TOYOTA AVENSIS 2017 Instructieboekje (in Dutch)
Page 291 of 661
2914-6. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE)■Accelereren na het instellen van de rijsnelheid
●
Er kan normaal met de auto geaccelereerd worden. Na de acceleratie gaat
de auto weer rijden met de ingestelde snelheid.
●De ingestelde snelheid kan zelfs worden verhoogd zonder de cruise control
uit te schakelen, door eerst naar de gewenste snelheid te accelereren en
vervolgens de hendel omlaag te drukken om de nieuwe snelheid in te stellen.
■Automatisch uitschakelen van de cruise control
De snelheidsregeling door de cruise control wordt in de volgende gevallen
onderbroken:
●De werkelijke rijsnelheid zakt tot meer dan 16 km/h onder de geprogram-
meerde rijsnelheid.
In dit geval blijft de geprogrammeerde snelheid niet bewaard.
●Werkelijke rijsnelheid is lager dan ongeveer 40 km/h.
●VSC+ is geactiveerd.
●Snelheidsbegrenzer is geactiveerd (indien aanwezig).
■Als de waarschuwingsmelding voor de cruise control op het multi-infor-
matiedisplay wordt weergegeven
Druk eenmaal op de toets ON-OFF om het systeem uit te schakelen en druk
vervolgens opnieuw op de toets om het systeem in te schakelen.
Als er geen snelheid kan worden geprogrammeerd of de cruise control direct
na het activeren weer wordt uitgeschakeld, is er mogelijk een defect in het
cruise control-systeem aanwezig. Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING
■Onbedoeld inschakelen van de cruise control voorkomen
Schakel de cruise control uit met de toets ON-OFF als deze niet wordt
gebruikt.
■Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van de cruise control
Gebruik de cruise control niet in de volgende situaties.
Als u dat wel doet, verliest u mogelijk de controle waardoor een ongeval met
ernstig letsel kan ontstaan.
●In druk verkeer
●Op wegen met scherpe bochten
●Op slingerende wegen
●Op wegen die door regen, ijs of sneeuw glad zijn
●Op steile hellingen
Bij het afdalen van een steile helling kan de rijsnelheid de ingestelde snel-
heid overschrijden.
●Bij het rijden met een aanhangwagen of tijdens het slepen in een noodgeval
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE).book Page 291 Friday, November 4, 2016 5:03 PM
Page 292 of 661
2924-6. Gebruik van de ondersteunende systemen
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE)
Snelheidsbegrenzer∗
Druk op de knop om de snelheids-
begrenzer in te schakelen.
Druk nogmaals op de toets om de
snelheidsbegrenzer uit te schakelen.
Accelereer of decelereer naar de
gewenste snelheid en druk de
hendel naar beneden om de
gewenste maximumsnelheid in te
stellen.
∗: Indien aanwezig
Er kan een gewenste maximumsnelheid worden ingesteld met
de cruise control-schakelaar.
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de ingestelde snel-
heid overschrijdt.
Instellen van de rijsnelheid
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE).book Page 292 Friday, November 4, 2016 5:03 PM
Page 293 of 661
2934-6. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE)
Verhogen van de snelheid
Verlagen van de snelheid
Houd de hendel vast tot de
gewenste snelheid bereikt is.
Voor een kleine wijziging van de
ingestelde snelheid druk u de hen-
del lichtjes omhoog of omlaag en
laat u hem vervolgens los.
Annuleren
Trek de hendel naar u toe om de
snelheidsbegrenzer uit te schakelen.
Hervatten
Druk de hendel omhoog om het
gebruik van de snelheidsbegrenzer
te hervatten.
■De snelheidsbegrenzer kan worden gebruikt als
De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 30 km/h.
■Overschrijden van de ingestelde snelheid
In de volgende situaties overschrijdt de rijsnelheid de ingestelde snelheid en
gaat het multi-informatiedisplay branden:
■Automatische uitschakeling snelheidsbegrenzer
De ingestelde snelheid wordt automatisch uitgeschakeld wanneer de cruise
control geactiveerd wordt.
■Het controlelampje van de snelheidsbegrenzer knippert
Dit kan duiden op een storing in het systeem. Neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Wijzigen van de ingestelde snelheid
1
2
Uitschakelen en hervatten van de snelheidsbegrenzer
1
2
●Wanneer u het gaspedaal volledig
intrapt
●Wanneer u bergaf rijdt (er klinkt ook een
zoemer)
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE).book Page 293 Friday, November 4, 2016 5:03 PM
Page 294 of 661
2944-6. Gebruik van de ondersteunende systemen
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE)
WAARSCHUWING
■Onbedoeld inschakelen van de snelheidsbegrenzer voorkomen
Laat de snelheidsbegrenzer uitgeschakeld wanneer deze niet in gebruik is.
■Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van de snelheidsbegrenzer
Gebruik de snelheidsbegrenzer niet in de volgende situaties.
Als u dat wel doet, kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ern-
stig letsel kan ontstaan.
●Op wegen die door regen, ijs of sneeuw glad zijn
●Op steile hellingen
●Bij het rijden met een aanhangwagen of slepen
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE).book Page 294 Friday, November 4, 2016 5:03 PM
Page 295 of 661
295
4
4-6. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE)
Stop & Start-systeem∗
Breng de auto tot stilstand terwijl het koppelingspedaal geheel
ingetrapt is. Zet vervolgens de selectiehendel in stand N.
Laat het koppelingspedaal los.
Het controlelampje van het Stop
& Start-systeem gaat branden.
Controleer of de selectiehendel in stand N staat en trap het koppe-
lingspedaal in.
Het controlelampje van het Stop & Start-systeem dooft.
(In dit geval wordt de motor niet uitgezet als het koppelingspedaal wordt
losgelaten.)
∗: Indien aanwezig
Het Stop & Start-systeem stopt en start de motor overeenkom-
stig de bediening van het koppelingspedaal voor het stoppen
van en wegrijden met de auto.
Uitzetten van de motor
1
2
Opnieuw starten van de motor
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE).book Page 295 Friday, November 4, 2016 5:03 PM
Page 296 of 661
2964-6. Gebruik van de ondersteunende systemen
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE)
Druk op de uitschakeltoets van
het Stop & Start-systeem om het
Stop & Start-systeem uit te scha-
kelen.
Het controlelampje uitgeschakeld
Stop & Start-systeem gaat branden.
Druk nogmaals op de toets om het
Stop & Start-systeem weer in te
schakelen.
■Automatisch opnieuw inschakelen van het Stop & Start-
systeem
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zelfs als het Stop
& Start-systeem is uitgeschakeld met de uitschakeltoets van het
Stop & Start-systeem, zal het systeem automatisch weer worden
ingeschakeld als de motor weer wordt gestart nadat het contact UIT
is gezet.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Zelfs als het Stop &
Start-systeem is uitgeschakeld met de uitschakeltoets van het Stop
& Start-systeem, zal het systeem automatisch weer worden inge-
schakeld als de motor weer wordt gestart nadat het contact UIT is
gezet.
■Als op de uitschakeltoets van het Stop & Start-systeem wordt
gedrukt terwijl de auto stilstaat
●Als de motor is uitgezet door het Stop & Start-systeem, kunt u de
motor weer starten door op de uitschakeltoets van het Stop &
Start-systeem te drukken.
Vanaf de volgende keer dat de auto tot stilstand wordt gebracht
(nadat het Stop & Start-systeem is uitgeschakeld), zal de motor
niet worden uitgezet.
●Als het Stop & Start-systeem is uitgeschakeld en op de uitscha-
keltoets van het Stop & Start-systeem wordt gedrukt, wordt het
systeem weer ingeschakeld, maar zal de motor blijven draaien.
Vanaf de volgende keer dat de auto tot stilstand wordt gebracht
(nadat het Stop & Start-systeem is ingeschakeld), zal de motor
worden uitgezet.
Uitschakelen van het Stop & Start-systeem
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE).book Page 296 Friday, November 4, 2016 5:03 PM
Page 297 of 661
2974-6. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE)
■Werkingsvoorwaarden
●Het Stop & Start-systeem werkt als aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• Het koppelingspedaal wordt niet ingetrapt.
• De selectiehendel staat in stand N.
• De motor is op bedrijfstemperatuur.
• De buitentemperatuur is -5°C of hoger.
• De voorruitverwarming is uitgeschakeld.
• De extra verwarming is uitgeschakeld.
• De parkeerrem is niet geactiveerd. (→Blz. 230)
• De motorkap is gesloten. (→Blz. 298)
• De veiligheidsgordel van de bestuurder is vastgemaakt.
• Het bestuurdersportier is gesloten.
●Onder de volgende omstandigheden wordt de motor mogelijk niet uitge-
schakeld door het Stop & Start-systeem. Dit wijst niet op een storing van het
Stop & Start-systeem.
• De airconditioning wordt gebruikt wanneer de omgevingstemperatuur
hoog of laag is.
• De accu is niet voldoende opgeladen of wordt opgeladen.
• Het vacuüm van de rembekrachtiger is te laag.
• De auto wordt op een helling stilgezet.
• Het stuurwiel wordt bediend.
• Door verkeersdrukte of andere omstandigheden komt de auto veelvuldig
tot stilstand, waardoor de hoeveelheid tijd dat de motor is uitgezet door
het Stop & Start-systeem extreem oploopt.
• Op grote hoogte.
• De koelvloeistoftemperatuur is extreem hoog of laag.
• De temperatuur van de accuvloeistof is extreem hoog of laag.
• De accu is kortgeleden vervangen of de accupolen zijn kortgeleden los-
genomen geweest.
Als de bovenstaande omstandigheden zich niet meer voordoen, zal het
Stop & Start-systeem de volgende keer dat de auto tot stilstand komt de
motor weer uitzetten en starten.
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE).book Page 297 Friday, November 4, 2016 5:03 PM
Page 298 of 661
2984-6. Gebruik van de ondersteunende systemen
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE)■Automatische startfunctie
●Onder de volgende omstandigheden wordt de motor automatisch herstart
wanneer deze is uitgeschakeld door het Stop & Start-systeem. (Rijd een-
maal met de auto om ervoor te zorgen dat de motor weer door het Stop &
Start-systeem wordt uitgeschakeld.)
• De airconditioning wordt ingeschakeld.
• De voorruitverwarming wordt ingeschakeld.
• De extra verwarming wordt ingeschakeld.
• De parkeerremschakelaar wordt omhooggetrokken. (→Blz. 230)
• Het stuurwiel wordt bediend.
• De veiligheidsgordel van de bestuurder wordt losgemaakt.
• Het bestuurdersportier wordt geopend.
• De uitschakeltoets van het Stop & Start-systeem wordt ingedrukt.
• De auto begint te rollen op een helling.
●Onder de volgende omstandigheden wordt de motor mogelijk automatisch
herstart wanneer deze is uitgeschakeld door het Stop & Start-systeem. (Rijd
eenmaal met de auto om ervoor te zorgen dat de motor weer door het Stop
& Start-systeem wordt uitgeschakeld.)
• Het rempedaal wordt pompend of diep ingetrapt.
• De airconditioning wordt gebruikt.
• De laadtoestand van de accu is onvoldoende.
■Parkeerrem
●Ook als aan de voorwaarden voor het automatisch herstarten van de motor
wordt voldaan terwijl de parkeerrem is geactiveerd, wordt de motor niet
direct herstart. De motor wordt herstart wanneer de parkeerrem wordt geac-
tiveerd.
●Als de parkeerremschakelaar wordt ingedrukt terwijl de motor wordt her-
start, wordt het herstarten van de motor mogelijk geannuleerd. Als de bedie-
ning is geannuleerd, wordt de motor herstart wanneer de parkeerrem wordt
geactiveerd.
■Motorkap
●Als de motor is uitgezet door het Stop en Start-systeem en de motorkap
wordt geopend, kan de motor niet worden gestart door het Stop en Start-
systeem of de automatische startfunctie van de motor. Zet de selectiehen-
del in stand N en herstart de motor terwijl de startknop wordt bediend.
(→Blz. 209, 212)
●Ook als de motorkap wordt gesloten nadat de motor is gestart terwijl de
motorkap was geopend, werkt het Stop & Start-systeem niet. Sluit de motor-
kap, zet het contact UIT, wacht enige tijd en start vervolgens de motor.
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE).book Page 298 Friday, November 4, 2016 5:03 PM
Page 299 of 661
2994-6. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE)■Gebruik van het Stop & Start-systeem
●Als de motor wordt uitgezet door het Stop & Start-systeem en de selectie-
hendel in een andere stand dan N wordt gezet terwijl het koppelingspedaal
niet is ingetrapt, klinkt er een zoemer en gaat het controlelampje van het
Stop & Start-systeem knipperen. Dit geeft aan dat de motor alleen is uitge-
schakeld door het Stop & Start-systeem en niet helemaal is uitgezet.
●Gebruik het Stop & Start-systeem wanneer de auto tijdelijk wordt stilgezet,
bijvoorbeeld bij verkeerslichten of kruispunten. Zet de motor volledig uit
wanneer de auto voor langere tijd wordt stilgezet.
●Wanneer het systeem niet kan werken, wordt geannuleerd of een storing
heeft, worden waarschuwingsmeldingen en een waarschuwingszoemer toe-
gepast om de bestuurder te informeren. (→Blz. 539)
●Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Ook als de startknop wordt
ingedrukt terwijl de motor is uitgeschakeld, wordt de motor niet herstart.
Start de motor door de selectiehendel in stand N te zetten en een normale
motorstartprocedure uit te voeren.
●Wanneer de motor wordt herstart nadat deze is uitgeschakeld door het Stop
& Start-systeem, is de accessoireaansluiting mogelijk tijdelijk niet bruikbaar.
Dit duidt echter niet op een storing.
●Het plaatsen en verwijderen van elektrische onderdelen en draadloze appa-
raten is mogelijk van invloed op het Stop & Start-systeem. Neem contact op
met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■Als de voorruit is beslagen terwijl de motor is uitgezet door het Stop &
Start-systeem
Schakel de voorruitverwarming in. (De motor wordt gestart door de automati-
sche startfunctie van de motor.) (→Blz. 394, 401)
Druk als de voorruit blijft beslaan op de uitschakeltoets van het Stop & Start-
systeem om het systeem uit te schakelen.
■Airconditioning terwijl de motor door het Stop & Start-systeem is uitge-
schakeld (auto's met airconditioning)
Wanneer de motor is uitgeschakeld door het Stop & Start-systeem, wordt de
airconditioning (koelen, verwarmen en ontvochtigen) tijdelijk uitgeschakeld en
wordt er alleen nog lucht geblazen of stopt het systeem met lucht blazen.
Druk op de uitschakeltoets van het Stop & Start-systeem om het Stop & Start-
systeem uit te schakelen, zodat wordt voorkomen dat het airconditioningsys-
teem tijdelijk wordt uitgeschakeld.
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE).book Page 299 Friday, November 4, 2016 5:03 PM
Page 300 of 661
3004-6. Gebruik van de ondersteunende systemen
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE)■
Wijzigen van de instelling via het multi-informatiedisplay
Monochroomdisplay:
Selecteer STOP & START op het instelscherm en houd de scha-
kelaar DISP ingedrukt. (→Blz. 108)
Selecteer de gewenste
instelling en houd de schake-
laar DISP ingedrukt.
Kleurendisplay:
Gebruik de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel om
“ Instellingen” te selecteren en druk op . (→Blz. 112)
Selecteer de gewenste instel-
ling en druk op .
■Wijzigen van de instelling via
de uitschakeltoets van het
Stop & Start-systeem
Telkens wanneer de uitschakel-
toets van het Stop & Start-sys-
teem gedurende ten minste
3 seconden ingedrukt wordt gehouden, schakelt het systeem tus-
sen normaal en verlengd. De systeemstatus kan worden gecontro-
leerd op het instelscherm op het multi-informatiedisplay.
(→B l z . 1 0 8 , 111 )
Wijzigen van de tijd voor uitschakeling bij stilstand bij
ingeschakelde airconditioning
1
2
1
2
AVENSIS_OM_OM20C66E_(EE).book Page 300 Friday, November 4, 2016 5:03 PM