service Seat Alhambra 2018 Handleiding (in Dutch)

Page 5 of 340

Vaak gestelde vragenVóór elke rit
Hoe wordt de stoel afgesteld?
››› pag. 15
Hoe wordt het stuur afgesteld? ››› pag. 18
Hoe worden de buitenspiegels afgesteld? ››› pag. 18
Hoe wordt de buitenverlichting ingeschakeld? ››› pag.
26
Hoe werkt de keuzehendel van de automatische ver-
snellingsbak? ››› pag. 36
Hoe brandstof tanken? ››› pag. 41
Hoe worden de ruitenwissers en -sproeiers ingescha-
keld? ››› pag. 27
Noodsituaties
Een controlelampje brandt of knippert. Wat betekent
dat? ››› pag. 34
Waar vind ik de verbanddoos en de gevarendriehoek in
de auto? ››› pag. 85
Hoe wordt de motorkap geopend? ››› pag. 13
Hoe vindt de starthulp plaats? ››› pag. 54
Waar bevindt zich het wagengereedschap? ››› pag. 47
Hoe herstel ik een band met de afdichtset? ››› pag. 46
Hoe verwissel ik een wiel? ››› pag. 47
Hoe vervang ik een zekering? ››› pag. 44
Hoe vervang ik een lampje? ››› pag. 95
Hoe wordt de auto gesleept? ››› pag. 53
Nuttige tips
Hoe wordt de tijd ingesteld? ››› pag. 106
Wanneer moet een servicebeurt worden uitgevoerd?
››› pag. 108
Welke functies hebben de toetsen/wieltjes van het
stuur? ››› pag. 111
Hoe wordt de afdekking van de bagageruimte wegge-
haald? ››› pag. 177
Hoe kan ik zuiniger en milieuvriendelijker rijden?
››› pag. 209
Hoe controleer ik het motoroliepeil en voeg ik olie toe?
››› pag. 41
Hoe controleer ik het motorkoelvloeistofpeil en voeg ik
koelvloeistof toe? ››› pag. 42
Hoe vul ik ruitensproeiervloeistof bij? ››› pag. 43
Hoe controleer ik het remvloeistofpeil en voeg ik rem-
vloeistof toe? ››› pag. 43
Hoe controleer en corrigeer ik de drukwaarden van de
banden? ››› pag. 307
Tips voor het wassen van de auto ››› pag. 267
Nuttige functies
Hoe werkt het start-stopsysteem? ››› pag. 219
Welke hulpsystemen kan ik gebruiken om te parkeren?
››› pag. 221, ››› pag. 224
Hoe werkt de achteruitrijhulp? ››› pag. 228
Hoe werkt de rijstrookassistent? ››› pag. 234
Hoe werkt het bandenspanningscontrolesysteem?
››› pag. 246
Hoe open ik de auto zonder sleutel (Keyless Access)?
››› pag. 120
Interieurverlichting en sfeerverlichting ››› pag. 141

Page 8 of 340

Inhoudsopgave
Systemen ter ondersteuning van de bestuur-
der . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 214
Rem- en stabiliseringssystemen . . . . . . . . . . . . 214
Starthulpsystemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217
Parkeerhulp* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
Inparkeersysteem* (Park Assist) . . . . . . . . . . . . 224
Achteruitrijsysteem* (Rear View Camera) . . . . . 228
Cruise control* (snelheidsregelsysteem -
SRS) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
232
Rij s
trookassistent (Lane Assist)* . . . . . . . . . . . 234
Dodehoekhulp (BSD) met uitparkeerhulp
(RCTA) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 236
D

etectie van verkeersborden (Sign Assist)* . . . 241
Vermoeidheidsherkenning (advies om een
pauze t
e nemen) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 244
Dynamische onderstelregeling (DCC)* . . . . . . . 245
Bandenspanningscontrolesysteem . . . . . . . . . 246
Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwa-
gen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 249
Rijden met een aanh

angwagen . . . . . . . . . . . . . 249
Aanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260
Verzorging en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . 260
Accessoires, vervanging van onderdelen en
wijzigin
gen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 260
Verzorging en reiniging van de wagen, buiten-
zijde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 267
V

erzorging en reiniging van de wagen, binnen-
zijde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273
Ge

bruikersinformatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 278
Controleren en bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 279
Tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 279
Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 282
Selectieve katalytische reductie* (AdBlue) . . . 284
Voorbereidingen voor werkzaamheden in de
motorruimte
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 287
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 290
Motorkoelvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 293 Remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297
Reservoir ruitensproeiervloeistof . . . . . . . . . . . 298
Wagenaccu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 299
Wielen en banden
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 303
Wielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 303
Winterservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 312
Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . 314
Technische kenmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 314
Wat u moet weten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 314
Rijden met een aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . 315
Wielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 316
Motorgegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 317
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 322
Trefwoordenlijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 323
6

Page 31 of 340

De essentie
■ Digit al
e indic
atie van de snelheid
■ Snelheidswaarschuwing
■ Kompas
■ Comfort ››› pag. 32
■ Centrale vergrendeling (Centr. vergren-
deling)
■ Automatisch vergrendeling (Autom.
vergrendelen ) On / Off
■ Automatisch ontgrendeling (Autom.
ontgrend.) On / Off
■ Ontgrendelen van de portieren (Ont-
grend. port.: Alle, Een portier, Zijde
van de wagen, Afzonderlijk)
■ Terug
■ Ruitbediening elektrisch
■ Off
■ Alle
■ Bestuurder
■ Terug
■ Inklappen van de buitenspiegels (Inkl.
Buitensp.) On / Off
■ Regelen van de buitenspiegels (Regel.
Buitensp.)
■ Individual
■ Gesynchroniseerd
■ Terug
■ Fabrieksinstellingen ( Fabrieksinstel-
ling)
■ Terug
■ Licht & zicht ››› pag. 33 ■
Coming Home
■ L
eaving Home
■ Licht voetenruimte
■ Comfortlichten On / Off
■ Fabrieksinstellingen
■ Reisverlichting On / Off
■ Tijd
■ Winterbanden
■ Taal
■ Eenheden
■ Tweede snelheidsmeter On / Off
■ Autohold
■ Service
■ Info
■ Resetten
■ Fabrieksinstellingen De menu's in het instrumentenpaneel
gebruik
en Afb. 44
Ruitenwisserhendel: toetsen om de
menu's
v

an het instrumentenpaneel te ge-
bruiken. Afb. 45
Multifunctiestuurwiel: toetsen om de
menu's v

an het instrumentenpaneel te ge-
bruiken. Hoofdmenu oproepen

Contact inschakelen. » 29

Page 34 of 340

De essentie
De aanwijzingen personaliseren
In het menu
instellingen k
an g
eselec-
teerd worden welke van de mogelijke aanwij-
zingen in de multifunctie-indicatie u wenst
weer te geven op het display van het instru-
mentenpaneel. Daarnaast kunnen ook de
meeteenheden gewijzigd worden ››› pag.
32.
Menu Configuratie
Gegevens
van de mul-
tifunctie-in-
dicatieConfiguratie van de gegevens van de
multifunctie-indicatie die u wenst weer
te geven op het display van het instru-
mentenpaneel ››› pag. 30.
Kompas
Instelling van de magnetische regio en
kalibratie van het kompas. Let bij het
kalibreren op de aanwijzingen op het
display van het instrumentenpaneel.
ComfortInstellingen van de comfortfuncties van
de wagen ››› pag. 32.
Licht & zichtConfiguratie van de wagenverlichting
››› pag. 33.
Tijd
Instelling van de uren en minuten van
de klok op het instrumentenpaneel en
het navigatiesysteem. Hier kan de tijd
worden ingesteld en worden gewisseld
tussen 12- en 24-uursweergave. Daar-
naast geeft de S die verschijnt boven-
aan op het display aan dat het uur is
aangepast aan de zomertijd.
Winterban-
den
Instelling van de visuele en akoestische
snelheidswaarschuwingen. Deze functie
kan enkel gebruikt worden wanneer het
voertuig is uitgerust met winterbanden,
die niet geschikt zijn voor het rijden met
topsnelheid.
TaalInstelling van de taal voor de teksten op
het display en navigatiesysteem.
EenhedenInstelling van de meeteenheden voor de
temperatuur, het verbruik en de afstand.
Tweede
snelheidDe tweede snelheidsmeter in- en uit-
schakelen.
ServiceRaadplegen van de servicemededelin-
gen of terugzetten van de service-inter-
valindicatie.
Afstelling in
productieEen aantal functies van het menu Con-
figuratie wordt terug op hun fa-
brieksinstelling gezet.
TerugHet hoofdmenu wordt opnieuw weerge-
geven. Submenu Comfort
Centr. ver-
grendeling.
››› pag. 117
Autom. vergrendelen (Auto Lock):
automatisch vergrendelen van alle por-
tieren en de achterklep vanaf een snel-
heid van ca. 15 km/u (10 mph). Om de
wagen te ontgrendelen als hij stilstaat
moet u op de knop van de centrale ver-
grendeling drukken, de portiergreep
vastnemen of de sleutel uit het contact-
slot trekken als functie Aut. Ont-
grend. ingeschakeld is.
Aut. Ontgrend. (Auto Lock): ont-
grendelen van alle portieren en de ach-
terklep zodra de sleutel uit het contact-
slot wordt getrokken.
Ontgrendeling port. : wanneer de
wagen ontgrendeld wordt met de sleu-
tel, worden de volgende portieren ont-
grendeld naargelang de instelling:
– Alle : alle portieren worden ontgren-
deld.
– Een portier : wanneer de wagen
ontgrendeld wordt met de sleutel, zal
uitsluitend het portier van de bestuur-
der worden ontgrendeld. Door een twee-
de maal te drukken op de knop
 wor-
den alle portieren en de achterklep ont-
grendeld.
– Zijde van de wagen : de portieren
aan de bestuurderszijde worden ont-
grendeld.
In wagens met Keyless Access ›››
pag.
117 systeem worden na het vastnemen
van de desbetreffende portiergreep de
portieren ontgrendeld aan de zijde waar
de sleutel zich bevindt. 32

Page 37 of 340

De essentie
Trap het rempedaal in!
Schakelen
››› pag. 201
Remmen
››› pag. 196 
Generator defect.›››
pag. 299 Gele lampjes

Remblokken voor versleten.
›››
pag. 196 
brandt: ESC defect of uitge-
schakeld.
knippert: ESC actief.

ASR handmatig buiten werking
gesteld.

Storing in ABS, of werkt niet.

Storing in elektronische par-
keerrem.›››
pag. 196 
Mistachterlicht aan.›››
pag. 135 
brandt: Rijlicht geheel of ge-
deeltelijk defect.›››
pag. 95
knippert: Storing in het sys-
teem van de bochtenverlich-
ting.››› pag. 135 
brandt of knippert
: storing in
uitlaatgascontrolesysteem.
››› pag. 211 
brandt: voorverwarmen van de
dieselmotor.
knippert: storing in het diesel-
motormanagement.

Storing in het benzinemotor-
management.

Roetfilter verstopt.

storing in stuurinrichting.›››
pag. 206 
Bandenspanning te laag.›››
pag. 303
Storing in indicator banden-
spanning.››› pag. 246 
Het vloeistofpeil voor het was-
sen van de spiegels is te laag.›››
pag. 142 
Brandstoftank bijna leeg.›››
pag. 279 
knippert: motoroliesysteem de-
fect.
›››
pag. 290
brandt: motoroliepeil te laag. 
Storing in het systeem van air-
bags en gordelspanners.›››
pag. 75 

De voorairbag van de bijrijder
is uitgeschakeld ( 
  ).››› pag. 75 
"AdBlue" bijvullen, of er is een
storing in het "AdBlue"-sys-
teem.›››
pag. 284 
De benzinetank is niet goed ge-
sloten.›››
pag. 279 
De rijstrookassistent (Lane As-
sist) is ingeschakeld, maar niet
actief.›››
pag. 234 Andere controlelampjes

Linker of rechter knipperlicht.›››
pag. 135
Alarmlichten aan.››› pag. 139 
Trap het rempedaal in!
Schakelen
››› pag. 201
Remmen
››› pag. 196 
Snelheidsregelsysteem actief.›››
pag. 232 
de rijstrookassistent (Lane As-
sist) is ingeschakeld en actief.›››
pag. 234 
Grootlicht aan of grootlichtsig-
naal in werking gesteld.
›››
pag. 135 Grootlichtregeling (Light As-
sist) ingeschakeld.

Elektronische wegrijblokkering
actief.›››
pag. 191 
Service-intervalindicatie.›››
pag. 108» 35

Page 44 of 340

De essentie
● Ge b
ied B : er kan olie worden bijgevuld,
m aar het
pei
l moet in dit gebied blijven.
● Gebied C : olie bijvullen tot het gebied
B .
O lie b
ij

vullen
● Dop van de motorolie-vulopening los-
schr
oeven.
● Voeg olie langzaam bij.
● Controleer tegelijk het peil om niet te veel
bij te
vullen.
● Wanneer het oliepeil minimaal het gebied
B bereikt heeft, draait u de dop van de vul-
mond v
oor

zichtig vast.
Motoroliespecificaties
Benzinemotoren
Met LongLife ServiceVW 504 00
Zonder LongLife ServiceVW 504 00, VW 502 00
Dieselmotoren
Met LongLife ServiceVW 507 00
Zonder LongLife ServiceVW 507 00 Toevoegingen aan de motorolie
Aan de mot
or
o

lie mag geen enkele soort ad-
ditief worden toegevoegd. De door dergelijke
toevoegingen veroorzaakte schade wordt
niet door de garantie gedekt. 
››› in Motorolie verversen op pag. 293
›››
pag. 290 Koelvloeistof
Afb. 55
Motorruimte: vuldop van het koel-
vloei s
t

ofexpansiereservoir. Het reservoir van koelvloeistof bevindt zich in
de mot
orruimt
e ›

››  pag. 290.
Vul de vloeistof bij koude motor bij wanneer
het peil lager is dan .
Koelvloeistofspecificatie
Het koelsysteem van de motor bevat van in
de fabriek een mengsel van speciaal behan-
deld water en ten minste 40% additief G13
(TL-VW 774 J), met een lila kleur. Dit mengsel
biedt niet alleen bescherming tegen vries- temperaturen tot -25°C (-13°F), maar be-
schermt

ook de lichtmetalen onderdelen van
het koelsysteem van de motor tegen corrosie.
Bovendien voorkomt dit mengsel kalkaan-
slag en wordt het kookpunt van de koelvloei-
stof beduidend hoger.
Om het koelsysteem te beschermen, moet
het percentage additief altijd minstens 40%
zijn, zelfs bij hoge temperaturen en een
warm klimaat, en er geen antivriesbescher-
ming nodig is.
Indien wegens het klimaat meer bescher-
ming nodig is, kan het aandeel van additief
verhoogd worden, maar enkel tot 60%; an-
ders daalt de antivriesbescherming en is de
koeling dus minder goed.
Wanneer u koelvloeistof bijvult, moet er een
mengsel van gedestilleerd water en minstens
40% van het additief G13 of G12 plus-plus
(TL-VW 774 G) worden gebruikt (beide lila)
om een optimale bescherming tegen corrosie
te hebben ››› in Koelvloeistofspecificatie
op p ag. 295
. Het

mengen van G13 met de
koelvloeistoffen van de motor G12 plus (TL-
VW 774 F), G12 (rood) of G11 (groenblauwe
kleur) zal ervoor zorgen dat er een aanzienlijk
lagere bescherming tegen corrosie is, het-
geen vermeden dient te worden ››› in Koel-
vloei s
t

ofspecificatie op pag. 295. 42

Page 58 of 340

De essentie
De motor van de wagen met de ontladen
ac c
u s
tarten en twee tot drie minuten
wachten tot de motor draait.
Startkabels verwijderen Vóór het losmaken van de startkabels
het dimlicht - wanneer dit aan is - uit-
schakelen.
In de wagen met de ontladen accu de
aanjager en achterruitverwarming in-
schakelen, opdat spanningspieken wor-
den afgebouwd die ontstaan bij het los-
maken.
Kabels bij draaiende motoren verwijde-
ren in omgekeerde volgorde van het
aansluiten.
Let erop dat de klemmen voldoende contact
met het metaal hebben.
Als de motor niet aanslaat, na 10 seconden
ophouden met starten en daarna na ca. 1 mi-
nuut weer starten. ATTENTIE
● Vo l

g de waarschuwingen op bij werkzaam-
heden in de motorruimte ›››
 pag. 287.
● De stroomgevende accu moet dezelfde
spannin
g (12V) en dezelfde capaciteit (zie
tekst op de accu) hebben als de lege accu.
Anders bestaat er gevaar voor explosie!
● Voer nooit een starthulp uit als een van de
accu's
bevroren is – gevaar voor explosie! 8.
9.
10.
11.
Ook wanneer de accu is ontdooid, bestaat er
gev
aar

voor verbrandingen bij het uitvloeien
van accuvloeistof. Bevroren accu vervangen.
● Ontstekingsbronnen (open vuur, sigaretten,
enz) z
over mogelijk uit de buurt van de accu's
houden. Ontploffingsgevaar!
● Let op de gebruiksaanwijzing van de fabri-
kant
van de startkabels.
● Minkabel bij de andere wagen niet direct
op de minpool
van de ontladen accu aanslui-
ten. Door vonkvorming zou het knalgas dat
uit de accu stroomt, kunnen ontsteken - ge-
vaar voor explosie!
● Minkabel bij de andere wagen niet op delen
van het br
andstofsysteem of op de remleidin-
gen vastklemmen.
● De niet-geïsoleerde delen van de pooltan-
gen mogen elk
aar niet raken. Bovendien mag
de op de pluspool van de accu aangesloten
kabel niet met elektrisch geleidende delen
van de wagen in aanraking komen - gevaar
voor kortsluiting!
● Kabels zo leggen dat ze niet door draaien-
de delen in de motorruimt
e kunnen worden
geraakt.
● Buig u niet over de accu's - u zou verbran-
dingen k
unnen oplopen! Let op
De wagens mogen elkaar niet aanraken, an-
ders

zou er al bij de verbinding van de plus-
polen een stroomverbinding zijn. Wisserbladen vervangen
Ser v
ic

estand van de ruitenwisser Afb. 76
Ruitenwissers in servicestand. Wanneer de ruitenwissers in de servicestand
s
t
aan, k

unnen de armen ››› afb. 76 van de
wisser omhoog worden gezet.
● Sluit de motorkap ›››

 pag. 287.
● Schakel het contact in en vervolgens weer
uit.
● Druk de ruit

enwisserhendel kort omlaag
›››
pag. 27 4 .
V oor
d
at u gaat rijden, moet u de wisserarmen
weer omlaag zetten. Door de ruitenwisser-
hendel te bedienen keren de wisserarmen
weer in hun beginstand terug.

››› pag. 90 56

Page 93 of 340

Zelfhulp
VOORZICHTIG
● Def ect
e of vervuilde ruitenwisserbladen
kunnen krassen op de voorruit veroorzaken.
● Gebruik geen producten met oplosmiddel,
ruwe s
ponsen of puntige voorwerpen voor het
schoonmaken van de wisserbladen. Anders
beschadigt u de grafietlaag.
● Ruiten nooit met brandstof, nagellakremo-
ver, l
akverdunner e.d. schoonmaken.
● Voordat u de ruitenwissers bij vorst voor de
eerst
e keer inschakelt, controleren of de rui-
tenwisserbladen niet zijn vastgevroren. Bij
koud weer kan het helpen de ruitenwissers in
de servicestand te zetten wanneer u de wa-
gen parkeert ›››
 pag. 56.
● Om beschadiging van de motorkap en de
wis
serarmen te voorkomen, mogen ze alleen
in de servicestand worden teruggeklapt.
● Breng de wisserarmen vóór vertrek altijd
omlaag. Aanslepen/slepen
In l
eidin

g tot themaLees aandachtig de aanvullende informatie
› ›


 pag. 53
Respecteer bij het slepen de wettelijke voor-
schriften. Een wagen met een ontladen accu kan om
techni

sche redenen niet door aanslepen ge-
start worden.
Als de wagen uitgerust is met het Keyless
Access-systeem, mag hij enkel gesleept wor-
den met contact ingeschakeld!
De accu van de wagen ontlaadt als de wagen
gesleept wordt met de motor uitgeschakeld
en het contact ingeschakeld. Afhankelijk van
de batterijstatus kan de afname van de span-
ning zo groot zijn, ook al duurt dat slechts
enkele minuten, dat geen enkel apparaat van
de wagen meer werkt, zoals bijv. de alarm-
lichten. Bij wagens met het Keyless Access-
systeem kan het stuur blokkeren ››› .
ATTENTIE
Sleep nooit een voertuig met een lege accu.
● Haal de sleutel nooit uit het contact. An-
ders

zou de stuurkolomvergrendeling plotse-
ling op slot kunnen gaan. Men zou dan geen
controle meer hebben over de wagen, het-
geen ernstige ongevallen kan veroorzaken. ATTENTIE
Tijdens het slepen van een wagen variëren de
dyn ami

sche eigenschappen en de doeltref-
fendheid van de remmen aanzienlijk. Houd
rekening met het volgende om het risico op
ernstige ongevallen te beperken:
● Als bestuurder van de getrokken wagen: –
U dient de r em

veel krachtiger in te trap-
pen, want de rembekrachtiger werkt niet.
Let altijd goed op om te voorkomen dat
de wagen tegen het trekkende voertuig
aanrijdt.
– U hebt meer kracht nodig aan het stuur-
wiel, want de stuurbekrachtiging werkt
niet met stilstaande motor.
● Als bestuurder van de trekkende wagen:
– Geef v

oorzichtig gas.
– Voorkom bruusk remmen en bruuske ma-
noeuvres.
– Rem iets vroeger dan gewoonlijk en trap
het rempedaal zachtjes in. VOORZICHTIG
● Bouw het s

leepoog en de bedekking daar-
van voorzichtig in en uit om (lak)schade aan
de wagen te voorkomen.
● Tijdens het slepen kan onverbrande brand-
stof
in de katalysator terechtkomen en deze
beschadigen. Let op
● Een w ag

en mag alleen gesleept worden als
de parkeerrem en de elektronische stuurko-
lomvergrendeling uitgeschakeld zijn. Als de
wagen zonder stroom zit of er een defect is in
het elektrische systeem, moet de motor ge-
start worden met de startkabels om de elek-
tronische parkeerrem en de elektronische
stuurkolomvergrendeling uit te schakelen. » 91
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid

Page 108 of 340

Bedienen
Snelheidsmeter.
T erug
s
telknop voor de dagteller-weerga-
ve (trip ).
– Druk op de knop 0.0 / SET om te reset-
t en. ATTENTIE
Iedere afleiding kan tot een ongeval leiden
met het d

aaraan verbonden risico van ver-
wondingen.
● De knoppen e.d. van het instrumentenpa-
neel niet tijden
s het rijden bedienen. VOORZICHTIG
Om de motor niet te beschadigen, mag de
naa l

d van de toerenteller slechts beperkte
tijd in de rode zone blijven. Milieu-aanwijzing
Door op voorhand op te schakelen, vermin-
dert

zowel het brandstofverbruik als het la-
waai. Elementen op het beeldscherm
Op het display van het instrumentenpaneel
› ›


afb. 117 4 kan uiteenlopende informatie
w eer
g
egeven worden, naargelang van de uit-
voering van de wagen:
● Waarschuwings- en informatieteksten.
6 7 ●
Af g
el

egde afstand.
● Tijd.
● Buitentemperatuur.
● Kompas.
● Keuzehendelstanden ›››
pag. 201.
● Aanbevolen versnelling (handgeschakelde
vers
nellingsbak) ››› pag. 201.
● Multifunctie-indicatie (MFA) en menu's voor
vers
chillende instellingsopties ›››
 pag.
28.
● Service-intervalindicatie. ›››
pag. 108.
● Tweede snelheidsindicatie (menu Confi-
guratie ) ›››

 pag. 28.
● Statusweergave voor de Start-Stop-werking
›››
pag. 107.
Waarschuwings- en informatieteksten
Bij het inschakelen van het contact of tijdens
het rijden worden enkele functies en wagen-
componenten gecontroleerd op hun toe-
stand. De storingen in de werking worden
weergegeven op het display door middel van
rode en gele symbolen, alsook door berich-
ten op het display van het instrumentenpa-
neel ( ››› pag. 110) en, in bepaalde gevallen,
door middel van akoestische signalen. Af-
hankelijk van de uitvoering van het instru-
mentenpaneel, kan de weergave variëren.
Waarschuwing met prioriteit 1 (rode symbolen)
Symbool knippert of brandt; deels in combinatie met ge-
luidssignalen.
 Zet de wagen stil! Gevaar ››› in Waarschuwings-
en controlelampjes op pag. 110 !
De functie met de storing controleren en de storing ver-
helpen. Roep indien nodig de hulp in van gespeciali-
seerd personeel.
Waarschuwing met prioriteit 2 (gele symbolen)
Symbool knippert of brandt; deels in combinatie met ge-
luidssignalen.
De storing in een functie of het te lage vloeistofpeil kan
schade aan de wagen veroorzaken en deze kan uitein-
delijk defect raken! ›››
in Waarschuwings- en contro-
lelampjes op pag. 110 !
Controleer de functie met storing zo snel mogelijk. Roep
indien nodig de hulp in van gespecialiseerd personeel.
Informatietekst
Informatie met betrekking tot de verschillende proces-
sen van de wagen. Afgelegde afstand
D
e
tot

ale kilometerteller registreert de totaal
afgelegde afstand van de wagen.
De dagkilometerteller (trip ) geeft het aantal
kilometers of mijlen weer dat na de laatste
keer terugzetten van de dagteller is afgelegd.
Het laatste cijfer geeft elke 100 meter resp.
1/10 mijl weer.
106

Page 110 of 340

Bedienen

Wanneer er v
erschillende waarschuwingen
zijn, worden de symbolen na elkaar geduren-
de een aantal seconden getoond en blijven ze
branden tot de storing wordt verholpen. Kompas*
Afb. 118
Magnetische zones. In wagens waarin het navigatiesysteem ge-
mont
eer
d i

s af fabriek, dient het kompas niet
gekalibreerd te worden. De optie kompas
verdwijnt.
Het kompas van voertuigen die niet beschik-
ken over navigatiesysteem gemonteerd af fa-
briek, wordt voortdurend en automatisch ge-
kalibreerd. Indien naderhand elektronische
of metalen accessoires geïnstalleerd worden
in het voertuig (mobiele telefoon, televisie-
toestel), moet het kompas opnieuw handma-
tig gekalibreerd worden. De magnetische zone instellen
● Contact inschakelen.
● Het menu Instellingen selecter
en en
daarna de optie Kompas en Zone kiezen.
● De magnetische zone selecteren naarge-
lang de po
sitie van de wagen ››› afb. 118.
● De magnetische zone instellen en bevesti-
gen (1-15 ).
K

ompas kalibreren
Om het kompas te kalibreren, moet men zich
bevinden in een van de geldige magnetische
zones en beschikken over voldoende ruimte
om een omtrek te maken met de wagen.
● Contact inschakelen.
● Het menu Instellingen selecter
en en
daarna de optie Kompas en Kalibreren
kiezen.
● Het bericht Een volledige omtrek
maken om het kompas te kalibreren
beves

tigen met OK en daarna in een volledi-
g e c
irk

el rijden met een snelheid van onge-
veer 10 km/u (6 mpu).
Wanneer de windstreek op het display ver-
schijnt, is de kalibratie voltooid. Service-intervalindicatie De indicatie van de servicebeurt verschijnt op
het di
s

play van het instrumentenpaneel
››› afb. 117 4 .
Bij S EA

T wordt het onderscheid gemaakt tus-
sen een service met vervanging van de mo-
torolie (Onderhoudsservice) en een service
zonder vervanging van de motorolie (Contro-
leservice). De service-intervalindicatie infor-
meert alleen over de data van de servicebeur-
ten waarbij de motorolie ververst moet wor-
den. De data van de andere servicebeurten
(bijv. de volgende inspectiebeurt of vervan-
ging van de remvloeistof) worden aangege-
ven op de sticker in de stijl van het portier of
in het Onderhoudsprogramma.
In wagens met Service volgens de tijd of de
kilometerstand zijn de service-intervallen al
vooraf ingesteld.
In wagens met LongLife Service worden de
intervallen afzonderlijk bepaald. Dankzij de
technische vooruitgang kunnen de service-in-
tervallen aanzienlijk worden verlengd. Met
de LongLife Service introduceert SEAT een
technologie waarmee u slechts een Onder-
houdsservice hoeft laten uit te voeren wan-
neer dit echt nodig is. Om de Onderhouds-
service te bepalen (max. 2 jaar), wordt reke-
ning gehouden met de gebruiksomstandig-
heden van de wagen en de persoonlijke rijst-
ijl. De aankondiging van de service verschijnt
voor het eerst 20 dagen voor de berekende
108

Page:   1-10 11-20 21-30 next >