ESP TOYOTA CAMRY 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Page 302 of 514
Initialiseren van het
bandenspanningswaarschuwings-
systeem Het bandenspanningswaar-
schuwingssysteem moet worden
geïnitialiseerd onder de volgende
omstandigheden:
• Als de bandenspanning wordt
gewijzigd (bijvoorbeeld wanneer de
rijsnelheid of de belading verandert).
• Bij het wijzigen van de
bandenspanning omdat er een andere
bandenmaat gemonteerd is.
• Bij het wisselen van wielen.
• Na het uitvoeren van de procedure
voor de
zenderidentificatiecoderegistratie.
(→Blz. 301)
Als het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
wordt geïnitialiseerd, wordt de actuele
bandenspanning als referentiespanning
beschouwd.
Initialiseren van het bandenspan-
ningswaarschuwingssysteem
1. Parkeer de auto op een veilige plaats
en zet het hybridesysteem gedurende
ten minste 20 minuten uit.
De initialisatieprocedure kan niet
worden gestart als de auto rijdt.
2. Breng de banden op de
voorgeschreven spanning bij koude
banden. (→Blz. 380)
Breng de banden op de
voorgeschreven spanning voor de
banden in koude toestand. Deze
spanning vormt de
referentiespanning voor het
bandenspanningswaarschuwings-
systeem.
3. Starten van het hybridesysteem.
(→Blz. 139)
4. Selecteer
op het multi-
informatiedisplay met de
bedieningstoetsen voor het
instrumentenpaneel op het stuurwiel.
(→Blz. 86)5. Selecteer
en houd vervolgensingedrukt.
6. Selecteer TPWS en druk vervolgens
op
.
7. Selecteer “Set Pressure” (stel
bandenspanning in) en houd
vervolgens
ingedrukt tot het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning 3 keer knippert.
Vervolgens wordt er een melding
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
“- -” wordt op het multi-
informatiedisplay weergegeven voor
de bandenspanning van elke band
terwijl de initialisatie wordt
uitgevoerd.
8. Rijd met een snelheid van ongeveer
40 km/h of hoger gedurende 10 tot
30 minuten.
Als de initialisatie is voltooid, wordt
de bandenspanning van elke band
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Zelfs als er niet wordt gereden met
een snelheid van ongeveer 40 km/h of
hoger, kan de initialisatie worden
voltooid als er gedurende langere
tijde met de auto wordt gereden.
Parkeer de auto op een veilige plaats
gedurende ongeveer 20 minuten als
de initialisatie na 1 uur of langer
rijden niet is voltooid en rijd
vervolgens nogmaals met de auto.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
300
Page 305 of 514
• In de volgende situaties kunnen de
prestaties worden beïnvloed.
– Wanneer u in de buurt van een
televisiezendmast,
elektriciteitscentrale, tankstation,
radiozender, videowall, luchthaven
of andere locatie rijdt waar sterke
radiogolven of elektromagnetische
velden aanwezig zijn
– Als u een draagbare radio, mobiele
telefoon, draadloze telefoon of een
ander draadloos
communicatiemiddel bij u draagt
• Wanneer de auto tot stilstand is
gebracht, kan het langer duren
voordat de waarschuwing verschijnt
of verdwijnt.
• Wanneer de bandenspanning snel
daalt, zoals bij een klapband,
verschijnt de waarschuwing mogelijk
niet.
Initialisatieprocedure
• Voer de initialisatieprocedure uit na
het op spanning brengen van de
banden. Zorg er daarnaast voor dat de
banden koud zijn voordat de
initialisatieprocedure wordt
uitgevoerd of de banden op spanning
worden gebracht.
• Als u het contact tijdens de
initialisatie UIT hebt gezet, is het niet
noodzakelijk de initialisatieprocedure
weer opnieuw vanaf het begin te
starten, omdat de initialisatie
automatisch wordt herstart wanneer
het contact weer AAN wordt gezet.
• Als u per ongeluk de initialisatie start
wanneer dit niet nodig is, breng de
banden dan op de juiste spanning
wanneer ze koud zijn en voer de
initialisatieprocedure opnieuw uit.
• Als tijdens het bepalen van de positie
van elke band, waarbij de
bandenspanningen niet worden
weergegeven op het multi-
informatiedisplay, de spanning in eenband daalt, gaat het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning branden.
Waarschuwingen
bandenspanningswaarschu-
wingssysteem
De eventuele waarschuwing van het
bandenspanningswaarschuwingssysteem
is gebaseerd op de omstandigheden
waaronder het systeem geïnitialiseerd
is. Daarom laat het systeem mogelijk
zelfs een waarschuwing zien wanneer de
bandenspanning niet laag genoeg is of
wanneer de druk hoger is dan de druk
die was ingesteld tijdens het initialiseren
van het systeem.
Als het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem niet goed is
geïnitialiseerd
• In de onderstaande situaties duurt het
voltooien van de initialisatie mogelijk
langer dan gebruikelijk of is
initialisatie niet mogelijk. (Normaal
gesproken moet er gedurende
ongeveer 10 tot 30 minuten met de
auto worden gereden om de
initialisatie te voltooien.) Rijd nog een
poosje door als de initialisatie na
ongeveer 30 minuten nog niet is
voltooid.
– Het voltooien van de initialisatie
duurt mogelijk langer als er met de
auto over een onverharde weg
wordt gereden.
– Als er tijdens de initialisatie
achteruit wordt gereden, worden de
tijdens de initialisatie verzamelde
gegevens gewist en duurt het
langer dan gebruikelijk voordat de
initialisatie is voltooid.
– Als er met de auto in druk verkeer
wordt gereden of in een andere
situatie waarbij andere auto's vlakbij
u rijden, duurt het mogelijk een
poosje voordat het systeem de
bandenspanningssensoren en
-zenders van uw auto herkent.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
303
6
Onderhoud en verzorging
Page 306 of 514
Parkeer de auto op een veilige plaats
gedurende ongeveer 20 minuten als de
initialisatie na ongeveer 1 uur rijden niet
is voltooid en rijd vervolgens nogmaals
met de auto.
• In de volgende situaties wordt de
initialisatie niet gestart of is de
initialisatie niet goed voltooid en
werkt het systeem niet goed. Voer de
initialisatieprocedure nogmaals uit.
– Als het waarschuwingslampje lage
bandenspanning niet 3 keer
knippert wanneer wordt
geprobeerd om de initialisatie te
starten.
– Als het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gedurende
ongeveer 1 minuut knippert en
vervolgens blijft branden wanneer
er na de initialisatie gedurende
ongeveer 20 minuten met de auto is
gereden.
• Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als de initialisatie niet kan
worden voltooid na het uitvoeren van
de bovenstaande procedure.
Bij het registreren van
identificatiecodes
• Controleer voordat u de
identificatiecoderegistratie uitvoert
of er zich geen velgen met
bandenspanningssensoren en
-zenders in de buurt van de auto
bevinden.
• Initialiseer het bandenspannings-
waarschuwingssysteem nadat u de
identificatiecodes hebt geregistreerd.
Als het systeem is geïnitialiseerd
voordat de identificatiecodes zijn
geregistreerd, zijn de geïnitialiseerde
waarden ongeldig.
• De banden zijn na het voltooien van
de registratie warm. Laat daarom de
banden afkoelen voordat u de
initialisatie uitvoert.Annuleren van de
identificatiecoderegistratie
• Zet, om de identificatiecoderegistratie
te annuleren nadat deze is gestart, het
contact UIT voordat u gaat rijden. Als
er met de auto wordt gereden nadat
de identificatiecoderegistratie is
gestart, start dan de
identificatiecoderegistratieprocedure
nogmaals om de registratie te
annuleren en zet het contact vóór het
rijden UIT.
• Als de identificatiecoderegistratie is
geannuleerd, knippert het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning gedurende ongeveer
1 minuut wanneer het contact AAN
wordt gezet en blijft vervolgens
branden. Het bandenspannings-
waarschuwingssysteem werkt
wanneer het waarschuwingslampje
lage bandenspanning dooft.
• Als het waarschuwingslampje zelfs na
enkele minuten niet uitgaat, is de
identificatiecoderegistratie mogelijk
niet goed geannuleerd. Start de
identificatiecoderegistratieprocedure
nogmaals om de registratie te
annuleren en zet het contact vóór het
rijden UIT.
Als identificatiecodes niet goed zijn
geregistreerd
• In de onderstaande situaties duurt de
identificatiecoderegistratie mogelijk
langer dan gebruikelijk of is registratie
niet mogelijk. (Normaal gesproken
moet er gedurende ongeveer 10 tot
30 minuten met de auto worden
gereden om de
identificatiecoderegistratie te
voltooien.) Rijd nog een poosje door
als de identificatiecoderegistratie na
ongeveer 30 minuten rijden nog niet
is voltooid.
– Het voltooien van de registratie
duurt mogelijk langer dan
gebruikelijk als er met de auto over
een onverharde weg wordt gereden.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
304
Page 314 of 514
5. Verwijder het stof en
verontreinigingen met een stofzuiger
o.i.d. uit het filter.
Verwijder tevens stof en
verontreinigingen aan de binnenzijde
van de kap van de ventilatieopening.
6. Plaats het filter op de kap.
1Maak het filter vast aan de
2 klauwen zoals aangegeven in de
afbeelding.
2Zet de 3 klauwen vast om het
filter te plaatsen.
Zorg ervoor dat het filter niet geknikt
of verbogen wordt bij het plaatsen.7. Plaats de kap op de ventilatieopening.
1Plaats de gesp van de kap zoals
aangegeven in de afbeelding.
2Druk op de kap om de 7 klauwen
vast te maken.
8. Plaats de clip met een
kruiskopschroevendraaier.
Wanneer is vaker periodiek onderhoud
nodig?
Afhankelijk van de
gebruiksomstandigheden van de auto,
zoals veelvuldig gebruik of bij het rijden in
druk verkeer of in stoffige gebieden,
moet de ventilatieopening mogelijk vaker
worden schoongemaakt. Zie voor details
het onderhoudsboekje of het
garantieboekje.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
312
Page 351 of 514
19. Rijd, om de bandenreparatievloeistof
gelijkmatig over de band te verdelen,
meteen ongeveer 5 km met een
snelheid van maximaal 80 km/h.
20. Breng de auto tot stilstand op een
veilige plaats met een stevige, vlakke
ondergrond en sluit de compressor
weer aan.
21. Schakel de compressor in, wacht een
paar seconden en schakel deze dan
weer uit. Controleer de
bandenspanning.
1Als de bandenspanning lager is
dan 130 kPa (1,3 kg/cm2of bar,
19 psi), kan de band niet worden
gerepareerd. Neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
2Als de bandenspanning zich
bevindt tussen 130 kPa (1,3 kg/cm2
of bar, 19 psi) en een punt onder het
voorgeschreven niveau: De band kan
worden gerepareerd. Ga verder met
stap
.
3Als de bandenspanning op het
voorgeschreven niveau is: Ga verder
met stap
.
22. Zet de compressor aan en vul de band
met lucht tot de voorgeschreven
bandenspanning is bereikt. Rijd
ongeveer 5 km en ga dan verder met
stap
.
23. Plaats het ontluchtingsdopje op het
uiteinde van de slang.
Als het ontluchtingsdopje niet wordt
geplaatst, ontsnapt er mogelijk
bandenreparatievloeistof en kan de
auto vuil worden.
24. Berg de fles, terwijl deze aan de
compressor is bevestigd, op in de
bagageruimte.
25. Voorkom plotseling remmen,
plotseling accelereren en scherpe
bochten. Rijd voorzichtig met een
snelheid van maximaal 80 km/h naar
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige die zich binnen
een afstand van 100 km bevindt voor
het repareren of vervangen van de
band.
Laat, wanneer u de band laat
repareren of vervangen, de erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige weten dat
bandenreparatievloeistof is
ingespoten.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
349
7
Bij problemen
Page 367 of 514
Starten van het hybridesysteem
1. Controleer of de selectiehendel in
stand P staat en trap het rempedaal
stevig in.
2. Houd de zijde van de elektronische
sleutel met het Toyota-logo tegen de
startknop.
Wanneer de elektronische sleutel
wordt gedetecteerd, klinkt er een
zoemer en wordt het contact AAN
gezet.
Wanneer het Smart entry-systeem
met startknop is uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen,
wordt het contact in stand ACC gezet.
3. Trap het rempedaal stevig in en
controleer of
op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven.
4. Druk kort en krachtig op de startknop.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als het
hybridesysteem nog steeds niet kan
worden gestart.
Uitschakelen van het hybridesysteem
Zet de selectiehendel in stand P en druk
op de startknop zoals u normaal doet bij
het uitschakelen van het hybridesysteem.Vervangen van de sleutelbatterij
Omdat deze procedure een
noodmaatregel is, wordt geadviseerd de
batterij van de elektronische sleutel zo
snel mogelijk te laten vervangen als deze
ontladen is.
Alarm (indien aanwezig)
Het alarmsysteem wordt niet
ingeschakeld als de mechanische sleutel
wordt gebruikt om de portieren te
vergrendelen. Het alarm kan worden
geactiveerd als een portier met de
mechanische sleutel wordt ontgrendeld
terwijl het alarmsysteem is ingeschakeld.
Wijzigen van de standen van het
contact
Laat het rempedaal los en druk tijdens de
stap hierboven op de startknop. Het
hybridesysteem wordt niet ingeschakeld
en de stand verandert iedere keer dat de
knop wordt ingedrukt. (→Blz. 140)
Als de elektronische sleutel niet goed
werkt
• Controleer of het Smart
entry-systeem met startknop niet is
uitgeschakeld via de persoonlijke
voorkeursinstellingen. Is de functie
uitgeschakeld, schakel hem dan in.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 383)
• Controleer of de
energiebespaarmodus is
ingeschakeld. Is de functie
ingeschakeld, schakel hem dan uit.
WAARSCHUWING!
Bij het gebruik van de mechanische
sleutel en het bedienen van de
elektrisch bedienbare ruiten
Bedien de elektrisch bedienbare ruit
nadat u hebt gecontroleerd of er geen
risico is dat een passagier met een
lichaamsdeel bekneld raakt tussen de
ruit. Laat tevens de mechanische
sleutel niet bedienen door kinderen.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
365
7
Bij problemen
Page 374 of 514
of de ventilator draait door ernaar te
luisteren en te voelen of er
luchtstroom is. Schakel als u hier niet
zeker van bent de airconditioning
nog een aantal keer in en uit.
(De ventilator werkt mogelijk niet
bij temperaturen beneden het
vriespunt.)
7. Als de koelventilator niet draait: Zet
het hybridesysteem onmiddellijk uit
en neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als de ventilator werkt: Laat de auto
nakijken door de dichtstbijzijnde
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als “Hybrid System Overheated Output
Power Reduced” (Hybridesysteem
oververhit. Gereduceerd uitgangsvermogen)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand.
2. Schakel het hybridesysteem uit en
open de motorkap voorzichtig.
3. Controleer nadat het hybridesysteem
is afgekoeld de slangen en het
radiateurblok (radiateur) op sporen
van lekkage.
1Radiateur
2KoelventilatorNeem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
4. Het koelvloeistofniveau is correct als
het zich tussen de streepjes FULL en
LOW van het reservoir bevindt.
1Reservoir
2FULL-streepje
3LOW-streepje
5. Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen
koelvloeistof bij de hand hebt.
6. Schakel het hybridesysteem uit,
wacht ten minste 5 minuten, start het
hybridesysteem weer en controleer
het multi-informatiedisplay.
Als de melding niet verdwijnt: Zet het
hybridesysteem uit en neem contact
op met een erkende Toyota-dealer of
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
372
Page 381 of 514
Merktekens oliekwaliteit:
Let er bij het aanschaffen van motorolie
op of ten minste één van beide
bovenstaande symbolen op de
verpakking is gedrukt.1API-symbool
Bovenste deel: API SERVICE SP geeft
de kwaliteit van de motorolie aan en
is vastgesteld door API (American
Petroleum Institute).
Middelste deel: SAE 0W-16 geeft de
viscositeit aan.
Onderste deel: In dit deel staat
“Resource-Conserving”, wat staat
voor brandstofbesparende en groene
eigenschappen.
2ILSAC-symbool
Het ILSAC-symbool (International
Lubricant Standardization and
Approval Committee) staat op de
voorzijde van de verpakking.
Koelsysteem
Hoeveelheid (referentie)Benzinemotor
6,1 l (6,4 qt., 5,4 Imp. qt.)
Vermogensregeleenheid
1,8 l (1,9 qt., 1,6 Imp.qt.)
Soort koelvloeistofGebruik een van de volgende middelen:
■Toyota Super Long Life Coolant
■Of een gelijkwaardig product
Gebruik niet uitsluitend kraanwater.
Ontstekingssysteem
Bougie
Merk
ElektrodenafstandDENSO FC16HR-Q8
0,8 mm (0,031 in.)
OPMERKING
Bougies met iridium elektroden
Gebruik alleen bougies met iridium elektroden. Wijzig de elektrodenafstand niet.
Elektrisch systeem
12V-accu
Klemspanning bij 20°C (68°F):12,0 V of hoger
Als de spanning lager is dan de standaardwaarde, laad dan
de accu op.
(Wanneer u na het UIT zetten van het contact de spanning
controleert, wacht dan 30 seconden terwijl het grootlicht
is ingeschakeld. Schakel vervolgens het grootlicht uit en
controleer de spanning.)
Laadstroom Max. 5 A
8.1 Specificaties
379
8
SPECIFICATIES