PEUGEOT PARTNER VP 2007 Instructieboekje (in Dutch)

Page 101 of 127

98 -
CONTROLES
Accu
Laat uw accu voor de winter door
een PEUGEOT-servicepunt contro-
leren.
Oliefilter
Vervang het oliefilterelement regelma-
tig, volgens het onderhoudsschema.Gebruik uitsluitend door
PEUGEOT aanbevolen pro-
ducten of producten van
gelijkwaardige kwaliteit met
dezelfde eigenschappen.
Om de werking van belangrijke orga-
nen als de stuurbekrachtiging en het
remsysteem te optimaliseren, selec-
teert en biedt PEUGEOT specifieke
producten aan.
Vanwege de kans op beschadiging
van het elektrisch systeem is het
streng verboden de motorruimte
met een hogedrukreiniger schoon te
maken.
BRANDSTOFTANK
LEEG (DIESEL)
In het geval van een lege brandstoftank
is het noodzakelijk het brandstof-
systeem te ontluchten:
- Vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel.
- Bedien de handpomp van de ont- luchting (onder de beschermkap in
de motorruimte) tot u brandstof in
de transparante slang ziet komen.
- Houd de sleutel in de stand "D"
(starten) tot de motor aanslaat.
BRANDSTOFAFSLUITER
(BENZINE)
Bij een zware aanrijding wordt de
brandstoftoevoer door de brandstof-
afsluiter onderbroken.
Druk op de knop van de brandstofaf-
sluiter bij de rechter veerpoot onder
de motorkap om de brandstoftoevoer
te herstellen.
Handgeschakelde
versnellingsbak
Niet verversen. Laat het niveau con-
troleren volgens het onderhouds-
schema van de constructeur.
Raadpleeg de bladzijden in het
onderhoudsboekje die betrekking
hebben op de motoruitvoering
van uw auto voor het controleren
van de belangrijkste niveaus en
bepaalde onderdelen volgens het
onderhoudsschema van de con-
structeur.Luchtfilter en interieurfilter
Laat de filters periodiek vervangen.
Als de omgeving daartoe aanlei-
ding geeft, moeten de filters twee
keer zo vaak worden vervangen.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blij-
ken om de remblokken vaker, tussen
twee onderhoudscontroles door, te
laten controleren.
Slijtage remschijven
en -trommels
Raadpleeg voor meer informatie
over de controle van de remschijven
en remtrommels een PEUGEOT-
servicepunt.
Handrem
Als de handrem een te grote slag
heeft of als het systeem minder goed
werkt, moet de handrem zelfs tussen
twee onderhoudscontroles worden af-
gesteld. Laat het systeem controleren
door een PEUGEOT-servicepunt.
Praktische informatie

Page 102 of 127

99Praktische informatie-
WIEL VERWISSELEN
Parkeren van de auto
- Zet de auto, voor zover mogelijk, op een horizontale, stabiele en
stroeve ondergrond.
- Trek de handrem aan, zet het contact uit en schakel de eerste
versnelling of de achteruit in. Toegang tot het reservewiel
en de krik
Het reservewiel bevindt zich in een
metalen houder aan de achterzijde
onder de auto.
- Neem de krik en de wielsleutel
1
uit de opbergruimte bij het rechter
achterwiel.
- Draai de bout van de reservewiel- houder in de buurt van het vergren-
delingssysteem met de wielsleu-
tel 1 los.
- Til de reservewielhouder iets op, duw de haak naar achteren en laat
de reservewielhouder zakken.
- Neem het wielblok 2 uit het reser-
vewiel.
Wiel demonteren
- Blokkeer het wiel aan de achterzijde kruislings tegenover het te verwis-
selen wiel met het wielblok 2.
- Verwijder de wieldop door de wiel- sleutel 1 in de opening voor het
ventiel te steken en de wieldop los
te trekken.
- Draai de wielbouten iets los.
- Plaats de krik in één van de 4 daar- voor bestemde kriksteunen A bij
het te verwisselen wiel onder de
auto. Controleer of het uiteinde van
de krik over het gehele oppervlak
steunt op de grond.
- Krik de auto op, draai de wielbouten geheel los en verwijder het wiel.

Page 103 of 127

100 -
Verwissel een wiel uit veilig-
heidsoverwegingen alleen:
- op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond,
- met aangetrokken handrem,
- de 1e versnelling of de achteruit is ingeschakeld,
- blokkeer de auto,
- ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt, (gebruik
bokken).Wiel monteren
- Breng het wiel aan en draai de wielbouten met de sleutel enigs-
zins vast.
- Laat de krik zakken en verwijder deze dan.
- Draai de wielbouten met de sleutel vast.
- Plaats de wieldop, begin bij de opening voor het ventiel en druk de
wieldop rondom met de hand vast.
Reservewiel in
reservewielhouder plaatsen
- Plaats het wielblok 2 weer in het re-
servewiel.
- Plaats het wiel in de reservewiel- houder.
- Til het wiel met de houder omhoog en plaats de haak.
- Vergeet niet de bout van de reserve- wielhouder geheel aan te draaien.
- Berg de wielsleutel 1 en de krik op.
Na het verwisselen van het wiel
- Laat zo snel mogelijk het aanhaal-moment van de wielbouten en de
bandenspanning van het reservewiel
door een PEUGEOT-servicepunt
controleren.
- Laat de lekke band zo spoedig mo- gelijk repareren en verwissel hem
met het reservewiel.
Praktische informatie

Page 104 of 127

101Praktische informatie-
BIJZONDERHEDEN
LICHTMETALEN VELGEN
Plaatsen van het reservewiel
Indien uw auto is voorzien van een re-
servewiel met stalen velg is het nor-
maal dat bij het monteren de ringen
van de bouten de velg niet raken. Als
de bouten volledig zijn aangedraaid
zorgt het conische draagvlak van de
bouten voor de bevestiging van het
reservewiel.
Slotbouten*
Als de wielen van uw auto zijn ge-
monteerd met slotbouten (één per
wiel), draai de bouten dan los met
behulp van een speciale dopsleu-
tel (die u bij aflevering van de auto
is overhandigd samen met de extra
sleutels en de codekaart) en de wiel-
sleutel.
Opmerking: noteer zorgvuldig het
codenummer dat in de dopsleutel is
gegraveerd. Hiermee is het mogelijk
een extra dopsleutel te bestellen bij
uw dealer.
* Volgens uitvoering en land van be- stemming.
Montage van winterbanden
Indien u uw auto voorziet van win-
terbanden met stalen velgen, is het
noodzakelijk
speciale bouten te ge-
bruiken die verkrijgbaar zijn bij uw
PEUGEOT-servicepunt.

Page 105 of 127

102 -
LAMPEN VERVANGEN
Koplampen
1. Dimlicht/grootlicht (H4-60/55 W)
- Draai de beschermkap A los en
verwijder hem.
- Neem de stekker los.
- Maak de borgveer los.
- Vervang de lamp. 2. Parkeerlicht (W 5 W)
- Draai de beschermkap
A los en
verwijder hem.
- Trek de lamphouder naar achteren.
- Vervang de lamp. 3. Richtingaanwijzer
(PY 21 W amberkleurig)
- Draai de lamphouder B een kwart
omwenteling en trek hem los.
- Vervang de lamp.
Opmerking: Onder bepaalde weers-
omstandigheden (lage temperaturen,
vocht), ontstaat er condensvorming
aan de binnenzijde van het glas
van de lampen ; dit verdwijnt binnen
enkele minuten na het inschakelen
van de verlichting.
Praktische informatie

Page 106 of 127

103Praktische informatie-
Gebruik uitsluitend H4-lam-
pen van de onderstaande
merken:
- GE/TUNGSRAM
- PHILIPS
- OSRAM
om beschadiging van de lichtunits te
voorkomen.
Deze voldoen aan de specificaties
(UV-norm) voor een goede en be-
trouwbare werking van de verlichting.
De koplampunits zijn voorzien van
een glas van polycarbonaat met een
speciale vernislaag. Reinig de kop-
lampen nooit met een droge of schu-
rende doek en gebruik geen oplos-
middelen.
Gebruik een vochtige en zachte doek. Zijknipperlichten
(WY 5 W amberkleurig)
- Druk het zijknipperlicht naar voren of
naar achteren en trek het geheel los.
- Draai de lamphouder een kwart omwenteling.
- Vervang de lamp.
De amberkleurige lampen
(richtingaanwijzers en zijknip-
perlichten) moeten worden
vervangen door lampen met
dezelfde kleur en eigenschappen.

Page 107 of 127

104 -
Achterlichten
1 - Mistachterlicht (P 21 W).
2 - Richtingaanwijzer (P 21 W).
3 - Achteruitrijlicht (P 21 W).
4 - Rem-/achterlicht (P 21/5 W).- Open de achterdeur.
- Draai de moer
A los.
- Maak de twee bevestigingsclips aan de zijkant los door de achter-
lichtunit voorzichtig in de richting
van het interieur te duwen.
- Neem de stekkers los en verwijder de achterlichtunit.
- Maak de lamphouder los door de nokken B in te drukken.
- Vervang de defecte lamp.
Kentekenplaatverlichting
(W 5 W)
 Steek een kleine schroevendraai-
er in een van de buitenste openin-
gen van het lampglas.
 Duw de schroevendraaier naar bui-
ten om het lampglas los te maken.
 Verwijder het lampglas.
 Vervang de defecte lamp.
Beschermingsrooster
achterlicht
Draai de vleugelmoeren C los en
verwijder het beschermingsrooster.
Praktische informatie

Page 108 of 127

105Praktische informatie-
Derde remlicht
(achterklep) (W 5 W)
 Open de achterklep en draai de
2 moeren los.
 Maak de steun los om bij de lam-
pen te kunnen komen.
 Vervang de defecte lamp.
Derde remlicht (linker
achterdeur) (W 5 W)
 Verwijder het deksel door op de
borglip A (rond gedeelte) aan het
uiteinde van de lampunit te druk-
ken.
 Trek het deksel naar achteren. 
Druk de twee borglippen B in om
de lamphouder te verwijderen.
 Trek de defecte lamp uit de
houder en vervang hem.
Het terugplaatsen geschiedt in de
omgekeerde volgorde.

Page 109 of 127

106 -
Vervangen van een zekering
Voordat een zekering wordt vervan-
gen, moet eerst de oorzaak van de
storing opgespoord en verholpen
worden. De nummers van de zeke-
ringen zijn aangegeven op de zeke-
ringkast.
Gebruik de tang B.ZEKERINGEN VERVANGEN
De zekeringkasten bevinden zich
onder het dashboard en onder de
motorkap.
Zekeringkast dashboard
Verwijder de afdekplaat om bij de ze-
keringen te komen.
De reservezekeringen en de tang B
zijn aangebracht aan de binnenkant
van het deksel A. Goed
Defect
Klem B Vervang een defecte zekering
(stroomsterkte vermeld op
zekering) altijd door een zekering
met dezelfde stroomsterkte.
Praktische informatie

Page 110 of 127

108 -
Bij het ontwerp van het elek-
trische circuit van uw auto
is reeds rekening gehouden
met de montage van zowel
de standaarduitrusting als
eventuele opties.
Raadpleeg uw PEUGEOT-service-
punt voordat u andere elektrische
voorzieningen of accessoires in de
auto monteert of laat monteren.
Sommige elektrische accessoires
zelf, of de wijze waarop die zijn ge-
monteerd, kunnen de werking van de
elektrische systemen van de auto (de
elektronische bedieningssystemen,
het audiosysteem en het laadcircuit)
nadelig beïnvloeden.
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit het verhel-
pen van storingen veroorzaakt door
het monteren van extra accessoires
die niet door PEUGEOT aanbevolen
en geleverd worden. Dit geldt ook
voor voorzieningen die niet volgens
de voorschriften van PEUGEOT zijn
gemonteerd en met name voor ap-
paratuur met een stroomverbruik van
meer dan 10 mA.
Werkzaamheden aan de MAXI ze-
keringen, die een extra bescherming
bieden, zijn uitsluitend voorbehouden
aan een PEUGEOT-servicepunt.
Zekeringkast motorruimte
Maak het deksel los om de zekering-
kast (naast de accu) in de motorruim-
te te openen. Sluit na de werkzaamheden het dek-
sel zorgvuldig.
Praktische informatie

Page:   < prev 1-10 ... 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 next >