Peugeot Partner VU 2007 Handleiding (in Dutch)

Page 81 of 115

80 -Rijden
PARKEERHULP ACHTER MET
GELUIDSSIGNALEN
Dit systeem bestaat uit vier sensoren
die zijn aangebracht in de achter-
bumper en een speciale luidspreker
voor het geven van een geluidssig-
naal.
Het systeem waarschuwt de bestuur-
der voor elk obstakel (persoon, auto,
boom, hek, …) dat zich achter de
auto bevindt. Het waarschuwt u ech-
ter niet voor objecten die zich direct
onder de bumper bevinden.
Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamhe-
den of gelijksoortige voorwerpen wor-
den waargenomen bij aanvang van
de aanrijmanoeuvre, maar niet meer
wanneer de auto te dicht genaderd is.Detectiezone
Detectie
Het systeem wordt ingeschakeld zodra
u de achteruitversnelling inschakelt.
De geluidssignalen geven de afstand
tot het obstakel aan. Hoe dichter de
auto bij het obstakel komt, hoe korter
de tijd tussen de geluidssignalen is.Als de auto minder dan 30 centime-
ter van het obstakel verwijderd is, is
het geluidssignaal continu hoorbaar.
Het systeem wordt uitgeschakeld als
de transmissie in een andere stand
wordt gezet.
Tijdelijk uitschakelen
Druk om het systeem tijdelijk uit te
schakelen (slapend kind op de ach-
terbank....) op de toets
A zodra de
achteruitversnelling is ingeschakeld.
Volledig uitschakelen
Druk als het contact is aangezet lan-
ger dan 4 seconden op de toets A
om het systeem volledig uit te scha-
kelen. Het verklikkerlampje in de
toets gaat uit, in combinatie met een
geluidssignaal. Het systeem wordt
weer ingeschakeld nadat het contact
is afgezet.
Opmerking: de parkeerhulp moet worden uit-
geschakeld bij het trekken van een aanhang-
wagen of de montage van een fietsendrager
(auto uitgerust met een door PEUGEOT goed-
gekeurde trekhaak of fietsendrager).
Storing
Als er een storing is opgetreden, zal
er bij het inschakelen van de achter-
uitversnelling een kort piepje te horen
zijn, gevolgd door een langere piep.
Inschakelen
Druk nogmaals op de toets A om het
systeem weer in te schakelen. Het ver-
klikkerlampje in de toets gaat branden,
in combinatie met een geluidssignaal.
Zorg ervoor dat de sensoren
in de winter of bij slecht weer
niet bedekt zijn met modder,
ijs en sneeuw.

Page 82 of 115

81
-Rijden
AIRBAGS VOOR
Deze zijn voor de bestuurder in het
midden van het stuurwiel en voor de
passagier in het dashboard aange-
bracht. Ze worden tegelijkertijd ge-
activeerd (behalve als de airbag aan
passagierszijde is uitgeschakeld).
AIRBAGS
De airbags zijn speciaal ontworpen
voor een betere veiligheid van de
inzittenden bij ernstige aanrijdingen:
ze vormen een aanvulling op de wer-
king van de veiligheidsgordels met
pyrotechnische gordelspanners.
De elektronische schoksensors re-
gistreren een plotselinge vertraging
van de auto: als de drempelwaarde
voor het in werking treden wordt
overschreden, worden de airbags
onmiddellijk opgeblazen en bescher-
men de inzittenden van de auto.
Direct na de aanrijding ontsnapt het
gas zodat noch het zicht, noch het
eventueel verlaten van de auto door
de inzittenden wordt belemmerd.
De airbags treden niet in werking bij
lichte aanrijdingen waarbij de vei-
ligheidsgordels zorgen voor een af-
doende bescherming; de kracht van
de aanrijding is afhankelijk van het
soort obstakel en de snelheid van de
auto op dat moment.
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
Opmerking: het uit het kussen ont-
snappende gas kan enigszins irriteren. Als dit verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel gaat
branden in combinatie met
een geluidssignaal, raad-
pleeg dan een PEUGEOT-
servicepunt om het systeem te laten
controleren.
Storing airbag voor Uitschakelen airbag aan
passagierszijde*
Schakel voor de veiligheid van uw
kind de airbag aan passagierszij-
de altijd uit als u een kinderzitje
met de rug in de rijrichting op de
voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk ge-
wond raken.

Zet het contact af , steek de sleutel
in de schakelaar voor uitschakelen
van de airbag aan passagierszijde
1 , draai deze in de stand "OFF" en
verwijder de sleutel zonder de stand
van de schakelaar te veranderen.
Het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel brandt
zolang de airbag is uitge-
schakeld.
* Volgens land van bestemming.

Page 83 of 115

82 -Rijden
In de stand "OFF" werkt de airbag
aan passagierszijde bij een eventu-
ele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje heeft verwijderd,
zet dan de schakelaar weer op "ON"
om de airbag opnieuw in te schake-
len en zo de veiligheid van uw pas-
sagier te garanderen.
ZIJ-AIRBAGS*
Deze zijn aan de zijde van de portie-
ren in de rugleuningen van de voor-
stoelen aangebracht.
Ze worden onafhankelijk van elkaar
geactiveerd bij aanrijdingen van opzij
waarbij een kans bestaat op ernstig
letsel aan buik, borst of hoofd. Raadpleeg, als dit verklik-
kerlampje gaat branden, in
combinatie met een geluids-
signaal, een PEUGEOT-ser-
vicepunt om het systeem te
laten controleren.
Het goed functioneren van het sy-
steem wordt aangegeven door een
pictogram op het instrumentenpa-
neel in combinatie met een melding
op het multifunctionele display.
Als bij aangezet contact (2 e
stand), dit pictogram
op het instrumentenpaneel verschijnt in combi-
natie met een melding op het multifunctionele
display, betekent dit dat de airbag aan passa-
gierszijde is uitgeschakeld (stand "OFF").
Als de twee verklikkerlampjes airbag
permanent branden, plaats dan geen
kinderzitje met de rug in de rijrichting.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt.
Storing airbag
Controle uitschakeling
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften
voor een maximale
effectiviteit van de airbags
vóór en de zij-airbags*:
• Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.
• Maak er een gewoonte van om nor- maal rechtop in de voorstoelen te
zitten.
• Zorg dat er zich niets bevindt tus- sen de airbag en de inzittenden
(kinderen, huisdieren, objecten...).
Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzit-
tenden bij het opblazen van de air-
bag verwonden.
• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren
aan airbagsystemen, alleen een
PEUGEOT-servicepunt heeft hier-
voor gekwalificeerd personeel.
• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen
controleren. Airbags voor
• Houd het stuurwiel niet aan de spa-
ken vast en laat uw handen niet op
het stuurwielkussen rusten.
• Laat aan passagierszijde uw voe- ten niet op het dashboard rusten.
• Tracht roken in de auto zoveel mo- gelijk te vermijden. Als de airbag
wordt opgeblazen, kunnen bran-
dende sigaretten of een pijp brand-
wonden of ander letsel veroorza-
ken.
• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekle-
ding en sla er niet op.
Zij-airbags*
• Bedek de voorstoelen alleen met goedgekeurde stoelhoezen. Raad-
pleeg uw PEUGEOT-servicepunt.
• Bevestig nooit iets aan de rugleu- ning van de voorstoelen, dit zou bij
het afgaan van de airbags kunnen
leiden tot verwondingen aan armen
of middel.
• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
* Volgens land van bestemming.

Page 84 of 115

82 -Rijden
In de stand "OFF" werkt de airbag
aan passagierszijde bij een eventu-
ele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje heeft verwijderd,
zet dan de schakelaar weer op "ON"
om de airbag opnieuw in te schake-
len en zo de veiligheid van uw pas-
sagier te garanderen.
ZIJ-AIRBAGS*
Deze zijn aan de zijde van de portie-
ren in de rugleuningen van de voor-
stoelen aangebracht.
Ze worden onafhankelijk van elkaar
geactiveerd bij aanrijdingen van opzij
waarbij een kans bestaat op ernstig
letsel aan buik, borst of hoofd. Raadpleeg, als dit verklik-
kerlampje gaat branden, in
combinatie met een geluids-
signaal, een PEUGEOT-ser-
vicepunt om het systeem te
laten controleren.
Het goed functioneren van het sy-
steem wordt aangegeven door een
pictogram op het instrumentenpa-
neel in combinatie met een melding
op het multifunctionele display.
Als bij aangezet contact (2 e
stand), dit pictogram
op het instrumentenpaneel verschijnt in combi-
natie met een melding op het multifunctionele
display, betekent dit dat de airbag aan passa-
gierszijde is uitgeschakeld (stand "OFF").
Als de twee verklikkerlampjes airbag
permanent branden, plaats dan geen
kinderzitje met de rug in de rijrichting.
Raadpleeg een PEUGEOT-service-
punt.
Storing airbag
Controle uitschakeling
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften
voor een maximale
effectiviteit van de airbags
vóór en de zij-airbags*:
• Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.
• Maak er een gewoonte van om nor- maal rechtop in de voorstoelen te
zitten.
• Zorg dat er zich niets bevindt tus- sen de airbag en de inzittenden
(kinderen, huisdieren, objecten...).
Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzit-
tenden bij het opblazen van de air-
bag verwonden.
• Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren
aan airbagsystemen, alleen een
PEUGEOT-servicepunt heeft hier-
voor gekwalificeerd personeel.
• Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen
controleren. Airbags voor
• Houd het stuurwiel niet aan de spa-
ken vast en laat uw handen niet op
het stuurwielkussen rusten.
• Laat aan passagierszijde uw voe- ten niet op het dashboard rusten.
• Tracht roken in de auto zoveel mo- gelijk te vermijden. Als de airbag
wordt opgeblazen, kunnen bran-
dende sigaretten of een pijp brand-
wonden of ander letsel veroorza-
ken.
• Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekle-
ding en sla er niet op.
Zij-airbags*
• Bedek de voorstoelen alleen met goedgekeurde stoelhoezen. Raad-
pleeg uw PEUGEOT-servicepunt.
• Bevestig nooit iets aan de rugleu- ning van de voorstoelen, dit zou bij
het afgaan van de airbags kunnen
leiden tot verwondingen aan armen
of middel.
• Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
* Volgens land van bestemming.

Page 85 of 115

83Praktische informatie-
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof. 4.
Remvloeistofreservoir.
5. Accu.
6. Luchtfilter. 7.
Motoroliepeilstok.
8. Reservoir motorolie.
1,4 LITER BENZINEMOTOREN
* Volgens land van bestemming.

Page 86 of 115

Praktische informatie84 -
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof. 4.
Remvloeistofreservoir.
5. Accu.
6. Luchtfilter. 7.
Motoroliepeilstok.
8. Reservoir motorolie.
1,9 LITER DIESELMOTOR
* Volgens land van bestemming.

Page 87 of 115

85Praktische informatie-
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof. 4.
Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Luchtfilter. 7.
Motoroliepeilstok.
8. Motoroliereservoir.
9. Handopvoerpomp.
1,6 LITER HDI TURBODIESELMOTOR
* Volgens land van bestemming.

Page 88 of 115

Praktische informatie86 -
1. Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en
koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof. 4.
Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Luchtfilter. 7.
Motoroliepeilstok.
8. Reservoir motorolie.
2 LITER HDI TURBODIESELMOTOR
* Volgens land van bestemming.

Page 89 of 115

Praktische informatie88 -
NIVEAUS CONTROLEREN
Motorolieniveau
Regelmatig controleren en tussen
twee verversingen eventueel olie
bijvullen. (Maximum olieverbruik:
0,5 liter per 1 000 km.)
De controle dient bij koude motor
en horizontaal geplaatste wagen te
geschieden, met behulp van de olie-
niveaumeter in het instrumentenpa-
neel of de oliepeilstok.
Oliepeilstok
Olie verversen
Volgens de aanwijzingen in het
onderhoudsboekje.
Opmerking: vermijd langdurig
huidcontact met afgewerkte olie.
Deponeer afgewerkte olie in de daar-
voor bestemde containers bij een
PEUGEOT-servicepunt. Keuze van de viscositeitgraad
De olie dient in ieder geval aan de
voorgeschreven kwaliteitsnormen te
voldoen.
Opmerking:
de koelvloeistof behoeft
niet te worden ververst.
Bij uitvoeringen met roetfilter kan de
motorventilateur in werking treden
nadat de motor is afgezet, zelfs bij
een koude motor.
* Volgens land van bestemming.
2 merktekens op de
peilstok:
A
= maxi.
Het oliepeil mag nooit
boven dit merkteken
uitkomen.
B = mini.
Voor het behoud van
de bedrijfszekerheid
van de motoren en de
emissieregelsystemen
mogen in geen ge-
val additieven aan de
motorolie worden toe-
gevoegd.
Remvloeistof verversen:
- de vloeistof dient volgens de voor- geschreven intervallen te worden
ververst.
- gebruik remvloeistof die door de constructeur wordt aanbevolen en
aan de DOT4-normen voldoet.
Opmerking: remvloeistof is een erg
bijtend middel. Vermijd elk contact
met de huid.
Koelvloeistofniveau
Gebruik uitsluitend door de construc-
teur aanbevolen koelvloeistof.
Als de motor warm is, wordt de
temperatuur van de koelvloeistof
geregeld door de koelventilator.
Wacht voor werkzaamheden aan het
koelsysteem ten minste 1 uur nadat
de motor gedraaid heeft, omdat de
koelventilator nog kan (gaan) werken
als de sleutel uit het contactslot is
verwijderd en het koelsysteem onder
druk staat.
Draai de dop eerst 2 omwentelingen
los om de druk te laten dalen en te
voorkomen dat de hete koelvloeistof
uit het koelsysteem spuit. Trek, als
de druk eenmaal gedaald is, de dop
los en vul het systeem bij.
Afgewerkte producten
Gooi geen afgewerkte olie, remvloei-
stof of koelvloeistof in het riool, in het
water of op de grond.
Vloeistofniveau
stuurbekrachtiging
Open het reservoir bij koude motor
(omgevingstemperatuur), het vloei-
stofniveau dient boven het MINI
en dicht bij het MAXI merkteken te
staan.
Vloeistofniveau ruiten- en
koplampsproeiers*
Gebruik voor een optimale reiniging
en voor uw eigen veiligheid uitslui-
tend door PEUGEOT aanbevolen
producten.

Page 90 of 115

89Praktische informatie-
CONTROLES
Accu
Laat uw accu voor de winter door
een PEUGEOT-servicepunt contro-
leren.
Oliefilter
Vervang het oliefilterelement regelma-
tig, volgens het onderhoudsschema.Gebruik uitsluitend door
PEUGEOT aanbevolen pro-
ducten of producten van
gelijkwaardige kwaliteit met
dezelfde eigenschappen.
Om de werking van belangrijke orga-
nen als de stuurbekrachtiging en het
remsysteem te optimaliseren, selec-
teert en biedt PEUGEOT specifieke
producten aan.
Vanwege de kans op beschadiging
van het elektrisch systeem is het
streng verboden de motorruimte
met een hogedrukreiniger schoon te
maken.
BRANDSTOFTANK LEEG
(DIESEL)
In het geval van een lege brandstof-
tank is het noodzakelijk het brand-
stofsysteem te ontluchten:
- Vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel.
- Bedien de handpomp van de ont- luchting (onder de beschermkap in
de motorruimte) tot u brandstof in
de transparante slang ziet komen.
- Houd de sleutel in de stand "D"(starten) tot de motor aanslaat.
BRANDSTOFAFSLUITER
(BENZINE)
Bij een zware aanrijding wordt de
brandstoftoevoer door de brandstof-
afsluiter onderbroken.
Druk op de knop van de brandstofaf-
sluiter bij de rechter veerpoot onder
de motorkap om de brandstoftoevoer
te herstellen.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat de filters periodiek vervangen.
Als de omgeving daartoe aanlei-
ding geeft, moeten de filters twee
keer zo vaak worden vervangen.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blij-
ken om de remblokken vaker, tussen
twee onderhoudscontroles door, te
laten controleren.
Slijtage remschijven en -
trommels
Raadpleeg voor meer informatie
over de controle van de remschijven
en remtrommels een PEUGEOT-
servicepunt.
Handgeschakelde
versnellingsbak
Niet verversen. Laat het niveau con-
troleren volgens het onderhouds-
schema van de constructeur.
Raadpleeg de bladzijden in het
onderhoudsboekje die betrekking
hebben op de motoruitvoering
van uw auto voor het controleren
van de belangrijkste niveaus en
bepaalde onderdelen volgens het
onderhoudsschema van de con-
structeur.
Handrem
Als de handrem een te grote slag
heeft of als het systeem minder goed
werkt, moet de handrem zelfs tussen
twee onderhoudscontroles worden
afgesteld.
Laat het systeem controleren door
een PEUGEOT-servicepunt.

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 120 next >