park assist Seat Arona 2018 Handleiding (in Dutch)
Page 8 of 332
Inhoudsopgave
Rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 178
Motor starten en afzetten . . . . . . . . . . . . . . . . . 178
Remmen en parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 184
Rem- en stabiliseringssystemen . . . . . . . . . . . . 187
Schakelbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
Automatische versnellingsbak/automatische
D SG-
v
ersnellingsbak* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194
Aanbevolen versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 201
Besturing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202
Inrijden en zuinig rijden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203
Motorregeling en uitlaatgasreinigingssys-
teem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 206
Aan
wijzingen voor het rijden . . . . . . . . . . . . . . . 208
Systemen ter ondersteuning van de bestuur-
der . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209
Start/stop-systeem* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209
Snelheidsregelsysteem (SRS)* . . . . . . . . . . . . . 212
Snelheidsbegrenzer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 213
Noodremhulpsysteem (Front Assist)* . . . . . . . . 217
Adaptive Cruise Control ACC (automatische af-
stand
sregeling)* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 222
Dodehoekhulp (BSD) met uitparkeerhulp
(RCTA)* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 232
S
EAT rijprogramma's (SEAT Drive Profile)* . . . . 237
Vermoeidsheidsdetectie (aanbeveling om te
pauzer
en)* . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 239
Inparkeersysteem (Park Assist)* . . . . . . . . . . . . 241
Parkeerhulp (Park Pilot) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 249
Achteruitrijsysteem "Rear View Camera"* . . . . 255
Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwa-
gen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 259
Tr
ekhaak voor aanhangwagen* . . . . . . . . . . . . 259
Rijden met een aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . 264
Aanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 270
Verzorging en onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . 270
Accessoires en technische wijzigingen . . . . . . . 270
Verzorging en schoonmaak . . . . . . . . . . . . . . . . 271 Verzorging van de wagen, buitenzijde . . . . . . . 272
Verzorging van de wagen, binnenzijde . . . . . . . 277
Controleren en bijvullen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . 280
Tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280
Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 281
AdBlue ®
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283
Werkzaamheden in de motorruimte . . . . . . . . . 285
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 288
Koelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 290
Remvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 292
Reservoir ruitensproeiervloeistof . . . . . . . . . . . 293
Wagenaccu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 294
Wielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 296
Wielen en banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 296
Reservewiel (noodloopwiel)* . . . . . . . . . . . . . . 301
Winterservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 302
Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . 304
Technische kenmerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 304
Wat u moet weten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 304
Gegevens inzake het brandstofverbruik . . . . . . 305
Rijden met een aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . 306
Wielen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 306
Motorgegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 307
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 312
Trefwoordenlijst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 315
6
Page 37 of 332
De essentieMenuSubmenuInstelling mogelijkBeschrijving
ESC-systeem:–Activering van het programma voor de Elektronische Stabiliserings Controle
(ESC)›››
pag. 187
Banden
BandenspanningscontrolesysteemOpslaan in het geheugen van de bandenspanningen (kalibreren)››› pag. 300
WinterbandenIn- en uitschakelen van de snelheidswaarschuwing. Verstellen van de waarde
van de snelheidswaarschuwing››› pag. 302
Licht
VerlichtingshulpSnelwegverlichting, inschakeltijd, automatisch licht bij regen, comfortknipper-
lichten››› pag. 147,
››› pag. 150
InterieurverlichtingIntensiteit van de instrumenten- en schakelaarverlichting››› pag. 152
Functie "Coming / Leaving home"Inschakeltijd van de "Coming home"- en "Leaving home"-functies››› pag. 150
Assistentie voor de
bestuurder
ACC (automatische afstandsregeling)Standaardinstelling afstandsniveau, rijprofielen inschakelen/uitschakelen.››› pag. 222
Front Assist (noodremhulpsysteem)Front Assist, voorwaarschuwing, weergave van de waarschuwing voor de afstand
inschakelen/uitschakelen››› pag. 217
VermoeidheidsdetectieActivering / deactivering››› pag. 239
Parkeren en manoeu-
vrerenInstellingen parkeren en manoeuvre-
renAutomatisch inschakelen, volume voorin, scherpte van de klank voorin, volume
achterin, scherpte van de klank achterin››› pag. 254
Sfeerverlichting–Sfeerverlichting, uitschakeling, kleur››› pag. 152
Achteruitkijkspie-
gels en ruitenwis-
sersSpiegelsInklappen na het parkeren inschakelen/uitschakelen››› pag. 155
RuitenwissersAutomatisch wissen bij regen, wissen van de achterruit bij het achteruitrijden in-
schakelen/uitschakelen››› pag. 33
Openen en sluitenElektrische ruitbedieningComfortopenen, alle, alleen bestuurder››› pag. 146
Centrale vergrendelingPortieren ontgrendelen, automatisch vergrendelen tijdens het rijden››› pag. 134
Instrumentenpaneel–
Actueel verbruik, gemiddeld verbruik, comfortverbruikers, ECO-tips, reisduur,
traject, gemiddelde snelheid, digitale snelheidsmeter, snelheidswaarschuwing,
olietemperatuur, reset gegevens "vanaf het vertrek", reset gegevens "totale be-
rekening"
››› pag. 38» 35
Page 100 of 332
Veiligheid
Opslag van ongevalgege-
v en
s
(Event Data Recorder)
Beschrijving en werking Uw wagen beschikt over een apparaat dat ge-
gev
en
s van ongevallen opslaat (EDR).
De EDR registreert gegevens bij een licht of
ernstig ongeval. Deze gegevens dienen ter
ondersteuning van de analyse van het ge-
drag van diverse wagensystemen.
De EDR registreert gedurende een kort tijds-
bestek (doorgaans 10 seconden of minder)
dynamische rijgegevens en gegevens van de
bevestigingssystemen, zoals:
● Hoe diverse systemen van uw wagen heb-
ben gef u
nctioneerd.
● Of de bestuurder en passagiers hun veilig-
heidsgor
del droegen.
● Hoe ver het gas- of rempedaal werd inge-
trapt.
● Snelheid
van de wagen.
Deze g
egevens helpen om de omstandighe-
den waarin het ongeval plaatsvond beter te
begrijpen.
Tevens worden gegevens van de rijhulpsyste-
men geregistreerd. Hiertoe behoren gege-
vens zoals of de systemen waren uitgescha-
keld of hadden ingegrepen, of het ingrijpen invloed had op het dynamische gedrag van
de wagen, w
aardoor van het traject werd af-
geweken in de eerder beschreven situaties,
versneld of vertraagd.
Naargelang de uitrusting van de wagen bevat
dit gegevens van systemen als:
● Automatische afstandsregeling (ACC).
● Noodremhulpsysteem (Front Assist)
● Parkeerhulp (Park Pilot).
De EDR-g
egevens worden alleen geregi-
streerd in specifieke ongevalsituaties. In nor-
male rijomstandigheden worden geen gege-
vens vastgelegd.
Er worden geen audio- of videogegevens ge-
registreerd in het interieur of de omgeving
van de wagen. Persoonlijke gegevens zoals
naam, leeftijd of geslacht worden in geen ge-
val geregistreerd. Het is echter mogelijk dat
derden (zoals autoriteiten voor strafrechtelij-
ke vervolging) de inhoud van de EDR kunnen
relateren aan andere gegevensbronnen en
een persoonlijke referentie creëren in de con-
text van het onderzoek naar ongevallen.
Om de EDR-gegevens te lezen, is wettelijk
voorgeschreven toegang nodig tot de ODB-
interface ("On-Board-Diagnose") van uw wa-
gen met ingeschakelde motor.
SEAT heeft geen toegang tot de EDR-gege-
vens tenzij de eigenaar (of de huurder in ge-
val van "leasing") zijn toestemming geeft. Op grond van wettelijk of contractuele bepalin-
gen ku
nnen er zich uitzonderingen voordoen.
Gezien de wettelijke vereisten voor produc-
ten in verband met uw veiligheid, kan SEAT
de EDR-gegevens gebruiken voor veldonder-
zoek en verbetering van de kwaliteit van de
wagensystemen. De gegevens gebruikt voor
onderzoeksdoeleinden zullen anoniem be-
handeld worden (d.w.z. zonder verwijzing
naar de wagen, zijn eigenaar of huurder).
98
Page 127 of 332
Inleiding tot het Easy Connect-systeem*
Inleiding tot het Easy Con-
nect -
sy
steem*
Systeeminstellingen (CAR)* Menu WAGEN Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 34
Om de instellingenmenu's te selecteren
drukt u, naargelang de uitvoering, op de Easy
Connect-toets en de functietoets
S
ETUP ,
OF op de t oets
en vervolgens op SETUP .
Het aant
al
beschikbare menu's en de bena-
ming van de verschillende opties voor de me-
nu's hangt af van de elektronica en de uitrus-
ting van de wagen.
Als het selectievakje van de functietoets is
gemarkeerd , is de functie actief.
Door op de menutoets te drukken opent u
t elk
en
s het laatste menu dat is geactiveerd.
De wijzigingen in de instelmenu's worden au-
tomatisch opgeslagen bij het verlaten van de
menu's.
Menu Instellingen van de
wagenBlz.
ESC-systeem:››› pag. 187
Banden››› pag. 300
Menu Instellingen van de
wagenBlz.
Licht››› pag. 147
Assistentie voor de bestuurder››› pag. 222
››› pag. 217
››› pag. 239
Parkeren en manoeuvreren››› pag. 254
Sfeerverlichting››› pag. 152
Achteruitkijkspiegels en ruitenwis-
sers››› pag. 155
››› pag. 33
Openen en sluiten››› pag. 146
››› pag. 134
Instrumentenpaneel››› pag. 38
Datum en tijd–
Eenheden–
Service››› pag. 43
Fabrieksinstellingen– ATTENTIE
Iedere afleiding kan tot een ongeval leiden
met het d
aaraan verbonden risico van ver-
wondingen. Het bedienen van het Easy Con-
nect-systeem kan u van het verkeer afleiden. 125
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 221 of 332
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
●
In moeilijk e rij
situaties kan de Front Assist
uitzonderlijk waarschuwen en ingrijpen op de
remmen zonder dat dit nodig is, zoals bij-
voorbeeld in het geval van vluchtheuvels.
● Als de werking van de Front Assist ver-
stoor
d is, bijvoorbeeld door vuil of de ontre-
geling van de radarsensor, kan het systeem
onnodige waarschuwingen zenden en ontoe-
passelijk ingrijpen op de remmen.
● Front Assist reageert niet bij dieren, noch
bij krui
sende wagens of bij een tegemoetko-
mende wagen op dezelfde rijstrook.
● Front Assist reageert ook niet bij voetgan-
gers
die dezelfde richting uitgaan of uit te-
gengestelde richting naderen op dezelfde
rijstrook.
● U moet als bestuurder altijd paraat zijn om
de contro
le van de wagen over te nemen. Let op
● Bij ing e
schakelde Front Assist, kunnen de
aanwijzingen van het display van het instru-
mentenpaneel van andere functies verborgen
zijn, bijvoorbeeld een binnenkomende op-
roep.
● Wanneer de Front Assist remt, is het rempe-
daal
"zwaarder".
● Automatische ingrepen op de remmen van
de Front As
sist kunnen worden onderbroken
door het koppelingspedaal of het gaspedaal
in te trappen, of door te draaien aan het
stuurwiel. ●
Front As
sist kan de auto doen vertragen tot
zelfs volledige stilstand. Het remsysteem
doet de wagen echter niet permanent stil-
staan. Trap het rempedaal in!
● Als de Front Assist niet werkt zoals be-
schr
even in dit hoofdstuk (bv. indien het sys-
teem verschillende keren onnodig ingrijpt),
schakel het dan uit. Laat het systeem door
een gespecialiseerde werkplaats controleren.
SEAT raadt u aan om daarvoor een SEAT-dea-
ler te raadplegen. Radarsensor
Afb. 190
Op de voorbumper: radarsensor. Op de voorbumper is een radarsensor inge-
bou
wd om de
v
erkeerssituatie te herkennen
››› afb. 190 1 .
Het
z
icht van de radarsensor kan belemmerd
worden door vuil, zoals modder of sneeuw, of
door invloeden van buitenaf zoals regen of nevel. In dit geval werkt Front Assist niet. De
informatiet
ekst op het display in het instru-
mentenpaneel luidt: Front Assist: Sen-
sor zonder zicht! Indien nodig de ra-
darsensor reinigen ››› .
W anneer de r
a
darsensor opnieuw correct
werkt, is de Front Assist automatisch op-
nieuw beschikbaar. De foutmelding verdwijnt
van het display van het instrumentenpaneel.
De werking van de Front Assist kan beïnvloed
worden in geval van sterke weerkaatsing van
het signaal van de radar. Dit kan bijvoorbeeld
het geval zijn in een gesloten parkeerruimte
of wegens metalen voorwerpen (bv. rails op
de rijbaan of platen gebruikt bij werkzaamhe-
den).
De zone voor en rond de radarsensor mag
niet bedekt worden met stickers, bijkomende
koplampen e.d., want dat kan de werking van
de Front Assist beïnvloeden.
Bij een verkeerde reparatie van de voorkant
van de auto of structurele wijzigingen, bij-
voorbeeld indien de ophanging wordt ver-
laagd, kan de werking van Front Assist wor-
den beïnvloed. Om die reden beveelt SEAT
aan om naar een SEAT-dealer te gaan. VOORZICHTIG
Indien u de indruk heeft dat de radarsensor
bes c
hadigd is, schakel dan de Front Assist
uit. Op die wijze worden mogelijk gevaarlijke
situaties door een verkeerde werking van het » 219
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 222 of 332
Bedienen
systeem vermeden. Laat hem in dat geval af-
st
el
len.
● De sensor kan bij een schok ontregeld wor-
den, bijv
oorbeeld bij het parkeren. Dit kan de
doeltreffendheid van het systeem beïnvloe-
den of de uitschakeling tot gevolg hebben.
● Het repareren van de radarsensor vergt bij-
zondere k
ennis en gereedschap. Om die re-
den beveelt SEAT aan om naar een SEAT-dea-
ler te gaan.
● Een kentekenplaat of kentekenplaathouder
aan de voor
zijde met afmetingen die groter
zijn dan de opening voor de kentekenplaat, of
een slecht geplaatste kentekenplaat kan lei-
den tot een gebrekkige werking van de radar.
● Verwijder sneeuw met een borstel en ijs bij
voorkeur met
een ontdooispray zonder oplos-
middelen. Bediening van het noodremhulpsys-
t
eem (Fr
ont
Assist) Afb. 191
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: indic
atie van Front Assist uitge-
schakeld. Front Assist is altijd actief bij het inschakelen
v
an het
c
ontact.
Wanneer de Front Assist uitgeschakeld is,
zijn ook de functie van voorwaarschuwing
(voorafgaande waarschuwing) en de waar-
schuwing van de afstand uitgeschakeld.
SEAT raadt aan de Front Assist altijd geacti-
veerd te laten. Uitzonderingen ››› pag. 221,
Front Assist tijdelijk uitschakelen in de vol-
gende situaties. Front Assist in- en uitschakelen
Met in
geschakeld contact kan de Front Assist
als volgt worden in- en uitgeschakeld:
● Selecteer de juiste optie in het menu via de
toets
van de hulpsystemen voor de bestuur-
der ›››
pag. 37.
● OF: activeer of deactiveer het systeem in
het E
asy Connect-systeem met de toets en de functieknoppen
S
ETUP en
B e
s
tuurdershulpsysteem
› ››
p
ag. 34.
W
anneer Front Assist uitgeschakeld is, zal
het instrumentenpaneel hierover informeren
met de volgende indicator ››› afb. 191.
De voorwaarschuwing in- of uitschakelen
De voorwaarschuwing (voorafgaande waar-
schuwing) kan worden in- of uitgeschakeld in
het Easy Connect-systeem met de toets en de functieknoppen
S
ETUP en
B e
s
tuurdershulpsysteem
› ›
›
pag. 34.
Het systeem behoudt de uitgevoerde instel-
ling de volgende keer dat het contact inge-
schakeld wordt.
SEAT raadt aan de voorwaarschuwing altijd
ingeschakeld te houden.
Naargelang het infotainmentsysteem gemon-
teerd in de wagen kan de voorwaarschu-
wingsfunctie als volgt worden aangepast:
● Vroegtijdig
● Middel
220
Page 229 of 332
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
zijn ingesteld bij het inschakelen van de af-
s t
and
sregeling (ACC) met toets en de
f u
nctieknop
pen SETUP en
B e
s
tuurdershulpsysteem
› ››
p
ag. 34.
Rijpr
ofiel instellen
Bij wagens met SEAT Drive Profile kan het ge-
kozen rijprofiel het acceleratie- en remgedrag
van de ACC beïnvloeden ››› pag. 237.
Bij wagens zonder SEAT Drive Profile kan het
gedrag van de ACC worden beïnvloed door
het selecteren van een van de onderstaande
rijprofielen in het Easy Connect-systeem:
● Normal
● Sport
● Eco
● Comfort
In dit gev
al krijgt men toegang tot de instel-
lingen van de ACC middels de toets en de
f u
nctieknop
pen SETUP >
Onder s
t
euning van de bestuurder >
A
C
C ›››
pag. 34
.
Onder
staande voorwaarden kunnen tot ge-
volg hebben dat de ACC niet reageert:
● Ingetrapt gaspedaal.
● Geen versnelling ingeschakeld.
● Als de ESC regelt.
● De bestuurder heeft de veiligheidsgordel
niet om g
egespt. ●
Vers
chillende lichten van de wagen of van
de elektrisch vastgekoppelde aanhanger zijn
defect.
● Als de wagen achteruit rijdt.
● Men rijdt harder dan 210 km/u (150 mph).
Aanwijz
ingen voor de bestuurder
ACC niet beschikbaar
Het systeem kan de veilige herkenning van
wagens niet meer garanderen, daarom wordt
het uitgeschakeld. De sensor is ontregeld of
beschadigd. Rijd naar een gespecialiseerde
werkplaats om de storing te laten repareren. ACC en Front Assist: momen-
teel niet beschikbaar. Sensor
zonder zicht
Deze aanduiding voor de bestuurder wordt
weergegeven als het zicht van de radarsen-
sor belemmerd is, bijv. door bladeren, snee-
uw, dichte mist of vuil. Sensor schoonmaken
››› afb. 195.
ACC: momenteel niet beschik-
baar. Helling te steil
De maximale helling van de rijbaan is over-
schreden, daarom kan de veilige werking van
de ACC niet worden gegarandeerd. De ACC
kan niet worden geactiveerd. ACC: enkel beschikbaar in D, S
of M
Stand van keuzehendel D/S of M selecteren. ACC: parkeerrem vastgezet
De AC
C wordt uitgeschakeld als de parkeer-
rem vastgezet wordt. De ACC is opnieuw be-
schikbaar na het loszetten van de parkeer-
rem.
ACC: momenteel niet beschik-
baar. Ingreep stabiliteitscon-
trole
De aanduiding voor de bestuurder wordt
weergegeven wanneer de elektronische sta-
biliteitscontrole (ESC) ingrijpt. In dit geval
wordt de ACC automatisch uitgeschakeld. ACC: Grijp in!
De aanduiding voor de bestuurder wordt
weergegeven indien, bij het vertrekken op
een lichte helling, de wagen zich naar achter-
en verplaatst ondanks dat de ACC ingescha-
keld is. Trap de rem in om te vermijden dat
de wagen zich zou verplaatsen / zou botsen
tegen een andere wagen. ACC: snelheidsgrens
De aanwijzing voor de bestuurder wordt
weergegeven in wagens met schakelbak als
de actuele snelheid te laag is voor de ACC-
modus.
De snelheid die u wenst op te slaan moet
minstens 30 km/u (18 mpu) bedragen. Bij
snelheden lager dan 20 km/u (12 mpu)
wordt het snelheidsregelsysteem uitgescha-
keld. »
227
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 239 of 332
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
●
De uitp ark
eerhulp remt de wagen niet altijd
vanzelf af tot volledige stilstand. Bediening van de dodehoekhulp
(BSD) met uitp
ark
eerhulp (RCTA)De dodehoekhulp (BSD) met uitparkeerhulp
(RCTA) in- en uit
s
chakelen
De dodehoekhulp met uitparkeerhulp kan
worden in- en uitgeschakeld via het menu Assistenten op het scherm van het instru-
mentenpaneel met behulp van de bedie-
ningselementen op het stuur. Indien de wa-
gen is uitgerust met multifunctionele camera,
is toegang ook mogelijk met de toets van de
bestuurdershulpsystemen op de grootlicht-
hendel.
Menu Assistenten openen.
● Dode Hoek
● Exit Assist
Indien het
selectievakje van het instrumen-
tenpaneel aangevinkt is , wordt de functie
automatisch geactiveerd wanneer het contact
wordt ingeschakeld.
Zodra de dodehoekhulp klaar is voor werk-
ing, gaat de indicatie in de buitenspiegels bij
wijze van bevestiging kort branden. De laatst uitgevoerde instelling van het sys-
teem b
lijf
t actief wanneer het contact op-
nieuw wordt ingeschakeld.
Indien de dodehoekhulp automatisch werd
gedeactiveerd, kan het systeem enkel op-
nieuw worden geactiveerd na het uitschake-
len en weer inschakelen van het contact.
Automatisch uitschakelen van de dodehoek-
hulp (BSD)
De radarsensoren van de dodehoekhulp met
uitparkeerhulp worden o.m. automatisch uit-
geschakeld wanneer wordt gedetecteerd dat
een van de sensoren permanent is afgedekt.
Dit kan bijv. het geval zijn indien er voor de
sensoren een laag sneeuw of ijs is.
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnt een bericht.
Rijden met een aanhangwagen
De dodehoekhulp en uitparkeerhulp worden
automatisch uitgeschakeld en kunnen niet
weer worden ingeschakeld indien de in de fa-
briek gemonteerde trekhaak elektrisch is
aangesloten op een aanhangwagen of verge-
lijkbaar systeem.
Zodra de bestuurder begint te rijden met een
elektrisch aangesloten aanhangwagen, ver-
schijnt er een bericht op het scherm van het
instrumentenpaneel waarin wordt aangege-
ven dat de dodehoekhulp en uitparkeerhulp
zijn uitgeschakeld. Indien de bestuurder de dodehoekhulp en uitparkeerhulp wenst te
gebruik
en na het loskoppelen van de aan-
hangwagen, moeten deze systemen opnieuw
worden geactiveerd in het overeenkomstige
menu.
Is de trekhaak niet gemonteerd in de fabriek,
dan moeten de dodehoekhulp en uitparkeer-
hulp handmatig worden gedeactiveerd wan-
neer met aanhangwagen wordt gereden.
SEAT rijprogramma's (SEAT Dri-
ve Profi
le)*
Inleiding De bestuurder heeft dankzij de SEAT Drive
Pr
ofi
l
e de keuze uit vier profielen of modi,
normaal , sport, eco en individueel ,
waarbij het gedrag van de diverse functies
van de wagen wordt aangepast voor uiteenlo-
pende rijervaringen.
Individual kan worden geconfigureerd
naar wens. De andere profielen liggen vast.
Beschrijving Afhankelijk van de uitrusting van de wagen,
beïn
vloedt
SEAT Drive Profile de volgende on-
derdelen: »
237
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 249 of 332
Systemen ter ondersteuning van de bestuurderIn het geval van rechte
parkeerplaatsenIn het geval van schui-ne parkeerplaatsen
Niet sneller rijden dan ca.40 km/u (25 mpu) bij het
passeren van de parkeer- plaats.Niet sneller rijden dan ca.20 km/u (12 mpu) bij het
passeren van de parkeer- plaats.
Een afstand tussen 0,5 en 2,0 meter aanhouden bij het passeren van de parkeerplaats.
Lengte van de parkeer-
plaats: lengte van de auto + 0,8 meterBreedte van de parkeer-
plaats: breedte van de au- to + 0,8 meter
Niet sneller rijden dan ca. 7 km/u (4 mpu) bij het inpar-
keren. Parkeren
Voer de volgende handelingen uit:
1.
Er moet voldaan zijn aan alle nodige voorwaar-
den om te kunnen inparkeren met het inparkeer-
systeem
››› pag. 246 en de parkeermodus moet
geselecteerd zijn ››› pag. 244.
2.
Kijk naar de weergave op het scherm van het in-
strumentenpaneel of de parkeerplaats gedetec-
teerd werd als "geschikt" en de juiste positie be-
reikt werd om te parkeren ››› afb. 212
of ››› afb.
213 .
De parkeerplaats zal beschouwd zijn als "ge-
schikt" als op het scherm van het instrumenten-
paneel de aanwijzing om te parkeren 5
ver-
schijnt.
3.Stop de auto en schakel na een korte pauze de
achteruitversnelling in.
Voer de volgende handelingen uit:
4.Laat het stuur los ››› in Inleiding tot thema op
pag. 241.
5.
Let op het volgende bericht: Stuurhulp ac-
tief. Let op omgeving.
Terwijl u de omgeving goed in het oog houdt, ac-
celereert u voorzichtig tot maximaal 7 km/u (4
mpu).
Tijdens het parkeermanoeuvre neemt het sys-
teem enkel het sturen over. Als bestuurder moet
u accelereren, zo nog koppelen, van versnelling
veranderen en remmen.
6.
Keer terug tot het continue signaal van de ParkPi-
lot klinkt.
OF: keer terug tot op het scherm van het instru-
mentenpaneel de aanwijzing van vooruitrijden
verschijnt ››› afb. 212
of ››› afb. 213 .
OF: keer terug tot op het scherm van het instru-
mentenpaneel de melding Park Assist be-
eindigd verschijnt.
De voortgangsbalk 7 geeft de afstand aan die
moet worden afgelegd ››› pag. 246.
7.
Trap het rempedaal in tot het inparkeersysteem
klaar is met draaien aan het stuur.
OF: tot het symbool verdwijnt van het scherm
van het instrumentenpaneel.
8.Eerste versnelling inschakelen.
Voer de volgende handelingen uit:
9.
Rijd vooruit tot het continue signaal van de Park-
Pilot klinkt.
OF: rijd vooruit tot op het scherm van het instru-
mentenpaneel de aanwijzing van achteruitrijden
verschijnt.
Het inparkeersysteem rijdt de auto vooruit en
achteruit tot hij in het midden van de parkeer-
plaats staat ››› afb. 212
of ››› afb. 213 .
10.
Voor een optimaal resultaat wacht u aan het eind
van elk manoeuvre tot het inparkeersysteem
klaar is met draaien aan het stuur.
Het parkeermanoeuvre eindigt wanneer een over-
eenkomstige melding verschijnt op het scherm
van het instrumentenpaneel en eventueel een ge-
luidssignaal klinkt. Let op
Indien tijdens het parkeren het manoeuvre
vroe g
tijdig beëindigd wordt, is het resultaat
mogelijk niet optimaal. 247
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 251 of 332
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder In het geval van rechte parkeerplaatsen
9.
Rijd vooruit tot het continue signaal van de Park-
Pilot klinkt.
OF: rijd vooruit tot op het scherm van het instru-
mentenpaneel de aanwijzing van achteruitrijden
verschijnt.
Het inparkeersysteem rijdt de auto vooruit en
achteruit tot de parkeerplaats verlaten kan wor-
den.
10.
De auto kan de parkeerplaats verlaten wanneer
een overeenkomstige melding verschijnt op het
scherm van het instrumentenpaneel en eventu-
eel een geluidssignaal klinkt.
Neem de besturing over met de draaihoek die
door het inparkeersysteem werd afgesteld.
11.Verlaat de parkeerplaats terwijl u rekening houdt
met het verkeer.
Automatische remingreep van het in-
p
ark
eer
systeem Het inparkeersysteem helpt de bestuurder in
bep
aal
de g
evallen met remmen.
Het is altijd de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om op tijd te remmen ››› .
Aut om
ati
sche remingreep om de toegestane
snelheid niet te overschrijden
Om te vermijden dat de toegestane snelheid
van ca. 7 km/u (4 mpu) wordt overschreden bij het in- en uitparkeren, kan een automati-
sche r
emingreep plaatsvinden. Na de auto-
matische remingreep kunnen de manoeuvres
voor het in- of uitparkeren voortgezet wor-
den.
Er vindt slechts één automatische remin-
greep plaats voor elke poging tot in- of uit-
parkeren. Indien opnieuw de snelheid van ca.
7 km/u (4 mpu) wordt overschreden, wordt
de overeenkomstige handeling onderbroken.
Automatisch bedienen van de remmen om
schade te verminderen
In bepaalde omstandigheden kan het inpar-
keersysteem de auto automatisch afremmen
bij een obstakel, door het rempedaal kort te
bedienen en blijven bedienen ››› . Vervol-
g en
s
moet de bestuurder het rempedaal in-
trappen.
Een automatische remingreep om de schade
te beperken leidt ertoe dat het parkeerma-
noeuvre wordt beëindigd. ATTENTIE
De automatische remingreep van het inpar-
keer sy
steem mag nooit aanleiding zijn tot
het nemen van grotere risico's. Ondanks het
systeem moet de bestuurder te allen tijde op-
merkzaam blijven.
● Het inparkeersysteem heeft een aantal be-
perking
en die eigen zijn aan het systeem. In
bepaalde situaties werkt de automatische re- mingreep mogelijk enkel op beperkte wijze of
helem
aa
l niet.
● Blijf altijd paraat om de auto op elk ogen-
blik t
e remmen.
● Het automatisch remmen stopt na ongeveer
1,5 seconde. Rem
vervolgens zelf de auto. Parkeerhulp (Park Pilot)
Al g
emeen Afhankelijk van de wagenuitrusting, helpen
v
er
s
chillende assistentiesystemen bij het in-
parkeren en manoeuvreren.
Het parkeerhulpsysteem achter is een akoes-
tische assistent die waarschuwt voor obsta-
kels die zich achter de wagen bevinden
››› pag. 251.
Het parkeerhulpsysteem plus assisteert de
bestuurder tijdens het manoeuvreren en in-
parkeren middels visuele en akoestische
meldingen over gedetecteerde obstakels
voor en achter de wagen ››› pag. 251. ATTENTIE
● Houd altijd het
verkeer en de directe omge-
ving van de wagen ook zelf in de gaten. De
hulpsystemen kunnen de oplettendheid van
de bestuurder niet vervangen. Bij het in- of » 249
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid