Peugeot Partner VU 2005 Handleiding (in Dutch)

Page 81 of 114

76 -Rijden
01-02-2005
77
-Rijden
01-02-2005
In de stand "OFF" werkt de airbag
aan passagierszijde bij een eventu-
ele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje heeft verwijderd,
zet dan de schakelaar weer op
"ON" om de airbag opnieuw in te
schakelen en zo de veiligheid van
uw passagier te garanderen.ZIJ-AIRBAGS*
Deze zijn aan de zijde van de
portieren in de rugleuningen van de
voorstoelen aangebracht.
Ze worden onafhankelijk van elkaar
geactiveerd bij aanrijdingen van opzij
waarbij een kans bestaat op ernstig
letsel aan buik, borst of hoofd.
Raadpleeg, als dit verklik-
kerlampje gaat branden, in
combinatie met een geluids-
signaal, een PEUGEOT-
servicepunt om het systeem
te laten controleren.
Als dit pictogram bij aange-
zet contact (2e stand van de
sleutel) op het instrumenten-
paneel verschijnt, betekent
dit dat de airbag aan passagierszijde
vóór is uitgeschakeld (stand "OFF").
Als de twee lampjes "Storing
airbag" en "Airbag pas-
sagierszijde uitgeschakeld"
branden, plaats dan geen
kinderzitje met de rug in de rijrichting
en raadpleeg een PEUGEOT-
servicepunt.
Storing airbag
* Volgens land van bestemming.
Controle van uitschakeling

Page 82 of 114

76 -Rijden
01-02-2005
77
-Rijden
01-02-2005
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften
voor een maximale
effectiviteit van de airbags
vóór en de zij-airbags*:
• Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.
• Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen
te zitten.
• Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden
(kinderen, huisdieren, objecten...).
Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzit-
tenden bij het opblazen van de
airbag verwonden.
• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren
aan airbagsystemen, alleen een
PEUGEOT-servicepunt heeft hier-
voor gekwaliiceerd personeel.
• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen
controleren. Airbags voor
• Houd het stuurwiel niet aan de
spaken vast en laat uw handen niet
op het stuurwielkussen rusten.
• Laat aan passagierszijde uw voeten niet op het dashboard rusten.
• Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de
airbag wordt opgeblazen, kunnen
brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel ver-
oorzaken.
• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekle-
ding en sla er niet op. Zij-airbags*
• Bedek de voorstoelen alleen
met goedgekeurde stoelhoezen.
Raadpleeg uw PEUGEOT-service-
punt.
• Bevestig nooit iets aan de rugleu- ning van de voorstoelen, dit zou bij
het afgaan van de airbags kunnen
leiden tot verwondingen aan armen
of middel.
• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
* Volgens land van bestemming.

Page 83 of 114

76 -Rijden
01-02-2005
77
-Rijden
01-02-2005
In de stand "OFF" werkt de airbag
aan passagierszijde bij een eventu-
ele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje heeft verwijderd,
zet dan de schakelaar weer op
"ON" om de airbag opnieuw in te
schakelen en zo de veiligheid van
uw passagier te garanderen.ZIJ-AIRBAGS*
Deze zijn aan de zijde van de
portieren in de rugleuningen van de
voorstoelen aangebracht.
Ze worden onafhankelijk van elkaar
geactiveerd bij aanrijdingen van opzij
waarbij een kans bestaat op ernstig
letsel aan buik, borst of hoofd.
Raadpleeg, als dit verklik-
kerlampje gaat branden, in
combinatie met een geluids-
signaal, een PEUGEOT-
servicepunt om het systeem
te laten controleren.
Als dit pictogram bij aange-
zet contact (2e stand van de
sleutel) op het instrumenten-
paneel verschijnt, betekent
dit dat de airbag aan passagierszijde
vóór is uitgeschakeld (stand "OFF").
Als de twee lampjes "Storing
airbag" en "Airbag pas-
sagierszijde uitgeschakeld"
branden, plaats dan geen
kinderzitje met de rug in de rijrichting
en raadpleeg een PEUGEOT-
servicepunt.
Storing airbag
* Volgens land van bestemming.
Controle van uitschakeling

Page 84 of 114

76 -Rijden
01-02-2005
77
-Rijden
01-02-2005
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften
voor een maximale
effectiviteit van de airbags
vóór en de zij-airbags*:
• Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.
• Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen
te zitten.
• Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden
(kinderen, huisdieren, objecten...).
Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzit-
tenden bij het opblazen van de
airbag verwonden.
• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren
aan airbagsystemen, alleen een
PEUGEOT-servicepunt heeft hier-
voor gekwaliiceerd personeel.
• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen
controleren. Airbags voor
• Houd het stuurwiel niet aan de
spaken vast en laat uw handen niet
op het stuurwielkussen rusten.
• Laat aan passagierszijde uw voeten niet op het dashboard rusten.
• Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de
airbag wordt opgeblazen, kunnen
brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel ver-
oorzaken.
• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekle-
ding en sla er niet op. Zij-airbags*
• Bedek de voorstoelen alleen
met goedgekeurde stoelhoezen.
Raadpleeg uw PEUGEOT-service-
punt.
• Bevestig nooit iets aan de rugleu- ning van de voorstoelen, dit zou bij
het afgaan van de airbags kunnen
leiden tot verwondingen aan armen
of middel.
• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
* Volgens land van bestemming.

Page 85 of 114

Praktische informatie78 -
01-02-2005
79Praktische informatie-
01-02-2005
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof. 4.
Remvloeistofreservoir.
5. Accu.
6. Luchtilter. 7.
Motoroliepeilstok.
8. Reservoir motorolie.
1,1 LITER (60 pk) en 1,4 LITER (75 pk) BENZINEMOTOREN
* Volgens land van bestemming.

Page 86 of 114

Praktische informatie78 -
01-02-2005
79Praktische informatie-
01-02-2005
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof. 4.
Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Luchtilter.
7. Motoroliepeilstok. 8.
Motoroliereservoir.
9. Handopvoerpomp.
1,6 LITER HDI 16V TURBODIESELMOTOR (90 pk)**
* Volgens land van bestemming.
** In de loop van het jaar..

Page 87 of 114

Praktische informatie80 -
01-02-2005
81Praktische informatie-
01-02-2005
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof. 4.
Remvloeistofreservoir.
5. Accu.
6. Luchtilter. 7.
Motoroliepeilstok.
8. Reservoir motorolie.
1,9 LITER DIESELMOTOR (70 pk)
* Volgens land van bestemming.

Page 88 of 114

Praktische informatie80 -
01-02-2005
81Praktische informatie-
01-02-2005
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof. 4.
Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Luchtilter. 7.
Motoroliepeilstok.
8. Reservoir motorolie.
2 LITER HDI TURBODIESELMOTOR (90 pk)
* Volgens land van bestemming.

Page 89 of 114

Praktische informatie82 -
01-02-2005
83Praktische informatie-
01-02-2005
NIVEAUS CONTROLEREN
Motorolieniveau
Regelmatig controleren en tussen
twee verversingen eventueel olie
bijvullen. (Maximum olieverbruik:
0,5 liter per 1000 km.)
De controle dient bij koude motor
en horizontaal geplaatste wagen
te geschieden, met behulp van de
olieniveaumeter in het instrumenten-
paneel of de oliepeilstok.
Oliepeilstok
Olie verversen
Volgens de aanwijzingen in het
onderhoudsboekje.
Opmerking: Vermijd langdurig
huidcontact met afgewerkte olie.
Deponeer afgewerkte olie in de
daarvoor bestemde containers bij
een PEUGEOT-servicepunt. Keuze van de viscositeitgraad
De olie dient in ieder geval aan de
voorgeschreven kwaliteitsnormen te
voldoen.
Opmerking:
De koelvloeistof behoeft
niet te worden ververst.
Bij uitvoeringen met roetilter kan de
motorventilateur in werking treden
nadat de motor is afgezet, zelfs bij
een koude motor.
* Volgens land van bestemming.
2 merktekens op de
peilstok:
A = maxi.
Het oliepeil mag nooit
boven dit merkteken
uitkomen.
B = mini.
Voor het behoud van de
bedrijfszekerheid van de
motoren en de emissie-
regelsystemen mogen
in geen geval additieven
aan de motorolie worden
toegevoegd.
Remvloeistof verversen:
- De vloeistof dient volgens de voor- geschreven intervallen te worden
ververst.
- Gebruik remvloeistof die door de constructeur wordt aanbevolen en
aan de DOT4-normen voldoet.
Opmerking: Remvloeistof is een erg
bijtend middel. Vermijd elk contact
met de huid.
Koelvloeistofniveau
Gebruik uitsluitend door de construc-
teur aanbevolen koelvloeistof.
Als de motor warm is, wordt de
temperatuur van de koelvloeistof
geregeld door de koelventilator.
Wacht voor werkzaamheden aan het
koelsysteem ten minste 1 uur nadat
de motor gedraaid heeft, omdat de
koelventilator nog kan (gaan) werken
als de sleutel uit het contactslot
is verwijderd en het koelsysteem
onder druk staat. Draai de dop
eerst 2 omwentelingen los om de
druk te laten dalen en te voorkomen
dat de hete koelvloeistof uit het
koelsysteem spuit. Trek, als de druk
eenmaal gedaald is, de dop los en
vul het systeem bij.
Afgewerkte producten
Gooi geen afgewerkte olie, remvloei-
stof of koelvloeistof in het riool, in het
water of op de grond.
Vloeistofniveau
stuurbekrachtiging
F Open het reservoir bij koude
motor (omgevingstemperatuur),
het vloeistofniveau dient boven
het MINI en dicht bij het MAXI
merkteken te staan.
Vloeistofniveau ruiten- en
koplampsproeiers*
Gebruik voor een optimale reiniging
en voor uw eigen veiligheid uitslui-
tend door PEUGEOT aanbevolen
producten.

Page 90 of 114

Praktische informatie82 -
01-02-2005
83Praktische informatie-
01-02-2005
CONTROLES
Accu
Laat uw accu voor de winter door een
PEUGEOT-servicepunt controleren.
Olieilter
Vervang het olieilterelement
regelmatig, volgens het onderhouds-
schema.Gebruik uitsluitend door
PEUGEOT aanbevolen
producten.
Om de werking van
belangrijke organen als de stuurbe-
krachtiging en het remsysteem te
optimaliseren, selecteert en biedt
PEUGEOT speciieke producten
aan.
Vermijd het schoonmaken van de
motor om de elektrische systemen
niet te beschadigen.
BRANDSTOFTANK LEEG
(DIESEL)
In het geval van een lege brandstof-
tank is het noodzakelijk het brand-
stofsysteem te ontluchten:
- Vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel.
- Bedien de handpomp van de ont- luchting (onder de beschermkap in
de motorruimte) tot u brandstof in
de transparante slang ziet komen.
- Houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat.
BRANDSTOFAFSLUITER
(BENZINE)
Bij een zware aanrijding wordt de
brandstoftoevoer door de brandstof-
afsluiter onderbroken.
Druk op de knop van de brandstofaf-
sluiter bij de rechter veerpoot onder
de motorkap om de brandstoftoevoer
te herstellen.
Luchtilter en interieurilter
Laat de ilters periodiek vervangen.
Als de omgeving daartoe aanlei-
ding geeft, moeten de ilters twee
keer zo vaak worden vervangen.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen
twee onderhoudscontroles door, te
laten controleren.
Handrem
Als de handrem een te grote slag
heeft of als het systeem minder
goed werkt, moet de handrem zelfs
tussen twee onderhoudscontroles
worden afgesteld. Laat het systeem
controleren door een PEUGEOT-
servicepunt.
Handgeschakelde
versnellingsbak
Niet verversen. Laat het niveau
controleren volgens het onderhouds-
schema van de constructeur.
Raadpleeg de bladzijden in het
onderhoudsboekje die betrekking
hebben op de motoruitvoering
van uw auto voor het controleren
van de belangrijkste niveaus en
bepaalde onderdelen volgens
het onderhoudsschema van de
constructeur.

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 120 next >