Peugeot Partner VU 2005 Handleiding (in Dutch)

Page 41 of 114

38 -Ventilatie
01-02-2005
39
-
Ventilatie
01-02-2005
VENTILATIE
1
. Uitstroomopeningen
voorruitontwaseming.
2 . Uitstroomopeningen
zijruitontwaseming.
3 . Zijventilatieroosters.
4 . Middelste ventilatieroosters.
5 . Uitstroomopeningen voor
beenruimte voor.
Gebruiksadviezen
Stel de luchtverdeling naar wens en
afhankelijk van de weersomstandig-
heden in.
Wijzig de temperatuurinstelling
geleidelijk om het gewenste comfort
te bereiken.
Schuif de knop van de luchttoevoer-
regeling in de stand "Toevoer van
buitenlucht".
Let er voor een gelijkmatige verde-
ling van de lucht naar het interieur
op dat het luchtinlaatrooster en de
uitstroomopeningen in de auto vrij
blijven. Zorg ervoor dat het interieur-
ilter in een goede staat verkeert.
Om bij koude motor een te grote toe-
voer van koude lucht te voorkomen,
bereikt de ventilatie geleidelijk het
optimale niveau.
Om de airconditioning (toets A/C)
effectief te kunnen gebruiken,
moeten de ruiten zijn gesloten.
Als de temperatuur in de auto nadat
deze een tijd in de zon heeft gestaan
erg hoog is opgelopen, is het raad-
zaam het interieur enige tijd te laten
doorluchten. Achterruitverwarming en
verwarming buitenspiegels
Druk bij draaiende motor op de scha-
kelaar om de achterruitverwarming
en de verwarming van de buitenspie-
gels in te schakelen.
Na ongeveer 12 minuten worden
deze automatisch weer uitgescha-
keld.
Druk opnieuw op de schakelaar om
de systemen weer 12 minuten te
laten werken.
De verwarming kan ook handmatig
worden uitgeschakeld door op de
schakelaar te drukken.

Page 42 of 114

40 -Ventilatie
01-02-2005
41
-Ventilatie
01-02-2005
Toevoer van buitenlucht.
VERWARMING
1. Regeling luchtopbrengst
Draai de knop in 1 van de 4
standen om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen.
2. Regeling luchtopbrengst en regeling luchttoevoer
Draai de knop in 1 van de 4
standen om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen.
Zet de knop, zodra de omstan-
digheden dit toelaten, weer in de
stand toevoer buitenlucht om het
beslaan van de ruiten te voorko-
men.
Dit is de normale stand. Geen toevoer van buiten-
lucht.
Deze stand dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank en stofoverlast
af te sluiten.

Page 43 of 114

40 -Ventilatie
01-02-2005
41
-Ventilatie
01-02-2005
Deze instelling wordt aanbevolen bij
een koud klimaat.
3. Temperatuurregeling
Naar behoefte in te stellen.
Van blauw (buitentemperatuur) tot
rood (warm).
4. Luchtverdeling
Deze instelling wordt aanbevolen
onder warme weersomstandighe-
den.
Luchtstroom naar voorruit
en zijruiten (ontwasemen-
ontdooien).
Ga voor het snel ontwasemen van
de voorruit en de zijruiten als volgt
te werk:
- Schuif de knop van de luchttoe- voerregeling in de stand "Toevoer
van buitenlucht",
- Stel de temperatuur en de luchtop- brengst in op maximaal,
- Sluit de middelste ventilatieroos- ters. Luchtstroom naar voorruit,
portierruiten en beenruimte.
Luchtstroom naar de
beenruimte.
Luchtstroom naar interieur
(linker, rechter en middelste
ventilatieroosters).

Page 44 of 114

42 -Ventilatie
01-02-2005
43
-Ventilatie
01-02-2005
Druk de schakelaar in om de
airconditioning in te scha-
kelen. Het verklikkerlampje
gaat branden. 2. Regeling luchtopbrengst en
toevoer van buitenlucht
Draai de knop in 1 van de
4 standen om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen.
AIRCONDITIONING
De airconditioning werkt niet als
de knop voor de regeling van
de luchtopbrengst in de laagste
stand staat .
Opmerking: condensvorming in de
airconditioning kan ertoe leiden dat
er zich een klein plasje water onder
de auto vormt, dit is een normaal
verschijnsel.
1. Airconditioning
De airconditioning kan tijdens alle
seizoenen gebruikt worden. Het
systeem stelt u in staat de tempera-
tuur in het interieur `s zomers te
verlagen en zorgt in de winter bij
temperaturen boven 0°C voor een
snelle ontwaseming van beslagen
ruiten.

Page 45 of 114

42 -Ventilatie
01-02-2005
43
-Ventilatie
01-02-2005
Belangrijke
voorzorgsmaatregelen
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per
maand 5 tot 10 minuten aan om het
systeem in perfecte staat te houden.
Gebruik de airconditioning niet als
deze niet koelt en laat het systeem
dan door uw PEUGEOT-servicepunt
controleren.
Opmerking: Laat voor een optimale
werking van de airconditioning de
ventilatieroosters openstaan.
Luchtstroom naar interieur
(linker, rechter en middelste
ventilatieroosters).
Deze instelling wordt aanbevolen
onder warme weersomstandighe-
den.
Luchtrecirculatie.
Deze stand dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank en stofoverlast
af te sluiten.
Als deze stand gebruikt wordt terwijl
de airco is ingeschakeld, wordt de
capaciteit van de airco en de verwar-
ming vergroot.
Als deze stand wordt gebruikt zonder
de airconditioning, bestaat het risico
dat de ruiten beslaan.
Zet de knop, zodra de omstandig-
heden dit toelaten, weer in de stand
toevoer buitenlucht.
3. Temperatuurregeling
Naar behoefte in te stellen.
Van blauw (koud als de airco is inge-
schakeld) tot rood (warm). 4. Luchtverdeling
Luchtstroom naar voorruit
en zijruiten (ontwasemen -
ontdooien).
Ga voor het snel ontwasemen van
de voorruit en de zijruiten als volgt
te werk:
- Stel de temperatuur en de luchtop- brengst in op maximaal.
- Sluit de middelste ventilatieroos- ters.
- Schuif de knop van de luchttoe- voerregeling in de stand "Toevoer
van buitenlucht".
- Schakel de airconditioning in.
Luchtstroom naar de been-
ruimte.
Deze instelling wordt aanbevolen bij
een koud klimaat. Luchtstroom naar voorruit,
portierruiten en beenruimte.
Toevoer van buitenlucht.
Dit is de normale stand.
Standkachel
Auto’s uitgerust met een HDI diesel-
motor kunnen zijn voorzien van een
automatische standkachel voor uw
comfort.
Bij stationair toerental en stil-
staande auto kunnen een luittoon,
rook en een lichte walm worden
waargenomen. Dit is een normaal
verschijnsel.

Page 46 of 114

44 -Stoelen
01-02-2005
45
-Stoelen
01-02-2005
STOELEN
1 - Hoogteverstelling hoofdsteun
Schuif de hoofdsteun naar wens
hoger of lager.
De stand van de hoofdsteun is
juist als de bovenzijde van de
hoofdsteun zich ter hoogte van
de bovenzijde van het hoofd
bevindt.
Zet, om de hoofdsteun te verwijde-
ren, deze in de hoogste stand, druk
de pallen in en trek de hoofdsteun
gelijktijdig omhoog.
Steek om de hoofdsteun terug te
zetten de pennen in de openingen
van de rugleuning tot de hoofdsteun
op zijn plaats blijft.
2 - Rugleuningverstelling
Draai aan de knop.
3 - Verstelling in lengterichting (bestuurder)
Til de beugel op en schuif de stoel in
de gewenste stand.

Page 47 of 114

44 -Stoelen
01-02-2005
45
-Stoelen
01-02-2005
4 - Opberglade (uitvoering met
airbag passagier)
U heeft de beschikking over een
opberglade onder de bestuurders- of
passagiersstoel.
Til de lade iets op en trek hem naar
voren om hem te openen.
5 - Schakelaar stoelverwarming
Druk de schakelaar in. De tempera-
tuur wordt automatisch geregeld.
Druk nogmaals op de schakelaar
om de verwarming weer uit te scha-
kelen.
Opmerking: De geselecteerde
stand van de stoelverwarming blijft
nadat het contact is afgezet nog twee
minuten in het geheugen.
Ga nooit rijden als de hoofd-
steunen zijn verwijderd; de
hoofdsteunen moeten zijn
geplaatst en correct zijn
afgesteld.
Plaats geen zware voorwerpen in de
opbergladen.

Page 48 of 114

46 -Stoelen
01-02-2005
47
-Stoelen
01-02-2005
MULTIFUNCTIONELE
PASSAGIERSSTOEL*
Neerklappen van de rugleuning:
Trek de hendel 1 omhoog en kantel
de rugleuning.
U beschikt zo over een schrijfplateau,
bekerhouders en een riem waarmee
documenten kunnen worden beves-
tigd.
* Volgens land van bestemming.
Volledig neerklappen van de stoel:
Trek de hendel
2 omhoog en kantel
de stoel volledig.
Het is niet noodzakelijk de hoofd-
steun te verwijderen.
U heeft nu toegang tot een opberg-
koffer waarin u voorwerpen die niet
in het zicht mogen liggen kunt opber-
gen en waarmee u lange ladingen
die door de dakklep zijn gestoken
kunt steunen. Wanneer uw auto niet van een tus-
senschot is voorzien, kunt u boven-
dien lange voorwerpen vervoeren
(tot 2,10 m).
Deze kunnen op de voorste rand van
de vloer worden geplaatst en worden
vastgezet met de achterste stang in
de laadruimte of met de sjorogen.

Page 49 of 114

46 -Stoelen
01-02-2005
47
-Stoelen
01-02-2005
ALGEMENE INFORMATIE
MET BETREKKING TOT
KINDERZITJES
Hoewel PEUGEOT bij het ontwerp
van uw auto veel aandacht heeft
besteed aan veiligheidsvoorzie-
ningen voor uw kinderen, is hun
veiligheid natuurlijk ook afhankelijk
van u zelf.
Volg voor een optimale veiligheid de
volgende adviezen op:
- sinds 1992, en conform Richtlijn
2000/3 dienen kinderen jonger
dan 12 jaar in gehomologeerde*,
aan het lichaamsgewicht
aangepaste kinderzitjes op met
veiligheidsgordels of ISOFIX-
bevestigingen** uitgeruste plaatsen
te worden vervoerd,
- de veiligste plaats voor het ver-
voeren van een kind is volgens
de statistieken een plaats op de
achterbank van uw auto ,
- kinderen tot 9 kg moeten zowel voor- als achterin met de rug in
de rijrichting worden vervoerd.
PEUGEOT beveelt u aan kinderen
op de achterzitplaatsen van uw
auto te vervoeren:
- met de rug in de rijrichting tot 2
jaar,
- met het gezicht in de rijrichting
vanaf 2 jaar.
BEVESTIGEN VAN
EEN KINDERZITJE
MET EEN DRIEPUNTS
VEILIGHEIDSGORDEL
“Met de rug in de rijrichting”
Wanneer een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de passagiersstoel voor
wordt geplaatst, moet de airbag aan pas-
sagierszijde** zijn uitgeschakeld. Anders
kan het kind bij het afgaan van de
airbag levensgevaarlijk gewond raken .
“Met het gezicht in de rijrichting”
Wanneer een kinderzitje met het gezicht
in de rijrichting op de passagiersstoel
voor wordt geplaatst, moet de stoel
van de auto in de middelste stand met
de rugleuning rechtop worden gezet en
mag de airbag aan passagierszijde**
niet worden uitgeschakeld.
* Volgens de wettelijke bepalingen.
** Volgens uitvoering. Middelste stand

Page 50 of 114

48 -Stoelen
01-02-2005
49
-
Stoelen
01-02-2005
DOOR PEUGEOT AANBEVOLEN KINDERZITJES
PEUGEOT levert een complete reeks kinderzitjes met een artikelnummer van

Automobiles PEUGEOT die met een driepunts veiligheidsgordel kunnen
worden vastgemaakt:
Groep 0 : vanaf de geboorte tot 10 kg
Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg
L1
«BRITAX
Babysure»
(E11 0344117)
Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst. L2

«RÖMER
Baby-Safe»
(E1 03301146)
Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.
Groep 1, 2 en 3: Van 9 tot 36 kg
L3
«KIDDY Life» (E1 03301135)
Omwille van de veiligheid van jonge kinderen (van 9 tot 18 kg), raadt PEUGEOT u aan de
gordelbeschermer te gebruiken.
Groep 2 en 3: Van 15 tot 36 kg
L4
«RECARO Start» (E1 03301108) L5
«KLIPPAN Optima»
(E17 030007)Vanaf 6 jaar
(ongeveer 22 kg): gebruik alleen de zitverhoging.
Airbag passagierszijde OFF**
** Volgens uitvoering.

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 ... 120 next >