sensor TOYOTA AYGO X 2022 Instructieboekje (in Dutch)

Page 191 of 494

189
4
Handleiding_Europa_M99V08_nl
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
U kunt de Dynamic Radar Cruise Con-
trol met Road Sign Assist inschake-
len/uitschakelen via op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 359)
Wanneer de Dynamic Radar Cruise
Control met Road Sign Assist in wer-
king is en u bergaf rijdt, overschrijdt de
rijsnelheid mogelijk de ingestelde snel-
heid. In dit geval wordt de weergegeven
ingestelde rijsnelheid verlicht en klinkt
er een zoemer om de bestuurder te
waarschuwen.
QDe Dynamic Radar Cruise Control kan
worden gebruikt als
OAuto's met Multidrive CVT: De selectiehen-
del in stand D staat.
OAuto's met handgeschakelde transmissie:
De selectiehendel in het 2e bereik of hoger
staat.
OAfhankelijk van de regelmodus kan dit item
op de volgende snelheden worden inge-
steld:
• Afstandsregelmodus: O ngeveer 30 km/h of
hoger
• Constante-snelheidsregelmodus: Onge- veer 30 km/h of hoger
QAccelereren na het instellen van de rij-
snelheid
Bedien het gaspedaal om te accelereren. Na
het accelereren gaat de auto weer rijden met
de ingestelde snelheid. Als de afstandsregel-
modus is ingeschakeld, neemt de rijsnelheid
echter mogelijk af tot onder de ingestelde
snelheid, zodat de afstand tot de voorligger
gehandhaafd blijft.
QSelectie schakelstand (auto's met hand-
geschakelde transmissie)
Selecteert een schakelstand die past bij de
rijsnelheid. Als het motortoerental te hoog of
te laag is, kan de regeling automatisch wor-
den uitgeschakeld.
QAutomatisch uitschakelen van de
afstandsregelmodus
De afstandsregelmodus wordt automatisch
uitgeschakeld in de volgende situaties.
OWerkelijke rijsnelheid zakt onder ongeveer
25 km/h.
ODe VSC is geactiveerd.
ODe TRC is gedurende een bepaalde peri-
ode geactiveerd.
OWanneer de VSC of TRC wordt uitgescha-
keld.
ODe sensor kan niet goed signaleren omdat
hij ergens door bedekt is.
OWanneer de remregeling of de begren-
zingsregeling voor het vermogen van een
ondersteunend systeem in werking is. (Bij-
voorbeeld: Pre-Crash Safety-systeem,
wegrijregeling)
OAuto's met handgesc hakelde transmissie:
Als de selectiehendel in de neutraalstand
staat of het koppelingspedaal gedurende
een bepaalde tijd of langer wordt ingetrapt.
ODe parkeerrem is geactiveerd.
Als de afstandsregelmodus om een andere
dan de hierboven genoemde redenen auto-
matisch uitgeschakeld wordt, kan er een sto-
ring in het systeem aanwezig zijn. Neem con-
tact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
QAutomatisch uitschakelen van de con-
stante-snelheidsregelmodus
De constante-snelhei dsregelmodus wordt
automatisch uitgeschakeld in de volgende
situaties:
OActuele rijsnelheid zakt tot meer dan onge-
veer 16 km/h onder de ingestelde rijsnel-
heid.
OWerkelijke rijsnelheid zakt onder ongeveer
30 km/h.
ODe VSC is geactiveerd.
ODe TRC is gedurende een bepaalde peri-
ode geactiveerd.
OWanneer de VSC of TRC wordt uitgescha-
keld.
OWanneer de remregeling of de begren-
zingsregeling voor het vermogen van een
ondersteunend systeem in werking is. (Bij-
voorbeeld: Pre-Crash Safety-systeem,
wegrijregeling)
Inschakelen/uitschakelen
Dynamic Radar Cruise Control
met Road Sign Assist (indien
aanwezig)
Aygo_X_OM_Europe_OM99V08E.book Page 189 Friday, October 29, 2021 2:39 PM

Page 192 of 494

190
Handleiding_Europa_M99V08_nl
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
OAuto's met handgeschakelde transmissie:
Als de selectiehendel in de neutraalstand
staat of het koppelingspedaal gedurende
een bepaalde tijd of langer wordt ingetrapt.
ODe parkeerrem is geactiveerd.
Als de constante-snelheidsregelmodus om
een andere dan de hierboven genoemde
redenen automatisch uitgeschakeld wordt,
kan er een storing in het systeem aanwezig
zijn. Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
QDe Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist werkt mogelijk niet
goed wanneer (indien aanwezig)
De Dynamic Radar Cruise Control met Road
Sign Assist werkt mogelijk niet goed in situa-
ties waarbij de RSA mogelijk niet goed werkt
of niet goed signaleert ( →Blz. 197). Contro-
leer daarom, wanneer u deze functie
gebruikt, het weergegeven verkeersbord met
de snelheidslimiet.
In de onderstaande gevallen wordt de inge-
stelde snelheid mogelijk niet gewijzigd in de
herkende snelheidslimiet door het ingedrukt
houden van de schakelaar +RES/-SET:
OAls er geen informatie over de snelheidsli-
miet beschikbaar is
OWanneer de herkende snelheidslimiet
gelijk is aan de ingestelde snelheid
OWanneer de herkende snelheidslimiet bui-
ten het snelheidsbereik van het Dynamic
Radar Cruise Control-systeem ligt
QWerking van de remmen
Er kan een geluid van de remmen hoorbaar
zijn en de reactie van het rempedaal kan ver-
anderen, maar dit duidt niet op een storing.
QWaarschuwingsmeldingen en zoemers
voor Dynamic Radar Cruise Control
Waarschuwingsmeldingen en zoemers wor-
den gebruikt om een systeemstoring aan te
geven of om de bestuurder te informeren dat
hij tijdens het rijden extra moet opletten. Lees
de op het multi-informatiedisplay weergege-
ven waarschuwingsmelding en volg de aan-
wijzingen op. ( →Blz. 159, 311)
QOmstandigheden waarin de sensor
voorliggers mogelijk niet op de juiste
manier signaleert
Bedien in onderstaande gevallen en afhanke-
lijk van de omstandigheden het rempedaal
wanneer het systeem onvoldoende decele-
reert of bedien het gaspedaal wanneer moet
worden geaccelereerd.
Omdat de sensor deze voertuigen wellicht
niet op de juiste manier signaleert, wordt er
mogelijk geen naderingswaarschuwing
( → Blz. 187) gegeven.
OAuto's die plotseling voor u invoegen
OAuto's die met lage snelheden rijden
OAuto's die niet op dez elfde rijstrook rijden
OVoertuigen met een relatief kleine achter-
zijde (aanhangwagens zonder lading, enz.)
OMotorfietsen die op dezelfde rijstrook rijden
OAls door omringend verkeer opgeworpen
water of sneeuw de signalering door de
sensor hindert
OAls de achterzijde van de auto ver ingezakt
is (omdat er zware lading in de bagage-
ruimte vervoerd wordt, enz.)
Aygo_X_OM_Europe_OM99V08E.book Page 190 Friday, October 29, 2021 2:39 PM

Page 193 of 494

191
4
Handleiding_Europa_M99V08_nl
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
ODe voorligger heeft een extreem grote
bodemvrijheid
QOmstandigheden waaronder de
afstandsregelmodus mogelijk niet goed
werkt
Bedien indien nodig in onderstaande geval-
len het rempedaal (of, afhankelijk van de situ-
atie, het gaspedaal).
Doordat de sensor voorliggers mogelijk niet
op de juiste manier signaleert, werkt het sys-
teem mogelijk niet goed.
OAls de weg erg bochtig is of de rijstroken
erg smal zijn
OAls u veelvuldig stuurcorrecties moet uit-
voeren of frequent va n rijstrook wisselt
OAls uw voorligger plotseling decelereert
OAls u op een weg rijdt die wordt omgeven
door een constructie, zoals in een tunnel of
op een ijzeren brug
OAls de rijsnelheid afneemt tot de ingestelde
snelheid na acceleratie van de auto door
intrappen van het gaspedaal.
*: Indien aanwezig
QWeergave instrumentenpaneel
Controlelampje
Ingestelde snelheid
QBedieningsschakelaars
Schakelaar +RES
Uitschakeltoets
Schakelaar -SET
Hoofdschakelaar snelheidsbegren-
zer
Snelheidsbegrenzer*
Er kan een gewenste maximum-
snelheid worden ingesteld met de
schakelaar van de snelheidsbe-
grenzer. De snelheidsbegrenzer
voorkomt dat de auto de inge-
stelde snelheid overschrijdt.
Systeemonderdelen
Aygo_X_OM_Europe_OM99V08E.book Page 191 Friday, October 29, 2021 2:39 PM

Page 199 of 494

197
4
Handleiding_Europa_M99V08_nl
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
QAutomatisch uitschakelen van weer-
gave verkeersborden RSA
In de volgende situaties worden een of meer
verkeersborden automatisch uitgeschakeld.
OEr wordt over een bepaalde afstand geen
verkeersbord herkend.
ODe weg verandert als gevolg van een
afslag naar links of rechts, enz.
QOmstandigheden waaronder de functie
mogelijk niet goed werkt of niet goed
signaleert
In de volgende situaties werkt de RSA niet
normaal en worden verkeersborden mogelijk
niet herkend, worden onjuiste verkeersbor-
den weergegeven, enz. Dit duidt echter niet
op een storing.
ODe camera voor is niet goed uitgelijnd
doordat de sensor, enz. is blootgesteld aan
hevige schokken.
OEr zit(ten) vuil, sneeuw, stickers, enz. op
de voorruit in de buurt van de camera voor.
OOnder barre weersomstandigheden, bij-
voorbeeld bij zware regenval, mist,
sneeuw of zandstormen
OLicht van een tegenligger, de zon, enz.
dringt de camera voor binnen.
OHet verkeersbord is vuil of vervaagd, staat
scheef of is krom.
OHet elektronische verkeersbord heeft wei-
nig contrast.
OHet verkeersbord gaat helemaal of gedeel-
telijk verscholen achter boombladeren, een
paal, o.i.d.
OHet verkeersbord is alleen korte tijd zicht-
baar voor de camera voor.
ODe omgeving (bij afslaan, rijstrookwisse-
ling, enz.) wordt onjuist beoordeeld.
OWanneer een verkeersbord niet van toe-
passing is op de rijstrook waar op dat
moment op wordt gereden, maar dit bord
wel direct na een vertakking van de snel-
weg staat of bij een aangrenzende rijstrook
net voordat rijstroken samenkomen.
OEr zitten stickers op de achterzijde van de
voorligger.
OEr wordt een verkeersbord herkend dat lijkt
op een verkeersbord dat compatibel is met
het systeem.
OMogelijk worden verkeersborden met de
snelheidslimiet voor parallelwegen gesig-
naleerd en weergegeven (wanneer deze in
het zicht van de camera voor staan) terwijl
de auto op de hoofdweg rijdt.
OMogelijk worden verkeersborden met de
maximaal toegestane snelheid voor afsla-
gen van rotondes gesignaleerd en weerge-
geven (wanneer deze in het zicht van de
camera voor staan) terwijl de auto op de
rotonde rijdt.
ODe voorzijde van de auto staat omhoog of
omlaag door de belading van de auto.
ODe helderheid van het omgevingslicht is
niet voldoende of verandert plotseling.
OWanneer een verkeersbord voor vrachtwa-
gens, enz. wordt herkend.
OEr wordt met de auto in een land gereden
waar het verkeer aan de andere kant rijdt.
QWeergave verkeersbord snelheidslimiet
Als het contact de laatste keer UIT werd
gezet terwijl er een verkeersbord met de
maximaal toegestane snelheid op het multi-
informatiedisplay werd weergegeven, wordt
datzelfde verkeersbord weer weergegeven
wanneer het contact AAN wordt gezet.
QAls “RSA Malfunction Visit Your Dealer”
(Storing in RSA. Ga naar uw dealer)
wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem aan-
wezig. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
QPersoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (Systemen met
mogelijkheden voor pers oonlijke voorkeursin-
stellingen: → Blz. 359)
Aygo_X_OM_Europe_OM99V08E.book Page 197 Friday, October 29, 2021 2:39 PM

Page 206 of 494

204
Handleiding_Europa_M99V08_nl
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
*: Indien aanwezig
QLocatie en soorten sensorenHoeksensoren voor
Binnenste sensoren voor
Hoeksensoren achter
Binnenste sensoren achter
QDisplay
Wanneer de sensoren een object, zoals
een muur, signaleren, wordt er een
afbeelding weergegeven op het multi-
informatiedisplay overeenkomstig de
positie van en de afstand tot het object.
(Als de afstand tot het object klein
wordt, gaan de afstandssegmenten
mogelijk knipperen.) Signalering hoeksensoren voor
Signalering binnenste sensor voor
Signalering hoeksensoren achter
Signalering binnenste sensor achter
Gebruik de bedienin gstoetsen van het
instrumentenpaneel om de Toyota Par-
king Assist-sensor in of uit te schake-
len. ( →Blz. 84)
1 Druk op / van de bedie-
ningstoetsen van het instrumenten-
paneel om te selecteren.
2 Druk op / van de bedie-
ningstoetsen van het instrumenten-
paneel om te selecteren en
druk vervolgens op .
Wanneer de Toyota Parking Assist-sen-
sor wordt uitgeschakeld, gaat het con-
trolelampje Toyota Parking Assist-sen-
sor OFF ( →Blz. 77) branden.
Als het systeem is uitgeschakeld en u
het weer wilt inschakelen, selecteer
Toyota Parking
Assist-sensor*
De afstand van uw auto tot objec-
ten, zoals een muur, bij het filepar-
keren en inparkeren in een garage
wordt gemeten door sensoren en
wordt doorgegeven via het multi-
informatiedisplay en een zoemer.
Controleer bij gebruik van dit sys-
teem ook altijd zelf de omgeving.
Systeemonderdelen
Toyota Parking Assist-sensor
in-/uitschakelen
Aygo_X_OM_Europe_OM99V08E.book Page 204 Friday, October 29, 2021 2:39 PM

Page 207 of 494

205
4
Handleiding_Europa_M99V08_nl
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
dan op het multi-informatiedisplay,
selecteer en vervolgens “On” (aan).
Als het systeem door middel van deze
methode is uitgeschakeld, wordt het
niet automatisch weer ingeschakeld
nadat het contact UIT en weer AAN is
gezet.
QHet systeem kan worden geactiveerd
wanneer
OHet contact AAN staat.
ODe Toyota Parking Assist-sensor is inge-
schakeld.
ODe rijsnelheid lager is dan ongeveer
10 km/h.
ODe selectiehendel in een andere stand dan
P staat.
WAARSCHUWING
QWaarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
Vertrouw niet blindelings op het systeem,
aangezien er een grens is aan de mate
van nauwkeurigheid bij de herkenning en
de ondersteunende mogelijkheden die dit
systeem kan bieden. Het is altijd de ver-
antwoordelijkheid van de bestuurder om
de omgeving van de auto in de gaten te
houden en veilig te rijden.
QErvoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht.
Anders kan een ongeval het gevolg zijn.
OBeschadig de sensoren niet en houd ze
altijd schoon.
OPlaats geen stickers of elektronische
onderdelen zoals een kentekenplaat met
achtergrondverlichting (met name fluo-
rescerende), een mistlamp, een spatbor-
dantenne of een draadloze antenne in de
buurt van een radarsensor.
OStel de omgeving van de sensor niet
bloot aan krachtige schokken. Als deze
wel aan krachtige schokken is blootge-
steld, laat de auto dan nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige. Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hers teller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige als de
voor- de achterbumper moet worden ver-
wijderd/geplaatst of vervangen.
OWijzig, demonteer of spuit de sensoren
niet.
OBevestig geen afdekking op de kente-
kenplaat.
OHoud de bandenspanning op de juiste
waarde.
QWanneer moet de functie uitgescha-
keld worden
Schakel in de volgende situaties de functie
uit, omdat deze anders mogelijk zelfs werkt
als er geen kans op een aanrijding is.
OHet niet in acht nemen van boven-
staande waarschuwingen.
OAls een niet-originele Toyota-wielop-
hanging (bijvoorbeeld verlaagde wielop-
hanging) is gemonteerd.
QOpmerkingen bij het wassen van de
auto
Stel de omgeving van de sensoren niet
bloot aan sterke waterstralen of stoom.
Anders kan de sensor defect raken.
OSpuit bij het wassen van de auto met
een hogedrukreiniger niet rechtstreeks
op de sensoren, omdat dit er toe kan lei-
den dat een sensor niet meer goed
werkt.
ORicht bij het wassen van de auto met
stoom de stoom niet rechtstreeks op de
sensoren, omdat dit er toe kan leiden
dat een sensor niet meer goed werkt.
Aygo_X_OM_Europe_OM99V08E.book Page 205 Friday, October 29, 2021 2:39 PM

Page 208 of 494

206
Handleiding_Europa_M99V08_nl
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
QAls “Clean Parking Assist Sensor” (rei-
nig Parking Assist-sensor) wordt weer-
gegeven op het multi-informatiedisplay
Mogelijk is een van de sensoren bedekt met
bijvoorbeeld waterdruppels, ijs, sneeuw of
vuil. Verwijder dit van de sensor om te zorgen
dat het systeem weer normaal werkt.
Ook wordt er bij lage temperaturen mogelijk
een waarschuwingsmelding weergegeven
doordat zich ijs vormt op een sensor en een
sensor daardoor mogelij k geen obstakels sig-
naleert. Zodra het ijs smelt, zal het systeem
weer normaal werken.
Als er een waarschuwingsmelding wordt
weergegeven terwijl de sensor schoon is, is
er mogelijk een storing aanwezig in de sen-
sor. Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
QDetectie-informatie sensoren
OHet detectiegebied van de sensoren is
beperkt tot het gebied rond de voor- en
achterbumper van de auto.
OTijdens het gebruik kunnen zich de vol-
gende situaties voordoen:
• Afhankelijk van de vorm van het object en andere factoren kan de detectieafstand
korter worden of kan detectie niet mogelijk
zijn.
• Als het stilstaande object zich te dicht bij de sensor bevindt, is detectie wellicht niet
mogelijk.
• Tussen het signaleren van een statisch object en de weergave zit een kleine ver-
traging (geluid waarschuwingszoemer).
Ook als er met lage snelheid wordt gere-
den, bestaat de mogelijkheid dat het object
binnen 30 cm van de sensoren komt voor-
dat het display wordt weergegeven en de
waarschuwingszoemer hoorbaar is. • Het kan moeilijk zijn om de zoemer te
horen als het audiosysteem hard staat of
als de luchtcirculati e van de airconditioning
veel geluid produceert.
• Het kan moeilijk zijn om de geluidssignalen te horen ten gevolge van geluiden van
andere systemen.
QObjecten die mogelijk niet goed worden
gesignaleerd door het systeem
Door de vorm van het object kan de sensor
het mogelijk niet signaleren. Let goed op bij
de volgende objecten:
OKabels, hekken, touwen, enz.
OKatoen, sneeuw en andere materialen die
geluidsgolven absorberen
OZeer hoekige objecten
OLage objecten
OHoge obstakels waarbij het bovenste deel
uitsteekt in de richting van uw auto
QSituaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
De staat van de auto en de omgeving kunnen
van invloed zijn op de capaciteit van de sen-
sor om objecten correct te signaleren. Speci-
fieke situaties waarin dit voor kan komen ziet
u hieronder.
ODe sensor is bedekt met vuil, sneeuw,
waterdruppels of ijs. (Het reinigen van de
sensoren zal het probleem oplossen.)
ODe sensor is bevroren. (Het ontdooien van
de sensor zal het probleem oplossen.)
Vooral bij lage buitentemperaturen kan het
gebeuren dat er ten gevolge van een
bevroren sensor een abnormaal beeld te
zien is op het display of dat objecten, zoals
een muur, niet worden gesignaleerd.
OWanneer een sensor of de omgeving van
een sensor zeer heet of koud is.
Aygo_X_OM_Europe_OM99V08E.book Page 206 Friday, October 29, 2021 2:39 PM

Page 209 of 494

207
4
Handleiding_Europa_M99V08_nl
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
ODe auto rijdt op een bijzonder hobbelige
weg, op een helling, op grind of op gras.
OWanneer in de omgeving van de auto ultra-
soongolven worden geproduceerd door
claxons, voertuigdetectiesystemen, motor-
fietsmotoren, luchtremmen van vrachtwa-
gens, sonarsystemen van andere auto's of
andere bronnen.
OEen sensor is bedekt met een waterfilm of
er is sprake van zware regenval.
OAls het object zich te dicht bij de sensor
bevindt.
OVoetgangers die kleding dragen die ultra-
soongolven slechts gedeeltelijk weer-
kaatst (bijv. rokken met plooien of volants).
OWanneer objecten die niet loodrecht op de
grond staan, objecten die niet in een
rechte hoek ten opzichte van de rijrichting
van de auto staan of ongelijkmatige of gol-
vende objecten zich binnen het detectiebe-
reik bevinden.
OBij sterke wind
OBij het rijden onder barre weersomstandig-
heden, bijvoorbeeld bij mist, sneeuw of
een zandstorm
OWanneer zich tussen de auto en een
gesignaleerd obstakel een object bevindt
dat niet kan worden gesignaleerd
OAls een object zoals een auto, motorfiets,
fiets of voetganger voor de auto langs
komt of plotseling van opzij opduikt.
OAls de stand van een sensor is gewijzigd
door een aanrijding o.i.d.
OAls er uitrusting die een sensor kan hinde-
ren, zoals een sleepoog, bumperbescher-
mer (een extra beschermstrip, enz.), fiet-
sendrager of sneeuwploeg, is geplaatst
OAls de voorzijde van de auto omhoog of
omlaag staat door de belading van de auto
OAls de auto niet stabi el functioneert, zoals
na een ongeval of tijdens een storing
OWanneer er sneeuwkettingen worden
gebruikt, een compact reservewiel is
gemonteerd of een bandenreparatieset is
gebruikt
QSituaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
Onder sommige omstandigheden, zoals de
onderstaande, werkt het systeem mogelijk
zelfs als er geen kans op een aanrijding is.
OWanneer op een smalle weg wordt gereden
OWanneer richting een spandoek of vlag,
een laaghangende tak of een slagboom
(zoals wordt gebruikt bij spoorwegovergan-
gen, tolpoortjes en parkeerplaatsen) wordt
gereden
OBij een groef of gat in het wegdek
OWanneer de auto over een metalen afdek-
king (rooster) rijdt, zoals gebruikt boven
afvoergoten
OBij het omhoog of omlaag rijden op een
steile helling
OAls een sensor wordt geraakt door een
grote hoeveelheid water, zoals bij het rij-
den op een overstroomde weg
ODe sensor is bedekt met vuil, sneeuw,
waterdruppels of ijs. (Het reinigen van de
sensoren zal het probleem oplossen.)
OEen sensor is bedekt met een waterfilm of
er is sprake van zware regenval
OBij het rijden onder barre weersomstandig-
heden, bijvoorbeeld bij mist, sneeuw of
een zandstorm
OWanneer het stevig waait
Aygo_X_OM_Europe_OM99V08E.book Page 207 Friday, October 29, 2021 2:39 PM

Page 210 of 494

208
Handleiding_Europa_M99V08_nl
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
OWanneer in de omgeving van de auto ultra-
soongolven worden geproduceerd door
claxons, voertuigdetectiesystemen, motor-
fietsmotoren, luchtremmen van vrachtwa-
gens, sonarsystemen van andere auto's of
andere bronnen.
OAls de voorzijde van de auto omhoog of
omlaag staat door de belading van de auto
OAls de stand van een sensor is gewijzigd
door een aanrijding o.i.d.
ODe auto nadert een hoge of gebogen
stoeprand
OWanneer vlak langs pilaren (H-vormige
stalen balken, enz.) in parkeergarages, op
bouwplaatsen, enz. wordt gereden
OAls de auto niet stabiel functioneert, zoals
na een ongeval of tijdens een storing
ODe auto rijdt op een bijzonder hobbelige
weg, op een helling, op grind of op gras
OWanneer er sneeuwkettingen worden
gebruikt, een compact reservewiel is
gemonteerd of een bandenreparatieset is
gebruikt
QDetectiebereik van de sensoren
Ongeveer 100 cm
Ongeveer 150 cm
Ongeveer 60 cm
Het schema toont het detectiebereik van de
sensoren. Houd er rekening mee dat de sen-
soren geen objecten kunnen signaleren die
zich extreem dicht bij de auto bevinden.
Het bereik van de sensoren kan verschillend
zijn, afhankelijk van bijvoorbeeld de vorm
van het object.
Weergave sensorsignalering,
afstand tot object
Aygo_X_OM_Europe_OM99V08E.book Page 208 Friday, October 29, 2021 2:39 PM

Page 211 of 494

209
4
Handleiding_Europa_M99V08_nl
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
QAfstand en zoemer
*: Functie automatisch dempen zoemer is ingeschakeld. (→Blz. 209)
QWerking zoemer en afstand tot
een object
Een zoemer klinkt als de sensoren in
werking zijn.
 De geluidssignalen volgen elkaar
sneller op naarmate de auto dichter
bij het object komt. Als de auto het
obstakel genaderd is tot ongeveer
30 cm, klinkt de zoemer continu.
 Als 2 of meer sensoren gelijktijdig
een statisch object signaleren, klinkt
de zoemer voor het dichtstbijzijnde
object.
 Zelfs als de sensoren in werking zijn,
kan het geluid van de zoemer in
sommige gevallen worden gedempt.
(functie automatisch dempen zoe-
mer)QAanpassen van het zoemervolume
Het zoemervolume kan worden aange-
past op het multi-informatiedisplay.
Wijzig de instellingen met behulp van
de bedieningstoetsen van het instru-
mentenpaneel. ( →Blz. 84)
1 Druk op / van de bedie-
ningstoetsen van het instrumenten-
paneel om te selecteren.
2 Druk op / van de bedie-
ningstoetsen van het instrumenten-
paneel om te selecteren en
houd vervolgens ingedrukt.
3 Selecteer het volume en druk ver-
volgens op .
Elke keer dat de toets wordt ingedrukt, wij-
zigt het volume tussen 1, 2 en 3.
Globale afstand tot obstakelZoemer
Sensor voor:
100 cm - 60 cm
*
Sensor achter:
150 cm - 60 cm
*
Langzaam
60 cm - 45 cm*Gemiddeld
45 cm - 30 cm*Snel
30 cm - 15 cmContinuMinder dan 15 cm
Aygo_X_OM_Europe_OM99V08E.book Page 209 Friday, October 29, 2021 2:39 PM

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 60 next >