Peugeot RCZ 2011 Handleiding (in Dutch)

Page 131 of 276

6/
RIJDEN










AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
MET "TIPTRONIC TECHNIEK
SYSTEEM PORSCHE"


SCHAKELPATROON



1.
Selectiehendel.

2.
Toets " S
" (Sport)
.

3.
Toets " 7
" (Sneeuw)
.



STANDEN VAN DE SELECTIEHENDEL


P.
Parkeerstand.


- Stilzetten van de auto, met of zonder aangetrokken handrem.

- Starten van de motor.

R.
Achteruitversnelling.


- Achteruitrijden, stilstaande auto, stationair toerental.

N.
Neutraalstand.


- Stilzetten van de auto, met aangetrokken handrem.

- Starten van de motor.

D.
Automatische werking.

M.+ / -
Zelf schakelen tussen de zes versnellingen.


)
Beweeg de selectiehendel kort naar voren om op te schakelen.
of


)
Beweeg de selectiehendel kort naar achteren om terug te
schakelen.
Bij de automatische transmissie met zes versnellingen kunt u kiezen
voor de automatische bediening, aangevuld met de programma's Sport
en Sneeuw, of voor handmatig schakelen.
Deze transmissie heeft dus vier gebruiksmogelijkheden:


- automatisch schakelen
: het schakelen wordt elektronisch
aangestuurd door de transmissie,

- programma Sport
: dit schakelprogramma maakt een meer
dynamische rijstijl mogelijk,

- programma Sneeuw
: dit schakelprogramma vereenvoudigt het
rijden op een ondergrond met weinig grip,

- handmatig schakelen
: deze stand maakt het zelf schakelen met
de selectiehendel mogelijk.

Page 132 of 276

33
33
130

WEERGAVE OP HET INSTRUMENTENPANEEL

Wanneer u de selectiehendel door het schakelpatroon beweegt,
verschijnt het desbetreffende pictogram op het instrumentenpaneel.

P.
Parking (parkeerstand)

R.
Reverse (achteruitversnelling)

N.
Neutral (neutraalstand)

D1...D6.
Drive (automatisch schakelen)

S.
Programma Sport


7
. Programma Sneeuw


M1...M6.
Handmatig schakelen (sequentiëel)

-.
Ongeldige waarde bij handmatig schakelen


WEGRIJDEN



)
Trek de handrem aan.

)
Selecteer de stand P
of N
.

)
Start de motor.
Als niet aan de bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, klinkt een
geluidssignaal en verschijnt een melding op het display.


)
Trap bij draaiende motor het rempedaal in.

)
Zet de handrem vrij.

)
Selecteer de stand R
, D
of M
.

)
Laat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.
Als tijdens het rijden per ongeluk de stand N
wordt geselecteerd,
laat het motortoerental dan zakken tot stationair toerental, zet de
selectiehendel in de stand D
en trap het gaspedaal weer in.
Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en
de stand R
, D
of M
is geselecteerd, zet de auto zich zelfs al in
beweging als het gaspedaal niet is ingetrapt.
Laat bij draaiende motor daarom geen kinderen alleen in de auto
achter.
Trek de handrem aan en selecteer de stand P
indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten worden uitgevoerd bij
draaiende motor.
Er wordt een melding weergegeven als u de selectiehendel vanuit
de stand P
in een andere stand probeert te zetten zonder dat u
het rempedaal hebt ingetrapt.

Page 133 of 276

6/
3
33
RIJDEN

AUTOMATISCH SCHAKELPROGRAMMA



)
Selecteer de stand D
om automatisch
te laten schakelen tussen
de zes versnellingen.
Zet de selectiehendel nooit in de stand N
als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de stand P
of R
als de auto niet
volledig stilstaat. De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve stand, zonder dat u
zelf hoeft te schakelen. De transmissie kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl, het profiel van de weg
en de belading van de auto.
Op het instrumentenpaneel verschijnen achtereenvolgens de
aanduidingen D
en de automatisch ingeschakelde versnellingen.
Voor een maximale acceleratie zonder de stand van de selectiehendel
te wijzigen, moet het gaspedaal volledig worden ingetrapt (kickdown).
De transmissie schakelt automatisch terug of handhaaft de
ingeschakelde versnelling totdat de motor het maximumtoerental
bereikt.
Bij het remmen schakelt de transmissie automatisch terug om sterker
op de motor af te remmen.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de transmissie niet naar een
hogere versnelling als u het gaspedaal plotseling loslaat.

PROGRAMMA'S SPORT EN SNEEUW

Deze twee specifieke programma's vullen de automatische werking aan
onder bijzondere rijomstandigheden.

Programma Sport "S"



)
Druk op de toets " S
" als de motor is gestart.
Het schakelprogramma maakt dan automatisch een dynamische rijstijl
mogelijk.
Op het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding S
.


Programma Sneeuw " 7
"



)
Druk op de toets " 7
" als de motor is gestart.
De transmissie past zich aan voor het rijden op gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt ervoor dat u gemakkelijker kunt rijden op
een ondergrond met weinig grip.
Op het instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding 7
.



TERUGKEREN NAAR HET AUTOMATISCHE
PROGRAMMA


)
Om terug te keren naar het automatische programma kunt u het
programma Sport of Sneeuw op elk gewenst moment uitschakelen
door opnieuw op de desbetreffende toets te drukken.



HANDMATIG SCHAKELEN



)
Selecteer de stand M
om sequentieel
te schakelen tussen de zes
versnellingen.

)
Duw de selectiehendel naar het symbool +
om één versnelling op
te schakelen.

)
Trek de selectiehendel naar het symbool -
om één versnelling terug
te schakelen.

Page 134 of 276

132
Het schakelen naar een andere versnelling kan alleen als de snelheid
van de auto en het toerental van de motor dit toestaan, anders wordt er
tijdelijk overgegaan op de automatische bediening.
Op het instrumentenpaneel verschijnen achtereenvolgens
de aanduiding M
en de handmatig ingeschakelde
versnellingen.

Als het motortoerental te laag of te hoog is, knippert de
geselecteerde versnelling enkele seconden en vervolgens
wordt de werkelijk ingeschakelde versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D
(rijden in de automatische stand)
naar de stand M
(rijden in de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de automatische transmissie
automatisch de stand M1
.
De programma's Sport en Sneeuw kunnen niet worden ingeschakeld in
de handbediende stand.

Onjuiste waarde bij handmatige bediening

Dit symbool verschijnt als een versnelling niet goed is
ingeschakeld (de selectiehendel bevindt zich tussen twee
standen in).



PARKEREN VAN DE AUTO

Voordat u de motor afzet, kunt u de selectiehendel in de stand P
of N

zetten om de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de handrem aan om de auto stil te zetten. . Als de selectiehendel niet in de stand P
staat, klinkt bij het
openen van het bestuurdersportier of na ongeveer 45 seconden
een geluidssignaal en verschijnt een melding op het display.


)
Zet de selectiehendel in de stand P
; het geluidssignaal stopt
en de melding verdwijnt.



STORING

Als bij aangezet contact dit verklikkerlampje gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal en een melding op het
display, duidt dit op een storing in de transmissie.
In dit geval werkt de transmissie met een noodprogramma en blijft de
3e versnelling ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok waarnemen
bij het selecteren van R
vanuit de stand P
, of R
vanuit de stand N
. De
transmissie raakt hierdoor niet beschadigd.
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van de geldende
snelheidslimiet).
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Dit verklikkerlampje kan ook gaan branden bij het openen van een portier.

In de volgende gevallen kan de versnellingsbak beschadigd
raken:


- bij het gelijktijdig intrappen van het gaspedaal en het
rempedaal,

- bij het geforceerd van stand P
naar een andere stand
schakelen als de accu ontladen is.
Plaats bij langdurig stilstaan met draaiende motor (files) de
selectiehendel in de stand N
en trek de parkeerrem aan om
brandstof te besparen.

Page 135 of 276

6/
SE
T/+LIMI
T
CRUISE 0 II
SE
T/–
RIJDEN
SNELHEIDSBEGRENZER
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de wagensnelheid de door de
bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper
intrappen van het gaspedaal geen effect.
Het inschakelen
van de snelheidsbegrenzer geschiedt handmatig: de
ingestelde snelheid dient minimaal 30 km/h te bedragen.
Het uitschakelen
van de snelheidsbegrenzer geschiedt eveneens
handmatig met de hendel.
Door het gaspedaal tot voorbij het zware punt in te trappen, kan de
ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden.
Als het gaspedaal vervolgens geleidelijk weer wordt losgelaten en de
wagensnelheid onder de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de
snelheidsbegrenzer weer geactiveerd.
De ingestelde maximumsnelheid blijft na het afzetten van het contact
opgeslagen in het geheugen.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de bestuurder te
allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het
verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.

STUURKOLOMSCHAKELAAR

De functies van de snelheidsbegrenzer worden bediend met de
stuurkolomschakelaar.


1.
Knop voor het selecteren van de snelheidsbegrenzer.

2.
Toets voor het verlagen van de ingestelde snelheid.

3.
Toets voor het verhogen van de ingestelde snelheid.

4.
Toets voor het in-/uitschakelen van de snelheidsbegrenzing.

Page 136 of 276

SE
T/+LIM
IT
CRUISE 0 II
SE
T/–
134

WEERGAVE OP HET DISPLAY

De informatie van de snelheidsbegrenzer wordt weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel.

5.
Snelheidsbegrenzing AAN/UIT.

6.
Snelheidsbegrenzer geselecteerd.

7.
Ingestelde snelheid.


PROGRAMMEREN



)
Draai de knop 1
in de stand "LIMIT"
: de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog
niet ingeschakeld (OFF/Pause).
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de
begrenzer in te schakelen.


)
Stel de snelheid in door op de toets 2
of 3
te
drukken (bijv.: 90 km/h).
U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met
de toetsen 2
en 3
:


- +/- 1 km = kort indrukken,

- +/- 5 km = lang indrukken,

- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.


)
Inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk op
de toets 4
.

)
Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk
nogmaals op de toets 4
: het uitschakelen wordt
bevestigd op het display (OFF/Pause).

)
Weer inschakelen van de snelheidsbegrenzer:
druk nogmaals op de toets 4
.

Page 137 of 276

6/
RIJDEN

OVERSCHRIJDEN VAN DE INGESTELDE
SNELHEID
Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de
snelheid niet verhoogd. Als het gaspedaal met kracht

wordt ingetrapt, tot voorbij het zware punt
, wordt de
begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en gaat de ingestelde
snelheid op het display knipperen.


Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als het gas
wordt losgelaten.


UITSCHAKELEN VAN DE FUNCTIE



)
Draai de knop 1
in de stand "0"
: de selectie van de
snelheidsbegrenzer wordt ongedaan gemaakt. De
snelheidsbegrenzer wordt niet meer op het display weergegeven.



STORING

In het geval van een storing in de snelheidsbegrenzer wordt de
ingestelde snelheid gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een steile afdaling of bij het krachtig intrappen van het
gaspedaal kan de snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:


- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt,

- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.

Page 138 of 276

SE
T/+LIM
IT
CRUISE 0 II
S
ET/–
136



SNELHEIDSREGELAAR

Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een
constante ingestelde snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
Het uitschakelen
van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig
met de hendel, door het rem- of koppelingspedaal in te trappen of om
veiligheidsredenen door activering van het ESP.
Na het afzetten van het contact worden alle ingestelde snelheden
gewist.

STUURKOLOMSCHAKELAAR

De functies van de snelheidsregelaar worden bediend met de
stuurkolomschakelaar.


1.
Knop voor het selecteren van de snelheidsregelaar.

2.
Toets voor het programmeren van een snelheid en het verlagen van
de ingestelde snelheid.

3.
Toets voor het programmeren van een snelheid en het verhogen
van de ingestelde snelheid.

4.
Toets voor het uitschakelen / hervatten van de snelheidsregeling.
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de bestuurder te
allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het
verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.
Houd uw voeten altijd in de buurt van de pedalen. Het inschakelen
van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig.
Om de snelheidsregelaar te kunnen inschakelen, moet de ingestelde
snelheid minimaal 40 km/h bedragen en moet aan een van de
onderstaande voorwaarden worden voldaan:


- bij auto's met handgeschakelde versnellingsbak moet minimaal de
vierde versnelling zijn ingeschakeld,

- bij auto's met automatische transmissie moet bij handmatig
schakelen minimaal de tweede versnelling zijn ingeschakeld,

- de stand D
van de automatische transmissie moet zijn
geselecteerd.
Door het gaspedaal in te trappen, kan de ingestelde snelheid tijdelijk
worden overschreden.
Om weer terug te keren naar de ingestelde snelheid is het voldoende
het gaspedaal los te laten.

Page 139 of 276

6/
110km/h110
CRUISE Pause
offkm/hP
SE
T/+LIMIT
CRUISE 0 I
I
SE
T/–
RIJDEN

WEERGAVE OP HET DISPLAY

De informatie van de snelheidsregelaar wordt weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel.

5.
Snelheidsregelaar uitschakelen / hervatten van de
snelheidsregeling.

6.
Snelheidsregelaar geselecteerd.

7.
Ingestelde snelheid.


PROGRAMMEREN



)
Draai de knop 1
in de stand "CRUISE"
: de
snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet
ingeschakeld (OFF/Pause).

)
Stel de snelheid in door de wagensnelheid op het
gewenste niveau te brengen en vervolgens op de
toets 2
of 3
te drukken (bijv.: 110 km/h).
U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met
de toetsen 2
en 3
:


- +/- 1 km = kort indrukken,

- +/- 5 km = lang indrukken,

- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.


)
Uitschakelen van de snelheidsregelaar: druk op
de toets 4:
het uitschakelen wordt bevestigd op
het display (OFF/Pause).

)
Weer inschakelen van de snelheidsregelaar: druk
nogmaals op de toets 4
.

Page 140 of 276

138

OVERSCHRIJDEN VAN DE INGESTELDE
SNELHEID
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, gaat
de ingestelde snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt
automatisch als de snelheid weer is gedaald tot de
ingestelde snelheid.


UITSCHAKELEN VAN DE FUNCTIE



)
Draai de knop 1
in de stand "0"
: de selectie van de
snelheidsregelaar wordt ongedaan gemaakt. De snelheidsregelaar
wordt niet meer op het display weergegeven.



STORING

In het geval van een storing in de snelheidsregelaar wordt de ingestelde
snelheid gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Let tijdens het gebruik van de snelheidsregelaar op wanneer
u de snelheid met de toetsen instelt; dit kan een plotselinge
verandering van de wagensnelheid veroorzaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op gladde wegen of bij zeer
druk verkeer.
Bij een steile afdaling kan de snelheidsregelaar niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt overschreden.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:


- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt,

- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 ... 280 next >