display Peugeot RCZ 2013 Handleiding (in Dutch)

Page 56 of 336

54


Inklappen van de sleutel



)
Druk op deze knop om de sleutel in te klappen.









LOKALISEREN VAN DE AUTO















STORING AFSTANDSBEDIENING

Na het losnemen en weer aansluiten van de accukabels, het
vervangen van de batterij van de afstandsbediening of een storing in
de afstandsbediening kan de auto niet meer met de afstandsbediening
ontgrendeld, vergrendeld en gelokaliseerd worden.


)
Ontgrendel of vergrendel de auto eerst met de sleutel in het slot.

)
Synchroniseer vervolgens de afstandsbediening.
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk als de storing niet
is verholpen.

Synchroniseren



)
Zet het contact af.

)
Zet de sleutel in de stand 2 (Contact)
.

)
Druk zo snel mogelijk gedurende enkele seconden op de
vergrendelknop (gesloten hangslot) van de afstandsbediening.

)
Zet het contact af en verwijder de sleutel uit het contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer.


Batterij vervangen

Batterij ref.: CR1620 / 3 V.
Als de batterij van de afstandsbediening leeg is, wordt u
gewaarschuwd door dit verklikkerlampje in combinatie met een
geluidssignaal en een waarschuwingsmelding op het display.


)
Wip het huis met een muntstuk bij het oog los.

)
Verwijder de lege batterij.

)
Schuif de nieuwe batterij in de juiste richting op zijn plaats.

)
Klik het huis vast.

)
Synchroniseer de afstandsbediening.

Met deze functie kunt u uw auto op afstand lokaliseren, wat
vooral praktisch is bij weinig licht. De auto dient hiervoor wel
vergrendeld te zijn.


)
Druk op het gesloten hangslot op de afstandsbediening.
Hierna zullen gedurende enkele seconden de plafonniers gaan branden
en de richtingaanwijzers gaan knipperen.

Page 64 of 336

62

SLUITEN

Bij het sluiten van het portier wordt de ruit na enkele seconden
automatisch weer gesloten en afgesteld voor een optimale afdichting.


- bij draaiende motor
, gaat dit lampje branden in
combinatie met een melding die enkele seconden op het
display verschijnt,












KNOP CENTRALE VERGRENDELING

Met deze knop kunnen de portieren, het kofferdeksel en de
brandstofvulklep van binnenuit vergrendeld of ontgrendeld worden.

Vergrendelen



)
Druk op de knop om de auto te vergrendelen.
Het rode lampje van de knop gaat branden.
Als één van de portieren of het kofferdeksel is geopend, werkt de
centrale vergrendeling van binnenuit niet.


Ontgrendelen



)
Druk nogmaals op deze knop om de auto te ontgrendelen.
Het rode lampje van de knop gaat uit.


Als de auto van buitenaf is vergrendeld of als de
supervergrendeling is ingeschakeld
Als de auto van buitenaf is vergrendeld of de supervergrendeling is
ingeschakeld, knippert het rode lampje en is de knop inactief.


)

Als de auto vergrendeld is, trek dan aan de binnenportiergreep
om de auto te ontgrendelen.

)
Als de supervergrendeling is ingeschakeld, moet u de
afstandsbediening of de sleutel gebruiken om de auto te ontgrendelen.



Bij het wassen van de auto:


-
vergrendel vooraf de auto met de afstandsbediening of de sleutel,


- richt de sproeier van de hogedrukreiniger niet op het bovenste
gedeelte van de ruiten,

- houd de sproeier van de hogedrukreiniger op een afstand van
minimaal 1 meter van de ruiten en de portierrubbers.
Als een portier niet goed is gesloten: Let op dat er niets klem komt te zitten als de ruit automatisch sluit
bij het sluiten van het portier.

- tijdens het rijden
(snelheid hoger dan 10 km/h), gaat dit lampje
branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding die
gedurende enkele seconden op het display verschijnt.

Page 65 of 336

2/
TOEGANG TOT DE AUTO

De auto kan worden ontgrendeld door op de knop van de centrale
vergrendeling te drukken.
Ook door het openen van een portier van binnenuit, bij stilstaande
auto, kan de auto worden ontgrendeld, maar de auto wordt opnieuw
vergrendeld zodra de snelheid hoger is dan 10 km/h.


Inschakelen/Uitschakelen

U kunt de functie desgewenst inschakelen of uitschakelen.


)
Druk bij aangezet contact langer dan 2 seconden op de knop.
Op het display verschijnt een melding ter bevestiging.

De portieren van de auto worden automatisch ontgrendeld bij een
aanrijding waarbij de airbags afgaan, zodat de inzittenden de auto
kunnen verlaten.











NOODVERGRENDELING

Om de portieren mechanisch te vergrendelen en ontgrendelen in het
geval van een storing in de centrale vergrendeling of van de accu.

Vergrendelen van het bestuurdersportier



)
Steek de sleutel in het slot en draai deze rechtsom.



Ontgrendelen van het bestuurdersportier



)
Steek de sleutel in het slot en draai deze linksom.



Vergrendelen van het passagiersportier



)
Verwijder de zwarte dop aan de zijkant van het portier, met behulp
van de sleutel.

)
Steek de sleutel zonder te forceren in de uitholling en schuif de
klink, zonder te draaien, naar de binnenzijde van het portier.

)
Verwijder de sleutel en plaats de dop.



Ontgrendelen van het passagiersportier



)
Trek aan de portiergreep aan de binnenzijde.




ANTI-OVERVALSYSTEEM

Deze functie zorgt ervoor dat de portieren, het kofferdeksel en de
brandstofvulklep tijdens het rijden met een snelheid hoger dan 10 km/h
automatisch en tegelijkertijd worden vergrendeld.

Werking

De automatische centrale vergrendeling werkt niet als een van de
portieren is geopend.
Als het kofferdeksel is geopend, is de automatische centrale
vergrendeling van de portieren actief.

Page 66 of 336

64
KOFFERDEKSEL

OPENEN



)
Druk langer dan twee seconden op deze knop om het
kofferdeksel te ontgrendelen. Het kofferdeksel wordt op
een kier gezet.

)
Til het kofferdeksel op.
Bij deze handeling worden ook de portieren en de brandstofvulklep
ontgrendeld.




Met de handmatige bediening; auto ontgrendeld



)
Druk op de ontgrendelingsknop boven de kentekenplaat.

)
Til het kofferdeksel op.




SLUITEN



)
Trek het kofferdeksel omlaag aan een van de handgrepen aan de
binnenzijde van het kofferdeksel.

)
Druk als het nodig is op de bovenzijde van het kofferdeksel om het
volledig te sluiten.
Als het kofferdeksel niet goed is gesloten:


- bij draaiende motor
gaat het verklikkerlampje branden
in combinatie met een melding op het display gedurende
enkele seconden,
Als het selectief ontgrendelen is geactiveerd, kan de achterklep
ook worden geopend nadat het geopende hangslot op de
afstandsbediening voor de tweede keer is ingedrukt.

Met de afstandsbediening

Noodvergrendeling

Bij een storing van de centrale vergrendeling (zwakke accu), wordt
geadviseerd de accu los te koppelen.

- tijdens het rijden
(snelheid hoger dan 10 km/h) gaat het
verklikkerlampje branden in combinatie met een geluidssignaal en
een melding op het display gedurende enkele seconden.

Page 78 of 336

AUTO
76
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
MET GESCHEIDEN REGELING
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.


AUTOMATISCHE WERKING


1. Automatisch programma "comfort"



)
Druk op de toets "AUTO"
. Het lampje van de toets gaat
branden.
Het is raadzaam deze stand te gebruiken: het systeem regelt de
temperatuur, de luchtopbrengst, de luchtverdeling naar de luchtroosters
en de luchtrecirculatie automatisch en optimaal aan de hand van de
door u ingestelde waarde.
Het systeem kan tijdens alle seizoenen effectief gebruikt worden, mits
de ruiten zijn gesloten.

2. Regeling bestuurderszijde

Om bij koude motor de toevoer van koude lucht te beperken, wordt
de aanjagerregeling geleidelijk op het optimale niveau gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht uitsluitend naar de voorruit,
de zijruiten en de beenruimte van de passagiers verdeeld.


3. Regeling passagierszijde

De bestuurder en de voorpassagier kunnen de temperatuur
afzonderlijk naar wens instellen.
De op het display weergegeven waarde heeft betrekking
op een bepaald comfortniveau en niet op de werkelijke
temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit.


)
Draai de knop 2
of 3
naar links of naar rechts om deze waarde te
verlagen of te verhogen.
Voor een optimaal comfort wordt de waarde 21 aanbevolen.
Niettemin is afhankelijk van uw wensen een afstelling tussen 18 en
24 gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raadzaam dat het verschil in instelling
links en rechts niet meer dan 3 bedraagt.
Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of
hoger is dan de ingestelde waarde, heeft het geen zin om voor
het gewenste comfort de ingestelde waarde te wijzigen. Het
systeem compenseert automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.

Page 88 of 336

86
USB-BOX

Deze aansluitmodule, die bestaat uit een USB-poort, bevindt zich in de
armsteun vóór.
Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten, zoals een iPod
®
vanaf
de 5e generatie of een USB-stick.
Dankzij de USB-box kunt u de audiobestanden (mp3, ogg, wma,
wav, ...) op uw draagbare apparatuur beluisteren via de luidsprekers
van uw autoradio.
U kunt deze bestanden beheren met de stuurkolomschakelaars of
het bedieningspaneel van de autoradio en ze weergeven op het
multifunctionele display.

Tijdens het gebruik kan de draagbare apparatuur automatisch
worden opgeladen.

Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van deze
uitrusting de rubriek van het desbetreffende audiosysteem.
PEUGEOT CONNECT USB - USB-BOX


Deze aansluitmodule, die bestaat uit een JACK-aansluiting en een USB-
poort, bevindt zich in de armsteun vóór.
Met behulp van de USB-aansluiting kunt u draagbare apparatuur
aansluiten, zoals een iPod
® of een USB-stick.
Met behulp van de JACK-aansluiting kunt u allerlei typen draagbare
apparatuur aansluiten.
Dankzij de USB-BOX kunt u de audiobestanden (mp3, ogg, wma,
wav, ...) op uw draagbare apparatuur beluisteren via de luidsprekers van
uw autoradio.
Als de apparatuur op de USB-aansluiting is aangesloten, kunt u deze
bestanden beheren met de stuurkolomschakelaars of het bedieningspaneel
van de autoradio en ze weergeven op het multifunctionele display.

Als de apparatuur op de USB-aansluiting is aangesloten, kan de
draagbare apparatuur tijdens het gebruik automatisch worden
opgeladen.


Raadpleeg voor meer informatie over het gebruik van deze uitrusting
de rubriek Peugeot Connect Sound of Peugeot Connect Nav.

Page 96 of 336

94












AUTOMATISCHE VERLICHTING

Met behulp van een lichtsterktesensor worden de
kentekenplaatverlichting, het parkeerlicht en het dimlicht automatisch
ingeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is. De
verlichting kan ook, in geval van neerslag, gelijktijdig met het automatisch
inschakelen van de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte van de omgeving
weer voldoende is of nadat het wissen is gestopt.

Inschakelen



)
Draai de ring in de stand "AUTO"
. Het activeren van de functie
wordt bevestigd door een melding op het display.



Uitschakelen



)
Draai de ring in een andere stand. Het uitschakelen van de functie
wordt bevestigd door een melding op het display.







HANDBEDIENDE FOLLOW ME HOME-VERLICHTING

Deze functie zorgt ervoor dat na het afzetten van het contact de
dimlichten nog even blijven branden om het uitstappen in het donker te
vergemakkelijken.

Inschakelen



)
Geef bij afgezet contact een "lichtsignaal" met de lichtschakelaar.

)
Geef nogmaals een "lichtsignaal" om de functie uit te schakelen.



Uitschakelen

Na het vergrendelen van de auto wordt de handbediende follow me
home-verlichting na een bepaalde tijd automatisch uitgeschakeld.

Page 97 of 336

4/
ZICHT

AUTOMATISCHE FOLLOW ME HOME-
VERLICHTING
Storing

Bij een storing in de lichtsterktesensor gaat de verlichting
branden, wordt dit pictogram weergegeven op het
instrumentenpaneel en/of verschijnt een melding op het
display, in combinatie met een geluidssignaal.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsterktesensor ten onrechte
voldoende licht waarnemen; de verlichting wordt dan niet
automatisch ingeschakeld.
Dek de met de regensensor gecombineerde lichtsterktesensor,
die zich in het midden van de voorruit achter de binnenspiegel
bevindt, niet af. De aan de sensor gekoppelde functies worden
dan niet meer bediend.

Als de functie automatische verlichting is geactiveerd, wordt onder
donkere omstandigheden het dimlicht automatisch ingeschakeld bij het
afzetten van het contact.


Programmeren

Het inschakelen of uitschakelen en de tijdsduur van de follow me home-
verlichting zijn in te stellen via het confi guratiemenu van de auto.

Page 98 of 336

96
HALOGEEN KOPLAMPEN
HANDMATIG VERSTELLEN






AUTOMATISCHE VERSTELLING VAN DE
K
OPLAMPEN MET XENONVERLICHTING
Verstel de hoogte van de koplampen met halogeenlampen afhankelijk
van de belading van uw auto om verblinding van medeweggebruikers te
voorkomen.

0.
1 of 2 personen voorin.

-. 3 personen.

1.
4 personen.

-.
Tusseninstelling.

2.
4 personen + maximaal toegestane belading.

-. Tusseninstelling.

3.
Bestuurder + maximaal toegestane belading. Om verblinding van andere weggebruikers te voorkomen corrigeert dit
systeem bij stilstaande auto automatisch de hoogte van de lichtbundel
van de xenonlampen, afhankelijk van de belading van de auto.
In het geval van een storing verschijnt dit pictogram op het
instrumentenpaneel, in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display.
Het systeem zet in dat geval de koplampen in de lage stand.

Stand "0": basisinstelling. Raak de xenonlampen niet aan.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.


Reizen naar het buitenland

Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een land waarin het
verkeer aan de andere kant van de weg rijdt, moet de afstelling
van de dimlichten worden gewijzigd om te voorkomen dat
tegemoetkomend verkeer wordt verblind.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.

Page 99 of 336

4/
ZICHT
BOCHTVERLICHTING
Als het dimlicht of grootlicht is ingeschakeld, zorgt deze functie ervoor
dat de lichtbundels de wegberm beter verlichten in bochten.
Deze functie, die uitsluitend in combinatie met xenonlampen wordt
geleverd, wordt ingeschakeld bij een snelheid vanaf ongeveer 20 km/h
en zorgt voor een aanzienlijke verbetering van het zicht in bochten.

met bochtverlichting


zonder bochtverlichting



CONFIGURATIE

STORING

Als de auto stilstaat, stapvoets rijdt of in de achteruitversnelling
staat, is deze functie uitgeschakeld.
De status van de functie blijft na het afzetten van het contact in
het geheugen opgeslagen. In het geval van een storing knippert dit pictogram op het
display in combinatie met een melding op het display.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats. Deze functie kan worden geactiveerd of gedeactiveerd via
het confi guratiemenu van de auto.

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 ... 100 next >