Peugeot RCZ 2011 Handleiding (in Dutch)
Page 21 of 276
IN EEN OOGOPSLAG
Page 22 of 276
20
MAAK OPTIMAAL GEBRUIK
VAN DE VERSNELLINGSBAK
Als uw auto is voorzien van een
handgeschakelde versnellingsbak, rijd
dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk
de tweede versnelling in en schakel bij
voorkeur relatief snel over naar een hogere
versnelling. Volg de aanwijzingen van de
schakelindicator (indien aanwezig) die op het
instrumentenpaneel worden weergegeven.
Als uw auto is voorzien van een automatische
transmissie of een gestuurde handgeschakelde
versnellingsbak, laat de selectiehendel dan in
de stand Drive "D"
of Auto "A"
(afhankelijk
van het type versnellingsbak) staan en trap het
gaspedaal niet bruusk of diep in.
KIES VOOR EEN SOEPELE
RIJSTIJL
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij
voorkeur af op de motor in plaats van het
rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal
geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft,
neemt het brandstofverbruik en de CO
2-
uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door
het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan
vanaf een snelheid van ongeveer 40 km/h de
snelheidsregelaar (indien aanwezig).
GEBRUIK OP SLIMME
WIJZE DE ELEKTRISCHE
VOORZIENINGEN
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur
in de auto hoog is opgelopen, open dan alle
ruiten en de ventilatieroosters alvorens de
airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de
ruiten, maar laat de ventilatieroosters
geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur
die de temperatuurstijging kunnen beperken
(blinderingspaneel van het panoramadak,
zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de
gewenste temperatuur is bereikt (behalve bij
auto's met een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer
nodig zijn als deze niet automatisch worden
aangestuurd.
Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk
uit.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit
als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel
mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als
u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-
speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan
om het elektriciteitsverbruik, en dus het
brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto
verlaat.
MILIEUBEWUST RIJDEN
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.
Page 23 of 276
BEPERK DE OORZAKEN
VAN EEN HOGER
BRANDSTOFVERBRUIK
Verdeel het gewicht evenwichtig over de
auto: plaats de zwaarste voorwerpen in
de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de
achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand
(dakdragers, imperiaal, fietsendrager,
aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever
een dakkoffer.
Verwijder na gebruik de dakdragers en het
imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk de
winterbanden door zomerbanden.
HOUD U AAN DE
ONDERHOUDSVOORSCHRIFTEN
Controleer regelmatig de bandenspanning
(bij koude banden), houd u daarbij aan
de bandenspanning die staat vermeld
op de sticker op de portiersponning aan
bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met name:
- voor een lange rit,
- bij de wisseling van de seizoenen,
- als de auto gedurende langere tijd niet is
gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van
het reservewiel en van de wielen van de
aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie
verversen, oliefilter en luchtfilter vervangen,
enz.) en houd u daarbij aan het door de
fabrikant voorgeschreven interval.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer
dan drie keer afslaan; zo voorkomt u dat
brandstof uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na
3000 km het gemiddelde brandstofverbruik
zich stabiliseert.
Page 24 of 276
01030 23070 190110 150250 50
210
90170130
0.
5
1
.5
2.53
.
5
4.5
12
65 4 3tr/min
x1000km/h
50 01/2
190
130
CHECK/000
22
INSTRUMENTENPANEEL BENZINE - DIESEL
MET HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK
OF AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
KLOKKEN
1.
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan (x 1000 t/min).
2.
Koelvloeistoftemperatuurmeter.
Geeft de koelvloeistoftemperatuur aan (°Celsius).
3.
Brandstofniveaumeter.
Geeft de resterende hoeveelheid brandstof in de tank aan.
4.
Snelheidsmeter.
Geeft de wagensnelheid aan (km/h of mph).
5.
Klein display.
6.
Centraal display.
7.
Weergaveknop.
Voor het uitvoeren van een handmatige CHECK.
Toont onderhoudsinformatie.
Knop voor de nulstelling van de geselecteerde functie (dagteller of
onderhoudsindicator).
8.
Dimmer verlichting.
Knop voor de instelling van de lichtsterkte in de cockpit.
Met groot centraal display
De klokken en verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel geven
informatie over de werking van de auto en worden permanent verlicht.
Raadpleeg voor meer informatie over de werking en de weergave
van een bepaalde functie de desbetreffende paragraaf.
Met klein centraal display
Page 25 of 276
1/
offkm/h
km
l/100
90
500
10,2
12
D3
km/h
km
l/100
90
500 LIMIT Pause
10,2
4
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
DISPLAYS
*
Afhankelijk van de motoruitvoering.
**
Uitsluitend bij groot centraal display.
***
Uitsluitend bij groot centraal display met Peugeot Connect 3D Nav.
Klein display
A.
Dagteller.
(km of miles)
B.
Kilometerteller.
(km of miles)
C.
Onderhoudsindicator,
als binnenkort onderhoud nodig is of het
interval is verstreken.
Centraal display
D. Snelheidsbegrenzer
(km/h of mph) of
Snelheidsregelaar.
E. Weergave:
- voor opschakelen * (handgeschakelde versnellingsbak),
of
- van het programma of de versnelling
(
automatische
transmissie
)
.
F. Motorolieniveaumeter,
Onderhoudsindicator.
(km of miles)
Deze twee functies worden weergegeven na het aanzetten van het
contact en verdwijnen na enkele seconden.
Waarschuwingslampjes en weergave status / CHECK.
Bandenspanningscontrole.
Boordcomputer.
Herhaling wagensnelheid ** .
Parameters van de auto ** .
Navigatie *** .
Deze zes functies worden, afhankelijk van de selectie, weergegeven.
Page 26 of 276
km/h
km
l/100
90
500 LIMIT Pause
10,2
24
NAVIGATIETOETSEN VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
MET GROOT CENTRAAL DISPLAY
Bediening
U beschikt over vier toetsen om het grote centrale display van het
instrumentenpaneel te bedienen:
1.
toegang tot het algemene menu, bevestigen van de keuze,
2.
naar boven verplaatsen in het menu,
3.
naar beneden verplaatsen in het menu,
4.
terugkeren naar het vorige scherm, het menu verlaten.
Algemeen menu
)
Druk op toets 1
voor toegang tot het algemene menu en om één
van de volgende functies te kiezen:
- "Parameters van de auto",
- "Taalkeuze",
- "Keuze van de eenheden",
)
Druk op toets 2
of 3
om op het scherm te verplaatsen.
)
Druk opnieuw op toets 1
om de keuze te bevestigen.
Met behulp van de toetsen kunnen:
- bij stilstaande auto
, de uitrusting van de auto en de parameters
van het centrale display (taal, eenheden) worden ingesteld,
- bij rijdende auto
, de actieve functies achtereenvolgend worden
weergegeven (boordcomputer, navigatie...).
Het algemene menu en de bijbehorende functies zijn
uitsluitend toegankelijk bij stilstaande auto
, via de toetsen 1
tot en met 4
.
Boven een bepaalde snelheid verschijnt een melding op het
centrale display die aangeeft dat toegang tot het algemene menu
onmogelijk is.
De weergave van de boordcomputer is uitsluitend toegankelijk
bij rijdende auto, via de toetsen 2
en 3
(zie paragraaf
"Boordcomputer").
Page 27 of 276
1/
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Parameters van de auto
In dit menu kunt u bepaalde functies ten behoeve van het rijden en het
comfort in- of uitschakelen:
- herhaling wagensnelheid,
- selectieve ontgrendeling (zie hoofdstuk "Openen"),
- follow me home- en instapverlichting (zie hoofdstukken "Zicht" en
"Ergonomie/Comfort"),
- sfeerverlichting (zie hoofdstuk "Ergonomie/Comfort"),
- verlichting overdag (zie hoofdstuk "Zicht"),
- bochtverlichting (zie hoofdstuk "Zicht"),
- parkeerhulp achter (zie hoofdstuk "Rijden").
Taalkeuze
In dit menu kunt u de weergave van de taal kiezen: Deutsch, English,
Espanol, Français, Italiano, Nederlands, Portugues, Portugues-Brasil,
Türkçe * .
Keuze van de eenheden
In dit menu kunt u de eenheden kiezen: temperatuur (°Celsius of
°Fahrenheit) en verbruik (l/100 km, mpg of km/l).
*
Volgens land van bestemming.
Algemeen menu
Parameters auto
Taalkeuze
Keuze van eenheden
ESC
Page 28 of 276
26
VERKLIKKERLAMPJES
De verklikkerlampjes waarschuwen de bestuurder in het geval van een
storing (waarschuwingslampje) of geven de bestuurder informatie over
de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld).
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan sommige waarschuwingslampjes
enkele seconden branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten deze lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer dan voordat u gaat rijden welke
functie het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen gaan branden in combinatie met
een geluidssignaal.
Afhankelijk van de uitvoering van het instrumentenpaneel van uw auto
wordt het branden van het verklikkerlampje ook gecombineerd met:
- een pictogram op het centrale display van het instrumentenpaneel
en een melding op het multifunctionele display,
of
- een pictogram en een melding op het centrale display van het
instrumentenpaneel.
Waarschuwingslampjes
Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een van de volgende
verklikkerlampjes gaat branden, wijst dit op een storing in het
desbetreffende systeem en moet de bestuurder actie ondernemen.
Een waarschuwingslampje gaat altijd branden in combinatie met
een aanvullende melding om u te helpen bij het opsporen van de
storing.
Raadpleeg indien nodig het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Page 29 of 276
1/
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
STOP
permanent, alleen
of in combinatie
met een ander
waarschuwingslampje,
een geluidssignaal en
een melding op het
display.
Dit waarschuwingslampje
brandt bij een ernstige
storing in het remsysteem,
de stuurbekrachtiging, het
motoroliecircuit, het koelcircuit en
bij een lekke band. Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats stil, want
de motor kan onder het rijden afslaan.
Zet het contact af en neem contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats .
Te hoge
koelvloeistoftemperatuur
permanent, met
de wijzer in het
rode gebied. De temperatuur van de
koelvloeistof is te hoog. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Wacht met het eventueel bijvullen van de koelvloeistof tot
de motor is afgekoeld.
Als het probleem zich blijft voordoen, raadpleeg dan het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Remsysteem
permanent,
in combinatie
met het STOP-
lampje. Het remvloeistofniveau is te laag. Stop onmiddellijk op een veilige plek.
Vul het niveau bij met remvloeistof voorzien van een
artikelnummer van PEUGEOT.
Als het probleem zich blijft voordoen, laat het systeem
dan controleren door het PEUGEOT-netwerk of
eengekwalificeerde werkplaats.
+
permanent, in
combinatie met het
waarschuwingslampje
ABS en het STOP-lampje.
Er is een storing in de
elektronische remdrukregelaar
(EBD). Stop onmiddellijk op een veilige plek.
Laat dit controleren door het PEUGEOT of een
gekwalificeerde werkplaats .
Page 30 of 276
28
Zelfdiagnose
motor
knippert. Er is een storing in het
motormanagementsysteem. Kans op beschadiging van de katalysator.
Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of door
een gekwalificeerde werkplaats.
permanent. Er is een storing in de
emissieregeling. Het verklikkerlampje moet doven als de motor wordt gestart.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats als dit niet het geval is.
Laag
brandstofniveau
permanent, met
de wijzer in het
rode gebied,
in combinatie
met een
geluidssignaal en
een melding. Als het lampje gaat branden zit er
nog ongeveer 5 liter
brandstof in
de tank.
Vanaf dit moment worden de
laatste liters brandstof in de tank
aangesproken.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u met een lege tank strandt.
Dit verklikkerlampje gaat elke keer na het aanzetten van het contact branden,
in combinatie met een geluidssignaal en een melding, zolang er niet
voldoende brandstof getankt is.
Het geluidssignaal en de melding worden steeds herhaald; de frequentie
ervan neemt toe naarmate het niveau "0"
dichterbij komt.
Inhoud brandstoftank: ongeveer 55 liter
.
Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is, hierdoor kunnen het
emissieregelsysteem en het injectiesysteem beschadigd raken.
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Service
tijdelijk, in
combinatie met
een melding. Er is een kleine storing
opgetreden waarbij geen
specifiek verklikkerlampje gaat
branden.
Identificeer de storing met behulp van de melding op het display:
- openen van de portieren, achterklep of motorkap,
- minimumniveau van de motorolie,
- minimumniveau van de ruitensproeiervloeistof/
koplampsproeiervloeistof,
- staat van de batterij van de afstandsbediening,
- afname van de bandenspanning,
- vervuiling van het roetfilter (diesel) (zie in het hoofdstuk
"Controles" de paragraaf "Controles/Roetfilter").
Raadpleeg in andere gevallen het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
permanent, in
combinatie met een
melding en een
geluidssignaal.
Er is een ernstige storing
opgetreden waarbij geen
specifiek verklikkerlampje gaat
branden. Identificeer de storing met behulp van de melding op het
display en raadpleeg in elk geval
het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.