Peugeot RCZ 2013 Handleiding (in Dutch)

Page 111 of 336

5/
VEILIGHEID
BEWEEGBARE SPOILER
Dit systeem vergroot tijdens het rijden de neerwaartse kracht en de koersstabiliteit
van de auto en kan zowel automatisch als handmatig worden bediend.

WERKING


Houd u tijdens het gebruik van de auto op de openbare weg altijd
aan de wettelijke voorschriften. Op een afgesloten circuit kan het
systeem volledig worden gebruikt.



Automatische stand

De spoiler komt tijdens het rijden automatisch omhoog en heeft twee
standen, afhankelijk van de wagensnelheid.


- Bij een wagensnelheid van 85 km/h of hoger komt de spoiler
automatisch omhoog in de halfhoge stand A
. Zolang de
wagensnelheid hoger blijft dan 55 km/h blijft de spoiler in deze
stand staan.

- Als de wagensnelheid lager wordt dan 55 km/h, beweegt de spoiler
automatisch weer omlaag.

- Bij een wagensnelheid van 155 km/h of hoger komt de spoiler
automatisch volledig omhoog in stand B
. Zolang de wagensnelheid
hoger blijft dan 142 km/h, blijft de spoiler in deze stand staan.

- Als de wagensnelheid lager wordt dan 142 km/h, beweegt de
spoiler automatisch omlaag tot in de halfhoge stand.
In deze stand is het lampje in de bedieningstoets gedoofd.


Handbediende stand

Met ingeschakeld contact kan de spoiler handmatig worden bediend:


)
door de bedieningstoets kort in te drukken wordt de spoiler volledig
uitgeklapt, stand B
.
In deze stand brandt het lampje in de bedieningstoets.
Houd de toets bij stilstaande auto of een snelheid lager dan 10 km/h
lang ingedrukt tot het lampje dooft, de spoiler is dan volledig ingeklapt.

Page 112 of 336

11 0
Let er tijdens het bedienen van de spoiler altijd op dat er niemand
in de nabijheid komt van de bewegende delen, om het risico op
verwondingen te vermijden.
Mocht er toch iemand bekneld raken, bedien de spoiler dan in
tegengestelde richting. Laat hiervoor de toets los en druk deze
nogmaals in om de spoiler uit te klappen.

ONDERHOUD


Onderhoud aan de spoiler kan worden uitgevoerd bij stilstaande de auto
en ingeschakeld contact:


)
klap de spoiler volledig uit, stand B
, door de toets kort in te
drukken,

)
klap de spoiler na het reinigen volledig in door de toets ingedrukt te
houden tot het einde van de beweging.
Om het systeem in perfecte staat te houden dienen de spoiler en het
compartiment regelmatig te worden gecontroleerd en moet opgehoopt
blad, ijs of sneeuw worden verwijderd.

STORING

Bij een storing aan het bedieningssysteem knippert het lampje in de
bedieningstoets in combinatie met een geluidssignaal en een melding
op het display. Uit veiligheidsoverwegingen komt de spoiler volledig
omhoog, ongeacht de snelheid van de auto.
Als de storing zich blijft voordoen en u wilt de spoiler inklappen:


)
zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats,

)
zet het contact af,

)
zet het contact weer aan.
Als het lampje niet meer knippert was de storing van tijdelijke aard en
werkt het systeem weer normaal. Raadpleeg de rubriek "Handbediende
stand uitschakelen" om de spoiler weer in te klappen.
Als het lampje opnieuw gaat knipperen terwijl de spoiler uitgeklapt is, is
het systeem nog steeds defect.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Bij andere storingen aan het systeem (bijvoorbeeld bij een blokkering
van de spoiler) knippert het lampje in de toets in combinatie
met een geluidssignaal en een melding op het display. Rijd uit
veiligheidsoverwegingen niet sneller dan 140 km/h.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Klap voor het wassen van de auto de spoiler altijd volledig in.
Houd bij het reinigen met een hogedrukspuit altijd
een spuitafstand aan van minimaal 1 meter tot het
spoilercompartiment.

Oefen nooit rechtstreeks druk uit op de spoiler om de achterklep
te sluiten of de auto te duwen, de spoiler kan hierdoor
beschadigen.
Het effect van de spoiler wordt beperkt als er een bagagerek op
de auto wordt gemonteerd.
Monteer geen bagagerek dat niet door PEUGEOT wordt
aanbevolen.
Uitschakelen van de handbediende stand:


)
druk kort op de bedieningstoets: het lampje in de toets dooft
(terugkeren naar de automatische stand).
Bij een snelheid tot 10 km/h blijft de spoiler omhoog staan. De
spoiler wordt automatisch ingeklapt zodra deze snelheid wordt
overschreden.

Page 113 of 336

5/
VEILIGHEID
VEILIGHEIDSGORDELS

VEILIGHEIDSGORDELS VÓÓR








Omdoen



)
Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.

)
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem
te trekken.



Losmaken



)
Druk op de rode knop van de gordelsluiting.

)
Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt.



Pictogrammendisplay veiligheidsgordel losgemaakt/niet
vastgemaakt


A.
Pictogram veiligheidsgordels voor losgemaakt/niet vastgemaakt.

B.
Pictogram veiligheidsgordel links voor.

C.
Pictogram veiligheidsgordel rechts voor.
Als het contact wordt aangezet, verschijnt het pictogram A
op het
pictogrammendisplay voor de veiligheidsgordels en de airbag aan
passagierszijde om aan te geven dat de bestuurder en/of voorpassagier
zijn gordel nog niet heeft vastgemaakt.
Als de wagensnelheid hoger is dan 20 km/h, knippert het pictogram
gedurende 2 minuten in combinatie met een steeds sterker wordend
geluidssignaal. Na deze 2 minuten wordt het pictogram weergegeven
zolang de bestuurder en/of voorpassagier zijn veiligheidsgordel niet
heeft vastgemaakt.
Het pictogram B
of C
van de desbetreffende zitplaats wordt rood als de
veiligheidsgordel niet is vastgemaakt of weer is losgemaakt.

De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische
gordelspanner en een spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra bescherming van de bestuurder en
passagier bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding
zorgen de pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de veiligheidsgordels
stevig tegen de lichamen van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief zodra het contact wordt
aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee de gordel tegen
het lichaam van de inzittenden getrokken wordt en bevordert daarmee
de veiligheid.

Page 114 of 336

11 2

VEILIGHEIDSGORDELS ACHTER

De zitplaatsen achter zijn voorzien van een driepuntsveiligheidsgordel
met oprolautomaat en spankrachtbegrenzer.

Omdoen



1.
Trek aan de gordel en steek de gesp F
in de zwarte gordelsluiting F

in het midden van de bank.

2.
Steek de gesp G
in de rode gordelsluiting G
aan de kant van de
zijbekleding.

3.
Controleer of elke gordelsluiting goed is vergrendeld door even aan
de riem te trekken.



Losmaken



1.
Druk op de rode knop van de gordelsluiting G
, en vervolgens op de
zwarte knop van de gordelsluiting F
.

2.
Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt en bevestig eerst de gesp
G
en vervolgens de gesp F
aan het desbetreffende bevestigingspunt
aan de rugleuning.



Pictogrammendisplay veiligheidsgordels losgemaakt



A.
Pictogram veiligheidsgordels achter losgemaakt.

D.
Pictogram veiligheidsgordel rechts achter.

E.
Pictogram veiligheidsgordel links achter.
Als een achterpassagier zijn gordel losmaakt, verschijnt het pictogram
A
op het pictogrammendisplay veiligheidsgordels/airbag aan
passagierszijde.
Als de wagensnelheid hoger is dan ongeveer 20 km/h, knippert het
pictogram gedurende twee minuten in combinatie met een steeds
sterker wordend geluidssignaal. Na deze 2 minuten wordt het pictogram
weergegeven zolang de achterpassagiers hun gordels niet hebben
vastgemaakt.
Als het contact wordt aangezet, met draaiende motor of als
de wagensnelheid lager is dan ongeveer 20 km/h, worden de
pictogrammen D
en E
ongeveer 30 seconden rood weergegeven als de
desbetreffende gordel niet is vastgemaakt.
Als bij een wagensnelheid hoger dan ongeveer 20 km/h het pictogram D
of E
rood wordt weergegeven in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display, is de gordel van de desbetreffende
achterpassagier losgemaakt.
Detectie van een losgemaakte gordel vindt plaats bij beide
gespen. Bij het losmaken van ten minste één van de twee
gespen wordt het bijbehorende pictogram weergegeven.

Page 115 of 336

5/
VEILIGHEID





Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle
passagiers hun veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het rijden hun
veiligheidsgordel dragen, ook al betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels niet om; de gordels zijn
dan niet voldoende effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een oprolautomaat die
ervoor zorgt dat de lengte van de gordel automatisch wordt
aangepast aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De gordel
wordt automatisch opgerold als deze niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van de gordel of deze
goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden
geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle gedeelte van de
schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van een automatische
blokkeerinrichting die in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van de auto. U kunt de
blokkeerinrichting deblokkeren door stevig aan de riem te trekken
en deze weer los te laten, zodat de riem weer een stukje wordt
opgerold.
Voor een effectieve werking van de veiligheidsgordel:


- dient deze strak om het lichaam te worden gedragen,

- moet deze in een vloeiende beweging naar voren worden
getrokken, zonder dat de gordel gedraaid raakt,

- mag deze door niet meer dan één persoon worden gedragen,

- mag deze geen beschadigingen of rafels vertonen,

- mag er om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt, niets
aan worden gewijzigd. Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moeten
werkzaamheden en controles aan de veiligheidsgordels worden
uitgevoerd door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats, die tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamheden
volgens de voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig controleren door
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats, vooral als
de gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of een reinigingsmiddel
voor textiel, verkrijgbaar bij het PEUGEOT-netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen van een stoel of de achterbank
of de gordel zich op de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.


Voorschriften voor kinderen

Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan 1,50 m gebruik van
een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één persoon gedragen
worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens het rijden.


Bij aanrijdingen

De gordelspanners kunnen, afhankelijk van de aard en de
kracht van de aanrijding
, vóór en onafhankelijk van de airbags
afgaan. Het activeren van de gordelspanners gaat gepaard met wat
onschadelijke rook en een knal, als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding controleren en eventueel
vervangen door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.

Page 116 of 336

11 4
AIRBAGS
De airbags zijn speciaal ontworpen om de inzittenden te beschermen bij
ernstige aanrijdingen. De airbags vormen een aanvulling op de werking
van de veiligheidsgordels met gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren in dat geval de frontale
en zijdelingse aanrijdingen waaraan de registratiezones voor een
aanrijding worden blootgesteld:


- bij een ernstige aanrijding worden de airbags onmiddellijk
opgeblazen en dragen zo bij aan een betere bescherming van de
inzittenden van de auto; direct na de aanrijding ontsnapt het gas uit
de airbags zodat noch het zicht, noch het eventueel verlaten van de
auto door de inzittenden wordt belemmerd,

- bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren
en in bepaalde gevallen waarin de auto over de kop slaat, treden
de airbags niet in werking. De veiligheidsgordels zorgen in deze
situaties voor de bescherming van de inzittenden.


De airbags werken alleen als het contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal. Als er een tweede aanrijding
plaatsvindt (tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), werken de
airbags niet meer. Het activeren van de airbags gaat gepaard met wat rook en een
knal, als gevolg van de activering van de pyrotechnische lading
die in het systeem is geïntegreerd.
Deze rook is niet schadelijk, maar kan voor personen die daar
gevoelig voor zijn irriterend werken.
De knal die bij de ontsteking wordt geproduceerd, kan het gehoor
gedurende een korte periode enigszins verminderen.


A.
Impactzone vóór.

B.
Impactzone opzij.


Registratiezones voor een aanrijding

Page 117 of 336

5/
VEILIGHEID














AIRBAGS VÓÓR

De airbags vóór beschermen de bestuurder en voorpassagier bij een
ernstige frontale aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel te
verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in het stuurwiel en de
passagiersairbag in het dashboard boven het dashboardkastje.

Activering

De airbags worden opgeblazen, behalve de passagiersairbag als
deze is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone vóór (A)
, in de lengterichting van de auto
en vanaf de voorzijde richting de achterzijde van de auto, die zich op
een horizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de bestuurder en het stuur of
tussen de passagier voorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd.


Uitschakelen

Alleen de airbag aan passagierszijde kan worden uitgeschakeld:


)
zet het contact af
, steek de sleutel in de schakelaar voor
uitschakelen van de airbag aan passagierszijde,

)
draai deze in de stand "OFF"
,

)
verwijder de sleutel zonder de stand van de schakelaar te veranderen.
Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan
passagierszijde altijd uit als u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk
gewond raken. Dit pictogram verschijnt op het pictogrammendisplay van
de veiligheidsgordels en de airbag aan passagierszijde, bij
aangezet contact en zolang de airbag is uitgeschakeld.

Page 118 of 336

11 6

Opnieuw inschakelen

Als u het kinderzitje hebt verwijderd, zet dan de schakelaar weer op
"ON"
om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de veiligheid van uw
passagier te garanderen.
Als het contact is aangezet en de airbag aan passagierszijde
opnieuw wordt ingeschakeld, wordt dit pictogram gedurende
ongeveer 1 minuut weergegeven op het pictogrammendisplay
van de veiligheidsgordels en de passagiersairbag.
Plaats geen kinderzitje op de voorstoel als minimaal één van
beide verklikkerlampjes van de airbags permanent blijft branden.
Laat het systeem nakijken door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.



Storing


Als dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat
branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding
op het display, laat het systeem dan controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats. De
kans bestaat dat de airbags bij een ernstige aanrijding niet
worden geactiveerd.
Als dit pictogram knippert op het pictogrammendisplay van
de veiligheidsgordels en de passagiersairbag, raadpleeg dan
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
De kans bestaat dat de airbag aan passagierszijde bij een
ernstige aanrijding niet wordt geactiveerd.






ZIJ-AIRBAGS

De zij-airbags beschermen de bestuurder en de voorpassagier bij een
ernstige zijdelingse aanrijding om de kans op borstletsel te verkleinen.
De zij-airbags zijn aan de zijde van de portieren in de rugleuningen van
de voorstoelen aangebracht.

Activering



De zij-airbags worden aan de desbetreffende zijde opgeblazen bij een
ernstige zijdelingse aanrijding binnen (een gedeelte van) de impactzone
opzij B, loodrecht op de lengteas van de auto en vanaf de buitenzijde
richting de binnenzijde van de auto, die zich op een horizontale
ondergrond moet bevinden.
De zij-airbag wordt opgeblazen tussen de inzittende vóór en het
desbetreffende portierpaneel.

Page 119 of 336

5/
VEILIGHEID

Registratiezones voor een aanrijding



A.
Impactzone vóór.

B.
Impactzone opzij. Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij het over de kop slaan,
kan het zijn dat de airbag niet wordt geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of een frontale aanrijding wordt de
airbag niet geactiveerd.


Storing in de werking


Als dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel gaat
branden, in combinatie met een geluidssignaal en een
melding op het display, neem dan contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats om het
systeem te laten controleren. De kans bestaat dat de airbags
bij een ernstige aanrijding niet worden geactiveerd.

Page 120 of 336

11 8













Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor
een maximale effectiviteit van de airbags:
Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen
te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde autogordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden
(kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van
de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de
airbag verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen
controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen uitsluitend door
het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats
worden uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften worden nageleefd,
blijft de kans bestaan op letsel of lichte brandwonden aan het
hoofd, de borst of de armen als de airbag wordt geactiveerd.
De airbag wordt namelijk zeer snel opgeblazen (binnen enkele
milliseconden) en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij de
warme gassen via de daarvoor bestemde openingen naar buiten
stromen.


Airbags vóór

Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet
op het stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op het dashboard laten
rusten.
Het is raadzaam niet te roken in de auto. Als de airbag wordt
opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden
of ander letsel veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de
stuurwielbekleding en sla er niet op.




Zij-airbags

Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen, dit zou bij het
afgaan van de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen
of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.

Page:   < prev 1-10 ... 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 ... 340 next >