Peugeot Traveller 2016 Handleiding (in Dutch)

Page 251 of 528

249
Traveller-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Dodehoekbewaking
In de buitenspiegel aan de zijde waar zich dat
voertuig bevindt, brandt dan permanent een
lampje:
-
d
irect, wanneer u wordt ingehaald,
-

n
a circa een seconde, wanneer u
langzaam een andere auto inhaalt.
Deze rijhulp waarschuwt de bestuurder
wanneer zich een ander voertuig in de dode
hoek van zijn auto bevindt, dat een potentieel
gevaar betekent. Indien een voertuig - een (motor) fiets,
een auto of een vrachtwagen - zich in de
dode hoek van de auto bevindt, zal er een
waarschuwingslampje gaan branden in de
linker- of rechterbuitenspiegel (afhankelijk van
de situatie) onder de volgende voorwaarden:
-

a
lle voertuigen gaan dezelfde kant op en
rijden op aangrenzende rijstroken,
-
d
e snelheid van uw auto ligt tussen 12 km/h
en 140 km/h,
-
h
et snelheidsverschil met het voertuig
dat u aan het inhalen bent, is kleiner
dan 10 km/h,
-

h
et snelheidsverschil met het voertuig dat u
inhaalt, is kleiner dan 25 km/h,
-
he

t verkeer stroomt vloeiend door,
-
d

e inhaalmanoeuvre duurt langer dan
normaal, doordat het ingehaalde voertuig
weer terugkomt in de dode hoek,
-

u r
ijdt in een rechte lijn of in een flauwe
bocht,
-

u
w auto trekt geen aanhanger of caravan,
enz.
Het systeem dient als hulp voor de
bestuurder maar kan nooit een vervanging
zijn voor de spiegels. De bestuurder blijft
te allen tijde verantwoordelijk voor het op
tijd waarnemen wat er zich achter hem
bevindt, het inschatten van de snelheid en
afstand van achteropkomend verkeer en
de beslissing of hij al dan niet veilig van
rijstrook kan wisselen.
Het systeem voor dodehoekbewaking is
een hulpmiddel voor de bestuurder die
echter te allen tijde zijn aandacht op het
verkeer moet blijven vestigen.
6
Rijden

Page 252 of 528

250
Traveller-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
er wordt geen waarschuwingssignaal
afgegeven in de volgende situaties:
-
v
oor stilstaande objecten (geparkeerde
auto's, vangrails, lantaarnpalen, borden...),
-
b

ij tegemoetkomende voertuigen,
-

b
ij rijden over bochtige wegen of in zeer
scherpe bochten, -
b ij het inhalen van of ingehaald worden
door een zeer lang voertuig (vrachtwagen,
autobus...) die én in de dode hoek
achter wordt gedetecteerd én zich in het
gezichtsveld van de bestuurder bevindt,
-

b
ij erg druk verkeer: de voertuigen die voor
en achter worden gedetecteerd worden
aangezien voor een vrachtwagen of een
stilstaand object,
-
b

ij snelle inhaalmanoeuvres.Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld
via het configuratiemenu van de auto.
Inschakelen/uitschakelen
F Druk op deze knop, het
verklikkerlampje ervan gaat branden;
het systeem is ingeschakeld.
F Druk op deze knop, het
verklikkerlampje ervan dooft; het
systeem is uitgeschakeld.
Inschakelen van het systeem:
ui

tschakelen van het systeem:
Met autoradio
Rijden

Page 253 of 528

251
Traveller-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Storing
Raadpleeg het PeugeoT -netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. Bij slechte weersomstandigheden
(zware regen, hagel enz.) kan het
systeem tijdelijk minder nauwkeurig
werken.
Vooral het rijden op een nat wegdek
of van een droog wegdek op een nat
wegdek terechtkomen kan tot een
vals alarm leiden (zo kan een wolk
waterdruppels in de dode hoek worden
aangezien voor een voertuig).
Let er bij slecht weer en in de winter
altijd op dat de sensoren niet met
modder, sneeuw of ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere zaken op
het gedeelte onder de buitenspiegels
waar de waarschuwingslampjes zitten,
omdat de de dodehoekbewaking dan
mogelijk niet goed werkt. Dit geldt ook
voor de detectiezones op de voor- en
achterbumper.
Afhankelijk van de uitrusting van uw auto:
Met touchscreen
open het menu Rijden
en activeer/deactiveer
" Dodehoekbewaking ".
ee

n storing wordt aangegeven door het
knipperen van dit (deze) verklikkerlampje(s).
Het lampje van deze toets knippert
en er verschijnt een melding in
combinatie met een geluidssignaal.
Bij het afzetten van het contact wordt de
status van het systeem opgeslagen.
De dodehoekbewaking wordt automatisch
uitgeschakeld als u een aanhanger trekt
met een door het P
e

ugeo
T
-netwerk
gehomologeeerde trekhaak.
Wassen met hogedrukspuit
Houd tijdens het wassen van de auto het
uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal
30 centimeter van de sensoren, omdat ze
anders beschadigd kunnen raken.
of
6
Rijden

Page 254 of 528

252
Traveller-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Deze functie signaleert met behulp van
sensoren in de bumper obstakels in de
nabijheid van de auto (zoals voetgangers,
auto's, bomen en slagbomen) die binnen het
detectiebereik vallen.
Bepaalde obstakels (zoals paaltjes en pionnen)
die aanvankelijk wel worden gedetecteerd,
worden mogelijk niet meer gedetecteerd als ze
zich in de dode hoek van het detectiebereik van
de sensoren bevinden.
Parkeerhulp
De functie wordt geactiveerd zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Dit wordt bevestigd door een geluidssignaal.
Zodra de achteruitversnelling wordt
uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.
Geluidssignalen
Parkeerhulp achter
De grafische weergave is een aanvulling
op het geluidssignaal. op h et scherm of
op het instrumentenpaneel worden blokjes
weergegeven die het pictogram van de auto
steeds dichter naderen. Als de auto het
obstakel zeer dicht genaderd is, verschijnt het
symbool "
ge

vaar".
Grafische weergave
Deze functie is een hulpsysteem: de
bestuurder dient altijd alert te blijven. De bestuurder wordt via een onderbroken
geluidssignaal gewaarschuwd bij het
naderen van obstakels. De frequentie van het
geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het
obstakel nadert.
Aan de weergave van het geluidssignaal via de
luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan
welke zijde van de auto het obstakel zich bevindt.
Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel
kleiner wordt dan dertig centimeter, klinkt het
geluidssignaal ononderbroken.
Rijden

Page 255 of 528

253
Traveller-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Parkeerhulp vóór
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de
parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra
er bij een wagensnelheid van maximaal 10 km/h
vóór de auto een obstakel wordt gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra
de auto langer dan drie seconden stilstaat met
een ingeschakelde versnelling vooruit, als er
geen obstakel meer wordt gedetecteerd of
wanneer de wagensnelheid hoger wordt dan
10

km/h.
Met autoradio
Uitschakelen/inschakelen
De functie kan worden uitgeschakeld of
ingeschakeld via het configuratiemenu van de
auto.
Aan de hand van het geluid dat via
de luidspreker (voor of achter) wordt
weergegeven, is te herkennen of het
obstakel zich voor of achter de auto bevindt. De functie wordt automatisch uitgeschakeld
als een aanhanger wordt aangekoppeld
of een fietsendrager op de trekhaak wordt
bevestigd (indien de auto is uitgerust met
een volgens de voorschriften van het
P
e

ugeo
T
-netwerk gemonteerde trekhaak).
open het menu "
Persoonlijke instelling -
configuratie " en activeer/deactiveer
" Parkeerhulp ".
Met touchscreen
open het menu Rijden en activeer/deactiveer
" Parkeerhulp ". Als bij het inschakelen van de achteruitversnelling
een storing wordt gesignaleerd, gebeurt
afhankelijk van de uitvoering het volgende:
Raadpleeg het P
e

ugeo
T
-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. Dit verklikkerlampje gaat branden
en er verschijnt een melding, in
combinatie met een geluidssignaal.
Het lampje van deze toets gaat
knipperen en er verschijnt een
melding, in combinatie met een
geluidssignaal.
Controleer bij slecht weer of in winterse
omstandigheden of de sensoren
soms bedekt zijn met modder, ijs
of sneeuw. Bij het inschakelen van
de achteruitversnelling geeft een
geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat
de sensoren vuil kunnen zijn.
De parkeerhulp kan geluidssignalen
geven als reactie op bepaalde
omgevingsgeluiden (motoren,
vrachtwagens, drilboren, enz.).
Wassen met hogedrukspuitHoud tijdens het wassen van de auto het
uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal
30 centimeter van de sensoren, omdat ze
anders beschadigd kunnen raken.
Storing
6
Rijden

Page 256 of 528

254
Traveller-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Achteruitrijcamera met weergave op het binnenspiegelglas
De achteruitrijcamera wordt automatisch
geactiveerd wanneer de versnellingsbak in de
achteruit wordt gezet.
De functie kan zijn gecombineerd met het
parkeerhulpsysteem.
Als de achterklep of de achterdeur
(afhankelijk van de uitvoering) wordt geopend,
kan de weergave worden verstoord.
Als een achterdeur is geopend, houd er dan
rekening mee dat de deur uitsteekt achter
de auto.
Het is normaal dat de beelden vervormd zijn.
De achteruitrijcamera is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven.Controleer regelmatig of de lens van de
camera nog goed schoon is.
Maak de achteruitrijcamera regelmatig
schoon met een zachte, droge doek.
De beelden worden weergegeven op het binnenspiegelglas.
Wassen met een hogedrukspuit (bijv.
bij modder op de lens)
Houd tijdens het wassen van de auto
het uiteinde van de hogedrukspuit op
minimaal 30 centimeter van de camera,
omdat hij anders beschadigd kan raken.
De blauwe breedtelijnen geven de breedte van
uw auto, inclusief buitenspiegels, weer.
De rode lijn geeft een afstand van 30 cm achter
de achterbumper weer. De kleine blauwe lijnen
geven een afstand van 1 m (
A) en 2 m ( B)
achter de achterbumper weer.
Rijden

Page 257 of 528

255
Traveller-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
180°-camerasysteem achter
Met dit systeem kunt u op het scherm de nabije
omgeving van uw auto zien dankzij camera's
aan de achterzijde van de auto. Ter aanvulling
wordt voor het beeld van bovenaf van de
omgeving van uw auto (birdview-beeld, rechter
gedeelte) gebruik gemaakt van de informatie
van de parkeersensoren achter en/of voor.
Naast het birdview-beeld van de auto (rechter
gedeelte) kunnen andere typen beelden
worden weergegeven (linker gedeelte):
-
s
tandaardbeeld van de omgeving achter de
auto,
-

1
80°-beeld van de omgeving achter de
auto,
-
i

ngezoomd beeld van de omgeving achter
de auto (samengesteld).
Principe van de
beeldsamenstelling
Het systeem geeft een aan de omstandigheden
aangepast beeld (linker gedeelte) en een birdview-
beeld van de auto in zijn nabije omgeving weer.
Standaard is de modus auto (automatisch)
geactiveerd.
In deze modus bepaalt het systeem zelf, op basis
van de informatie van de parkeerhulp, welk beeld
(standaard of ingezoomd) het beste kan worden
weergegeven.
Het 180°-beeld kan alleen via de menu's worden
geselecteerd.
De weergave verdwijnt bij een
wagensnelheid van ongeveer 10 km/h.
De functie wordt automatisch
uitgeschakeld ongeveer 7 seconden
na het uit de achteruitversnelling
schakelen of als een achterdeur of de
achterklep wordt geopend.
on
danks de aanwezigheid van
dit visuele hulpsysteem moet de
bestuurder altijd alert blijven.
De door de camera's geleverde beelden
kunnen door het reliëf zijn vervormd.
Bij schaduwzones achter de auto (bij
zonnig weer) of bij onvoldoende licht
kan het beeld donkerder worden en het
contrast afnemen.
Tijdens het achteruitrijden registreert het
systeem met behulp van de camera's achter
de omgeving van de auto.
e
r w
ordt in realtime
een birdview-beeld samengesteld van de
nabije omgeving van de auto (tussen de blauwe
haken) dat tijdens de manoeuvre permanent
wordt aangepast.
Dit beeld maakt het correct inparkeren
gemakkelijker en biedt u de mogelijkheid alle
obstakels in de buurt van de auto te zien.
Dit samengestelde beeld verdwijnt automatisch
als de auto langere tijd stilstaat.
6
Rijden

Page 258 of 528

256
Traveller-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
"Standaardbeeld""180°-beeld"
"Ingezoomd beeld" (samengesteld)
Tijdens het achteruitrijden slaat de camera de
beelden van de omgeving op. Aan de hand
van deze informatie kan een birdview-beeld
van het gebied vlak achter de auto worden
samengesteld zodat u tijdens de manoeuvre de
obstakels in de omgeving van de auto kunt zien.
Dit beeld is beschikbaar in de modus A
uTo

en
kan worden geselecteerd in het menu voor het
veranderen van het beeld.
Dankzij het 180°-beeld kunt u bij het achteruit
uit een parkeerplaats rijden anticiperen op
kruisende voertuigen, voetgangers of fietsers.
Het is niet raadzaam dit beeld te gebruiken
tijdens de volledige manoeuvre.
Het is als volgt samengesteld:
Het gebied achter uw auto wordt op het scherm
weergegeven.
De blauwe lijnen geven de breedte van uw auto
(met buitenspiegels) weer: ze verplaatsen zich
afhankelijk van de stand van het stuur wiel.
De rode lijn geeft een afstand van 30 cm achter
de achterbumper weer, de twee blauwe lijnen
een afstand van 1 m en 2 m.
Beelden van de omgeving achter de auto
Als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld,
wordt de camera op de achterklep of de
achterdeur geactiveerd.
De parkeerhulp achter kan u daarbij
helpen.
De obstakels kunnen verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.
Houd tijdens het achteruitrijden de
omgeving van de auto in de gaten met
behulp van de spiegels.
Rijden

Page 259 of 528

257
Traveller-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Inschakelen
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld als
de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De functie wordt weergegeven op het
touchscreen. Druk op het rode kruis links boven op
het venster om het weergegeven venster te sluiten.Wanneer het submenu wordt weergegeven,
kunt u een van de vier beeldopties kiezen:
"Standaardbeeld".
"180°-beeld".
"Ingezoomd beeld".
" M o dus A
uTo".
D

oor op deze zone te drukken kunt u op elk
gewenst moment de weergavemodus kiezen. Controleer regelmatig of de lenzen van
de camera's schoon zijn.
Reinig regelmatig de achteruitrijcamera
met een zachte en droge doek.
"Modus AUTO"
Deze modus is standaard geactiveerd.
Dankzij de sensoren in de achterbumper kan,
wanneer de auto een obstakel nadert, automatisch
worden overgeschakeld van het beeld van de
omgeving achter de auto naar het birdview-beeld.
De functie wordt automatisch
uitgeschakeld als een aanhanger wordt
getrokken of als een fietsendrager op
de trekhaak is gemonteerd (auto met
een volgens de voorschriften van de
fabrikant gemonteerde trekhaak).
Snelstartmodus
Met de snelstartmodus kan zo snel mogelijk de
omgeving van de auto (linker gedeelte) en de
bovenzijde van de auto worden weergegeven.
Wassen met hogedrukspuit (bijv. bij
modder op de camera's)
Houd tijdens het wassen van de auto het
uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal
30 cm van de lenzen van de camera's, omdat
deze anders beschadigd kunnen raken.
een melding (in het en gels) geeft aan dat u
de omgeving van de auto moet controleren
voordat u de manoeuvre uitvoert.
6
Rijden

Page 260 of 528

258
Traveller-VP_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bandenspanningscontrolesysteem
Het systeem bewaakt de spanning van de vier
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
ver wisselen van een wiel moeten worden
gereset.
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gesignaleerd dat de spanning van een of
meer banden te laag is.Het bandenspanningscontrolesysteem is niet
meer dan een hulpmiddel, hetgeen inhoudt
dat de waakzaamheid van de bestuurder niet
door het systeem kan worden vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de
verantwoordelijkheid om elke maand de
bandenspanning te controleren (ook die van
het reservewiel). Doe dit ook voordat u een
lange rit gaat maken.
Het rijden met een te lage bandenspanning
heeft een nadelige invloed op het weggedrag
en de remweg van de auto en veroorzaakt
vroegtijdige bandenslijtage, vooral onder
zware omstandigheden (zware belading,
hoge snelheden, een lange rit).
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.
De voor uw auto voorgeschreven
bandenspanning vindt u op de sticker met
de bandenspanningen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de identificatie van
de auto.
De bandenspanning moet worden
gecontroleerd als de banden "koud" zijn
(de auto staat langer dan een uur stil of
er is minder dan 10 km gereden met een
beperkte snelheid).
on

der andere omstandigheden (bij warme
banden) moet de bandenspanning ten
opzichte van de op de sticker vermelde
spanning met 0,3 bar worden verhoogd.
Het rijden met een te lage
bandenspanning veroorzaakt
bovendien een hoger brandstofverbruik.
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset
te worden na het aanbrengen of
verwijderen van sneeuwkettingen.
Reservewiel
Het stalen reservewiel is niet voorzien
van een bandenspanningssensor.
Rijden

Page:   < prev 1-10 ... 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 271-280 281-290 291-300 ... 530 next >