
neerslag).
I Intervalstand.
0 Uit.
 Eén keer wissen.
Ruitensproeier: Trek de hendel naar
u toe.
SCHAKELAARS OP
STUURKOLOM
VERLICHTING
Verlichting vóór en achter (ring A) Mistlampen vóór (ring 1 stand naar
voren).
Mistlampen vóór en mistachterlicht
(ring 2 standen naar voren).
Uitschakelen: draai de ring naar ach-
teren.
Lichten uit
Parkeerlichten
Dimlicht/Grootlicht Auto’s met mistachterlicht
(ring B)
Draai de ring 1 stand naar voren.
Auto’s met mistlampen
vóór en mistachterlicht
(ring B)
AchterUit Interval Ruiten-
sproeier

66 68

Page 5 of 127

In een oogopslag8 -
VOORSTOELEN
Bestuurders- en passagiersstoel
1 - Hoogteverstelling van de
hoofdsteun.
2 - Armsteun.
3 - Verstelling van de hoek van de
rugleuning.
4 - Verstelling in de lengterichting.
5 - Opberglade (passagiersstoel).
6 - Toegang tot de achterbank. Ga nooit rijden als de
hoofdsteunen zijn verwijderd.

44

Page 6 of 127

9In een oogopslag-
AIRBAGS
De airbags zijn speciaal ontworpen
voor een betere veiligheid van de
inzittenden bij ernstige aanrijdingen:
ze vormen een aanvulling op de wer-
king van de veiligheidsgordels met
pyrotechnische gordelspanners.Uitschakelen airbag aan
passagierszijde
 Steek, als het contact is afge-
zet , de sleutel in de schakelaar 1
en draai deze in de stand "OFF".
Zet, zodra u het kinderzitje verwijdert,
de schakelaar in de stand "ON" om
de airbag weer in te schakelen.
Controle van uitschakeling
Zij-airbags
De zij-airbags zijn geïntegreerd in de
rugleuning van de voorstoelen aan
de zijde van de portieren.
Ze worden aan de zijde waar de aan-
rijding plaatsvindt opgeblazen.
Als de airbag aan passagierszijde
is uitgeschakeld (schakelaar in de
stand "OFF" ), zal bij het aanzetten
van het contact (2
e stand van de
sleutel) het verklikkerlampje gaan branden.
Het verklikkerlampje blijft branden zo-
lang de airbag aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
Airbags voor
Deze zijn voor de bestuurder in het mid-
den van het stuurwiel en voor de pas-
sagier in het dashboard aangebracht.
Ze worden tegelijkertijd geactiveerd,
behalve als de airbag aan passagiers-
zijde is uitgeschakeld.
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de airbag aan
passagierszijde
 Schakel de airbag uit als u een
kinderzitje met de rug in de rijrich-
ting op de voorstoel plaatst.
 Schakel de airbag in als er een
passagier op de voorstoel zit.

90 89

Page 7 of 127

In een oogopslag10 -
ELEKTRISCH BEDIENBARE
RUITEN
1. Schakelaar ruitbediening aan bestuurderszijde.
2. Schakelaar ruitbediening aan passagierszijde.
BUITENSPIEGELS
 Beweeg de knop 3 in de 4 richtin-
gen om de spiegel af te stellen.
STUURWIEL IN HOOGTE
VERSTELLEN
 Druk, bij stilstaande auto, de hen-
del A naar voren om het stuurwiel
te ontgrendelen.
 Verstel het stuurwiel in hoogte.

Vergrendel het stuurwiel door de hen-
del A volledig naar u toe te trekken.
Elektrisch bedienbare
buitenspiegel aan
passagierszijde
 Beweeg de schakelaar 4 vanaf de
bestuurdersstoel in de 4 richtin-
gen om de spiegel af te stellen.
Handbediening:

Druk op de schakelaar. De ruit
stopt zodra de schakelaar wordt
losgelaten.
Automatische bediening
(bestuurderszijde):
 Houd de schakelaar enige tijd inge-
drukt. De ruit opent of sluit volledig.

71 72 73

Page 8 of 127

11In een oogopslag-
SNELHEIDSREGELAAR
De snelheidsregelaar is voorzien van
een display op het instrumentenpa-
neel waarop de ingestelde snelheid
wordt weergegeven.
Met de snelheidsregelaar wordt de
door de bestuurder ingestelde snel-
heid constant aangehouden.
Voor het instellen of activeren dient
de wagensnelheid hoger te zijn dan
40 km/h, waarbij mimimaal de vierde
versnelling ingeschakeld moet zijn.
SNELHEIDSBEGRENZER
Op het instrumentenpaneel worden
de geselecteerde stand en de inge-
stelde snelheid van de snelheidsbe-
grenzer weergegeven. De minimale
snelheid die kan worden ingesteld,
bedraagt 30 km/h.
De snelheidsbegrenzer zorgt ervoor
dat de door de bestuurder ingestelde
snelheid niet wordt overschreden,
ongeacht de bediening van het rem-
pedaal of het koppelingspedaal. Aan
de andere kant heeft het intrappen
van het gaspedaal tot aan het zware
punt geen effect. Als de bestuurder
sneller dan de ingestelde snelheid wil
gaan rijden, dient hij het gaspedaal in
te trappen tot voorbij het zware punt.De functies snelheidsbegren-
zer en snelheidsregelaar
kunnen, indien ze in de auto
aanwezig zijn, niet gelijktijdig
worden ingeschakeld.
Het instellen dient te worden uit-
gevoerd terwijl de auto stilstaat
met draaiende motor, of terwijl de
auto rijdt.

86 84

Page 9 of 127

In een oogopslag12 -
VERWARMING
Nr. Symbool Functie1 Regeling
luchtopbrengst.
2 Regeling
luchtopbrengst en
luchttoevoer.
3 Regeling
temperatuur.
4 Regeling
luchtverdeling.
AIRCONDITIONING

42
 40
Nr. Symbool Functie
1 Bediening
airconditioning.
2 Regeling
luchtopbrengst en
luchttoevoer.
3 Regeling
temperatuur.
4 Regeling
luchtverdeling.

Page 10 of 127

13In een oogopslag-
Gewenste werkingVerwarming of handbediende airconditioning
Luchtverdeling
LuchtopbrengstLuchtrecirculatie/ Toevoer van buitenlucht Temperatuur
Handbediende
airconditioning
WARM
KOUD
ONTWASEMEN ONTDOOIEN
TIPS VOOR INSTELLINGEN IN HET INTERIEUR

Page:   1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 ... 130 next >