Peugeot Partner VU 2007 Handleiding (in Dutch)

Page 91 of 115

Praktische informatie90 -
WIEL VERWISSELEN
Parkeren van de auto
- Zet de auto, voor zover mogelijk, op een horizontale, stabiele en
stroeve ondergrond.
- Trek de handrem aan, zet het contact uit en schakel de eerste
versnelling of de achteruit in. Toegang tot het reservewiel en de
krik
Het reservewiel bevindt zich in een
metalen houder aan de achterzijde
onder de auto.
- Pak de krik en de wielsleutel
1,
die achter de bestuurdersstoel zijn
bevestigd.
- Draai de bout van de reservewielhou- der in de buurt van het vergrendelings-
systeem met de wielsleutel 1 los.
- Til de reservewielhouder iets op, duw de haak naar achteren en laat
de reservewielhouder zakken.
- Neem het wielblok 2 uit het reser-
vewiel.
Wiel demonteren
- Blokkeer het wiel aan de achterzijde kruislings tegenover het te verwis-
selen wiel met het wielblok 2.
- Verwijder de wieldop door de wiel- sleutel 1 in de opening voor het
ventiel te steken en de wieldop los
te trekken.
- Draai de wielbouten iets los.
- Plaats de krik in één van de 4 daar- voor bestemde kriksteunen A bij
het te verwisselen wiel onder de
auto. Controleer of het uiteinde van
de krik over het gehele oppervlak
op de grond steunt.
- Krik de auto op, draai de wielbouten geheel los en verwijder het wiel.

Page 92 of 115

91Praktische informatie-
Verwissel een wiel uit veilig-
heidsoverwegingen alleen:
- op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond,
- met aangetrokken handrem,
- de 1e versnelling of de achteruit is ingeschakeld,
- blokkeer de auto,
- ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt, (gebruik
bokken).
Wiel monteren
- Breng het wiel aan en draai de wielbouten met de sleutel enigs-
zins vast.
- Laat de krik zakken en verwijder deze dan.
- Draai de wielbouten met de sleutel vast.
- Plaats de wieldop, begin bij de opening voor het ventiel en druk de
wieldop rondom met de hand vast.
Reservewiel in
reservewielhouder plaatsen
- Plaats het wielblok 2 weer in het
reservewiel.
- Plaats het wiel in de reservewiel- houder.
- Til het wiel met de houder omhoog en plaats de haak.
- Vergeet niet de bout van de reserve- wielhouder geheel aan te draaien.
- Berg de wielsleutel 1 en de krik op. Na het verwisselen van het wiel
- Laat zo snel mogelijk het aanhaal-
moment van de wielbouten en de
bandenspanning van het reservewiel
door een PEUGEOT-servicepunt
controleren.
- Laat de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en verwissel
hem met het reservewiel.

Page 93 of 115

Praktische informatie92 -
LAMPEN VERVANGEN
Koplampen
1. Dimlicht/grootlicht (H4-60/55 W)
- Draai de beschermkap A los en
verwijder hem.
- Neem de stekker los.
- Maak de borgveer los.
- Vervang de lamp. 2. Parkeerlicht (W 5 W)
- Draai de beschermkap
A los en
verwijder hem.
- Trek de lamphouder naar achte- ren.
- Vervang de lamp. 3. Richtingaanwijzer
(PY 21 W amberkleurig)
- Draai de lamphouder B een kwart
omwenteling en trek hem los.
- Vervang de lamp.
Opmerking: Onder bepaalde weers-
omstandigheden (lage temperatu-
ren, vocht), ontstaat er condens-
vorming aan de binnenzijde van
het glas van de lampen ; dit ver-
dwijnt binnen enkele minuten na het
inschakelen van de verlichting.

Page 94 of 115

93Praktische informatie-
Gebruik uitsluitend H4-lam-
pen van de onderstaande
merken:
- GE/TUNGSRAM
- PHILIPS
- OSRAM
om beschadiging van de lichtunits te
voorkomen.
Deze voldoen aan de specificaties
(UV-norm) voor een goede en be-
trouwbare werking van de verlichting.
De koplampunits zijn voorzien van
een glas van polycarbonaat met
een speciale vernislaag. Reinig de
koplampen nooit met een droge of
schurende doek en gebruik geen
oplosmiddelen.
Gebruik een vochtige en zachte
doek. Zijknipperlichten
(WY 5 W amberkleurig)
- Druk het zijknipperlicht naar voren
of naar achteren en trek het geheel
los.
- Draai de lamphouder een kwart omwenteling.
- Vervang de lamp.
De amberkleurige lampen
(richtingaanwijzers en zij-
knipperlichten) moetenwor-
den vervangen door lampen
met dezelfde kleur en eigen-
schappen.

Page 95 of 115

Praktische informatie94 -
Achterlichten
1 - Mistachterlicht (P 21 W).
2 - Richtingaanwijzer (P 21 W).
3 - Achteruitrijlicht (P 21 W).
4 - Rem-/achterlicht (P 21/5 W).- Open de achterdeur.
- Draai de moer
A los.
- Maak de twee bevestigingsclips aan de zijkant los door de achter-
lichtunit voorzichtig in de richting
van het interieur te duwen.
- Neem de stekkers los en verwijder de achterlichtunit.
- Maak de lamphouder los door de nokken B in te drukken.
- Vervang de defecte lamp.
Kentekenplaatverlichting
(W 5 W)
 Steek een kleine schroevendraai-
er in een van de buitenste openin-
gen van het lampglas.
 Duw de schroevendraaier naar bui-
ten om het lampglas los te maken.
 Verwijder het lampglas.
 Vervang de defecte lamp.

Page 96 of 115

95Praktische informatie-
Derde remlicht (achterklep)
(W 5 W)
 Open de achterklep en draai de
2 moeren los.
 Maak de steun los om bij de lam-
pen te kunnen komen.
 Vervang de defecte lamp.
Derde remlicht (linker
achterdeur) (W 5 W)
 Verwijder het deksel door op de
borglip A (rond gedeelte) aan het uit-
einde van de lampunit te drukken.
 Trek het deksel naar achteren. 
Druk de twee borglippen B in om
de lamphouder te verwijderen.
 Trek de defecte lamp uit de houder
en vervang hem.
Het terugplaatsen geschiedt in de
omgekeerde volgorde.

Page 97 of 115

Praktische informatie96 -
Vervangen van een zekering
Voordat een zekering wordt ver-
vangen, moet eerst de oorzaak van
de storing opgespoord en verhol-
pen worden. De nummers van de
zekeringen zijn aangegeven op de
zekeringkast.
Gebruik de tang B.ZEKERINGEN VERVANGEN
De zekeringkasten bevinden zich
onder het dashboard en onder de
motorkap.
Zekeringkast dashboard
Verwijder de afdekplaat om bij de
zekeringen te komen.
De reservezekeringen en de tang B
zijn aangebracht aan de binnenkant
van het deksel A. Goed
Defect
Klem B Vervang een defecte zekering
(stroomsterkte vermeld op zeke-
ring) altijd door een zekering met
dezelfde stroomsterkte.

Page 98 of 115

Praktische informatie98 -
Bij het ontwerp van het elek-
trische circuit van uw auto
is reeds rekening gehouden
met de montage van zowel
de standaarduitrusting als
eventuele opties.
Raadpleeg uw PEUGEOT-service-
punt voordat u andere elektrische
voorzieningen of accessoires in de
auto monteert of laat monteren.
Sommige elektrische accessoires
zelf, of de wijze waarop die zijn ge-
monteerd, kunnen de werking van de
elektrische systemen van de auto (de
elektronische bedieningssystemen,
het audiosysteem en het laadcircuit)
nadelig beïnvloeden.
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit het verhel-
pen van storingen veroorzaakt door
het monteren van extra accessoires
die niet door PEUGEOT aanbevolen
en geleverd worden. Dit geldt ook
voor voorzieningen die niet volgens
de voorschriften van PEUGEOT zijn
gemonteerd en met name voor ap-
paratuur met een stroomverbruik van
meer dan 10 mA.
Werkzaamheden aan de MAXI ze-
keringen, die een extra bescherming
bieden, zijn uitsluitend voorbehouden
aan een PEUGEOT servicepunt.
Zekeringkast motorruimte
Maak het deksel los om de zekering-
kast (naast de accu) in de motorruimte
te openen. Sluit na de werkzaamheden het deksel
zorgvuldig.

Page 99 of 115

99Praktische informatie-
Zekering AmpèreFuncties
1 10 A
Elektronische eenheid voorgloeien (diesel) - remlichtschakelaar en scha kelaar koppelingspedaal - achteruitrijlicht.
2 15 ABrandstofpomp.
3 10 A Elektronische eenheid ABS.
4 10 A Elektronische eenheid motor.
5 - Vrij.
6 15 A Mistlampen vóór.
7 20 A Koplampsproeierpomp.
8 20 A Relais motorventilateur - elektronische eenheid motor.
9 15 A Dimlicht links.
10 15 A Dimlicht rechts.
11 10 A Grootlicht links.
12 10 A Grootlicht rechts.
13 15 A Claxon.
14 10 A Ruitensproeierpomp voor en achter.
15 30 A Lambdasonde - luchthoeveelheidsmeter.
16 30 A Relais luchtpomp.
17 30 A Ruitenwissers voor.
18 40 A Aanjager.

Page 100 of 115

Praktische informatie96 -
Vervangen van een zekering
Voordat een zekering wordt ver-
vangen, moet eerst de oorzaak van
de storing opgespoord en verhol-
pen worden. De nummers van de
zekeringen zijn aangegeven op de
zekeringkast.
Gebruik de tang B.ZEKERINGEN VERVANGEN
De zekeringkasten bevinden zich
onder het dashboard en onder de
motorkap.
Zekeringkast dashboard
Verwijder de afdekplaat om bij de
zekeringen te komen.
De reservezekeringen en de tang B
zijn aangebracht aan de binnenkant
van het deksel A. Goed
Defect
Klem B Vervang een defecte zekering
(stroomsterkte vermeld op zeke-
ring) altijd door een zekering met
dezelfde stroomsterkte.

Page:   < prev 1-10 ... 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 next >