PEUGEOT PARTNER VP 2007 Instructieboekje (in Dutch)

Page 91 of 127

Rijden88 -
PARKEERHULP ACHTER MET
GELUIDSSIGNALEN
Dit systeem bestaat uit vier sensoren
die zijn aangebracht in de achterbum-
per en een speciale luidspreker voor
het geven van een geluidssignaal.
Het systeem waarschuwt de bestuur-
der voor elk obstakel (persoon, auto,
boom, hek, …) dat zich achter de
auto bevindt. Het waarschuwt u ech-
ter niet voor objecten die zich direct
onder de bumper bevinden.
Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaam-
heden of gelijksoortige voorwerpen
worden waargenomen bij aanvang
van de aanrijmanoeuvre, maar niet
meer wanneer de auto te dicht gena-
derd is.Detectiezone
Detectie
Het systeem wordt ingeschakeld zo-
dra u de achteruitversnelling inscha-
kelt.

De geluidssignalen geven de afstand
tot het obstakel aan. Hoe dichter de
auto bij het obstakel komt, hoe korter
de tijd tussen de geluidssignalen is. Als de auto minder dan 30 centime-
ter van het obstakel verwijderd is, is
het geluidssignaal continu hoorbaar.
Het systeem wordt uitgeschakeld als
de transmissie in een andere stand
wordt gezet.
Tijdelijk uitschakelen
Druk om het systeem tijdelijk uit te
schakelen (slapend kind op de ach-
terbank....) op de toets
A zodra de
achteruitversnelling is ingeschakeld.
Volledig uitschakelen
Druk als het contact is aangezet langer
dan 4 seconden op de toets A om het
systeem volledig uit te schakelen. Het
verklikkerlampje in de toets gaat uit, in
combinatie met een geluidssignaal. Het
systeem wordt weer ingeschakeld na-
dat het contact is afgezet.
Opmerking: de parkeerhulp moet
worden uitgeschakeld bij het trekken
van een aanhangwagen of de monta-
ge van een fietsendrager (auto uitge-
rust met een door PEUGEOT goedge-
keurde trekhaak of fietsendrager).
Storing
Als er een storing is opgetreden, zal
er bij het inschakelen van de achter-
uitversnelling een kort piepje te horen
zijn, gevolgd door een langere piep.
Inschakelen
Druk nogmaals op de toets A om het
systeem weer in te schakelen. Het ver-
klikkerlampje in de toets gaat branden,
in combinatie met een geluidssignaal.
Zorg ervoor dat de sensoren
in de winter of bij slecht weer
niet bedekt zijn met modder,
ijs en sneeuw.

Page 92 of 127

89Rijden-
AIRBAGS
De airbags zijn speciaal ontworpen
voor een betere veiligheid van de
inzittenden bij ernstige aanrijdingen:
ze vormen een aanvulling op de wer-
king van de veiligheidsgordels met
pyrotechnische gordelspanners.
De elektronische schoksensors re-
gistreren een plotselinge vertraging
van de auto: als de drempelwaarde
voor het in werking treden wordt
overschreden, worden de airbags
onmiddellijk opgeblazen en bescher-
men de inzittenden van de auto.
Direct na de aanrijding ontsnapt het
gas zodat noch het zicht, noch het
eventueel verlaten van de auto door
de inzittenden wordt belemmerd.
De airbags treden niet in werking bij
lichte aanrijdingen waarbij de vei-
ligheidsgordels zorgen voor een af-
doende bescherming; de kracht van
de aanrijding is afhankelijk van het
soort obstakel en de snelheid van de
auto op dat moment.
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
Opmerking: het uit het kussen ont-
snappende gas kan enigszins irriteren.
Storing airbag voor
AIRBAGS VOOR
Deze zijn voor de bestuurder in het midden
van het stuurwiel en voor de passagier in
het dashboard aangebracht. Ze worden te-
gelijkertijd geactiveerd (behalve als de air-
bag aan passagierszijde is uitgeschakeld).
Uitschakelen airbag aan
passagierszijde*
Schakel voor de veiligheid van uw
kind de airbag aan passagierszij-
de altijd uit als u een kinderzitje
met de rug in de rijrichting op de
voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk ge-
wond raken.
 Zet het contact af, steek de
sleutel in de schakelaar voor uit-
schakelen van de airbag aan
passagierszijde 1, draai deze in
de stand "OFF" en verwijder de
sleutel zonder de stand van de
schakelaar te veranderen.
Het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel brandt
zolang de airbag is uitge-
schakeld.
Als dit verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel gaat
branden in combinatie met
een geluidssignaal, raad-
pleeg dan een PEUGEOT-
servicepunt om het systeem te laten
controleren.
* Volgens land van bestemming.

Page 93 of 127

Rijden90 -
In de stand "OFF" werkt de airbag
aan passagierszijde bij een eventu-
ele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje heeft verwijderd,
zet dan de schakelaar weer op "ON"
om de airbag opnieuw in te schake-
len en zo de veiligheid van uw pas-
sagier te garanderen.
Controle uitschakeling
Het goed functioneren van het systeem wordt aangege ven
door een pictogram op het instrumentenpaneel in com bi-
natie met een melding op het multifunctionele displ ay.
Als bij aangezet contact (2e
stand),
dit pictogram op het instrumenten-
paneel verschijnt in combinatie
met een melding op het multifunc-
tionele display, betekent dit dat de
airbag aan passagierszijde is uit-
geschakeld (stand "OFF").
ZIJ-AIRBAGS*
Deze zijn aan de zijde van de portieren
in de rugleuningen van de voorstoelen
aangebracht.
Ze worden onafhankelijk van elkaar
geactiveerd bij aanrijdingen van opzij
waarbij een kans bestaat op ernstig
letsel aan buik, borst of hoofd.
Storing airbag
Raadpleeg, als dit verklik-
kerlampje gaat branden, in
combinatie met een geluids-
signaal, een PEUGEOT-ser-
vicepunt om het systeem te
laten controleren.
Als de twee verklikkerlampjes
airbag permanent branden,
plaats dan geen kinderzitje
met de rug in de rijrichting.
Raadpleeg een PEUGEOT-
servicepunt. Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften
voor een maximale
effectiviteit van de airbags
vóór en de zij-airbags*:
• Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.
• Maak er een gewoonte van om nor- maal rechtop in de voorstoelen te
zitten.
• Zorg dat er zich niets bevindt tus- sen de airbag en de inzittenden
(kinderen, huisdieren, objecten...).
Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzit-
tenden bij het opblazen van de air-
bag verwonden.
• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren
aan airbagsystemen, alleen een
PEUGEOT-servicepunt heeft hier-
voor gekwalificeerd personeel.
• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen
controleren. Airbags voor
• Houd het stuurwiel niet aan de
spaken vast en laat uw handen niet
op het stuurwielkussen rusten.
• Laat aan passagierszijde uw voe- ten niet op het dashboard rusten.
• Tracht roken in de auto zoveel mo- gelijk te vermijden. Als de airbag
wordt opgeblazen, kunnen bran-
dende sigaretten of een pijp brand-
wonden of ander letsel veroorza-
ken.
• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekle-
ding en sla er niet op.
Zij-airbags*
• Bedek de voorstoelen alleen met goedgekeurde stoelhoezen. Raad-
pleeg uw PEUGEOT-servicepunt.
• Bevestig nooit iets aan de rugleu- ning van de voorstoelen, dit zou bij
het afgaan van de airbags kunnen
leiden tot verwondingen aan armen
of middel.
• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
* Volgens land van bestemming.

Page 94 of 127

Rijden90 -
In de stand "OFF" werkt de airbag
aan passagierszijde bij een eventu-
ele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje heeft verwijderd,
zet dan de schakelaar weer op "ON"
om de airbag opnieuw in te schake-
len en zo de veiligheid van uw pas-
sagier te garanderen.
Controle uitschakeling
Het goed functioneren van het systeem wordt aangege ven
door een pictogram op het instrumentenpaneel in com bi-
natie met een melding op het multifunctionele displ ay.
Als bij aangezet contact (2e
stand),
dit pictogram op het instrumenten-
paneel verschijnt in combinatie
met een melding op het multifunc-
tionele display, betekent dit dat de
airbag aan passagierszijde is uit-
geschakeld (stand "OFF").
ZIJ-AIRBAGS*
Deze zijn aan de zijde van de portieren
in de rugleuningen van de voorstoelen
aangebracht.
Ze worden onafhankelijk van elkaar
geactiveerd bij aanrijdingen van opzij
waarbij een kans bestaat op ernstig
letsel aan buik, borst of hoofd.
Storing airbag
Raadpleeg, als dit verklik-
kerlampje gaat branden, in
combinatie met een geluids-
signaal, een PEUGEOT-ser-
vicepunt om het systeem te
laten controleren.
Als de twee verklikkerlampjes
airbag permanent branden,
plaats dan geen kinderzitje
met de rug in de rijrichting.
Raadpleeg een PEUGEOT-
servicepunt. Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften
voor een maximale
effectiviteit van de airbags
vóór en de zij-airbags*:
• Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.
• Maak er een gewoonte van om nor- maal rechtop in de voorstoelen te
zitten.
• Zorg dat er zich niets bevindt tus- sen de airbag en de inzittenden
(kinderen, huisdieren, objecten...).
Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzit-
tenden bij het opblazen van de air-
bag verwonden.
• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren
aan airbagsystemen, alleen een
PEUGEOT-servicepunt heeft hier-
voor gekwalificeerd personeel.
• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen
controleren. Airbags voor
• Houd het stuurwiel niet aan de
spaken vast en laat uw handen niet
op het stuurwielkussen rusten.
• Laat aan passagierszijde uw voe- ten niet op het dashboard rusten.
• Tracht roken in de auto zoveel mo- gelijk te vermijden. Als de airbag
wordt opgeblazen, kunnen bran-
dende sigaretten of een pijp brand-
wonden of ander letsel veroorza-
ken.
• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekle-
ding en sla er niet op.
Zij-airbags*
• Bedek de voorstoelen alleen met goedgekeurde stoelhoezen. Raad-
pleeg uw PEUGEOT-servicepunt.
• Bevestig nooit iets aan de rugleu- ning van de voorstoelen, dit zou bij
het afgaan van de airbags kunnen
leiden tot verwondingen aan armen
of middel.
• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
* Volgens land van bestemming.

Page 95 of 127

91Praktische informatie-
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof. 4.
Remvloeistofreservoir.
5. Accu.
6. Luchtfilter. 7.
Motoroliepeilstok.
8. Reservoir motorolie.
1,4 LITERBENZINEMOTOREN
* Volgens land van bestemming.

Page 96 of 127

92 -
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof. 4.
Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Luchtfilter. 7.
Motoroliepeilstok.
8. Reservoir motorolie.
1,6 LITER BENZINEMOTOR
* Volgens land van bestemming.
Praktische informatie

Page 97 of 127

93Praktische informatie-
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof. 4.
Remvloeistofreservoir.
5. Accu.
6. Luchtfilter. 7.
Motoroliepeilstok.
8. Reservoir motorolie.
1,9 LITER DIESELMOTOR
* Volgens land van bestemming.

Page 98 of 127

94 -
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof. 4.
Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Luchtfilter. 7.
Motoroliepeilstok.
8. Motoroliereservoir.
9. Handopvoerpomp.
1,6 LITER HDI TURBODIESELMOTOR
* Volgens land van bestemming.
Praktische informatie

Page 99 of 127

95Praktische informatie-
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof. 4.
Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Luchtfilter. 7.
Motoroliepeilstok.
8. Reservoir motorolie.
2 LITER HDI TURBODIESELMOTOR
* Volgens land van bestemming.

Page 100 of 127

97Praktische informatie-
NIVEAUS
CONTROLEREN
Motorolieniveau
Regelmatig controleren en tussen
twee verversingen eventueel olie bij-
vullen. (Maximum olieverbruik: 0,5 li-
ter per 1 000 km.)
De controle dient bij koude motor
en horizontaal geplaatste wagen te
geschieden, met behulp van de olie-
niveaumeter in het instrumentenpa-
neel of de oliepeilstok.
Oliepeilstok
Olie verversen
Volgens de aanwijzingen in het on-
derhoudsboekje.
Opmerking: vermijd langdurig huid-
contact met afgewerkte olie. Deponeer
afgewerkte olie in de daarvoor be-
stemde containers bij een PEUGEOT-
servicepunt. Keuze van de viscositeitgraad
De olie dient in ieder geval aan de
voorgeschreven kwaliteitsnormen te
voldoen.
Afgewerkte producten
Gooi geen afgewerkte olie, remvloei-
stof of koelvloeistof in het riool, in het
water of op de grond.
* Volgens land van bestemming.
2 merktekens op de peil-
stok:
A
= maxi.
Het oliepeil mag nooit boven
dit merkteken uitkomen.
B = mini.
Voor het behoud van de
bedrijfszekerheid van de
motoren en de emissie-
regelsystemen mogen in
geen geval additieven aan
de motorolie worden toe-
gevoegd.
Remvloeistof verversen:
- de vloeistof dient volgens de voor- geschreven intervallen te worden
ververst.
- gebruik remvloeistof die door de constructeur wordt aanbevolen en
aan de DOT4-normen voldoet.
Opmerking: remvloeistof is een erg
bijtend middel. Vermijd elk contact
met de huid.
Koelvloeistofniveau
Gebruik uitsluitend door de construc-
teur aanbevolen koelvloeistof.
Als de motor warm is, wordt de tem-
peratuur van de koelvloeistof gere-
geld door de koelventilator. Wacht
voor werkzaamheden aan het koel-
systeem ten minste 1 uur nadat de
motor gedraaid heeft, omdat de koel-
ventilator nog kan (gaan) werken als
de sleutel uit het contactslot is verwij-
derd en het koelsysteem onder druk
staat.
Draai de dop eerst 2 omwentelingen
los om de druk te laten dalen en te
voorkomen dat de hete koelvloeistof
uit het koelsysteem spuit. Trek, als
de druk eenmaal gedaald is, de dop
los en vul het systeem bij.
Vloeistofniveau
stuurbekrachtiging
Open het reservoir bij koude motor
(omgevingstemperatuur), het vloei-
stofniveau dient boven het MINI
en dicht bij het MAXI merkteken te
staan.
Vloeistofniveau ruiten- en
koplampsproeiers*
Gebruik voor een optimale reiniging
en voor uw eigen veiligheid uitslui-
tend door PEUGEOT aanbevolen
producten.
Opmerking:
de koelvloeistof behoeft
niet te worden ververst.
Bij uitvoeringen met roetfilter kan de
motorventilateur in werking treden
nadat de motor is afgezet, zelfs bij
een koude motor.

Page:   < prev 1-10 ... 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 130 next >