TOYOTA GT86 2018 Instructieboekje (in Dutch)
Page 271 of 528
271
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
86_EE (OM18089E)
TRC-modus en VSC-modus selecteren
De modi kunnen als volgt worden geselecteerd overeenkomstig de
rijomstandigheden:
*1: Auto's met automatische transmissie
*2: Auto's met handgeschakelde transmissie
Rijomstan-
dighedenTRC-modiVSC-modi
Remfunctie dif- ferentieel met
beperkte slip
Controlelampjes
Normale wegen Normale
modus Normale
modus Normale
modus
Onver-harde
wegen Uit
Normale
modus Normale
modus
Spor tief rijden TRACK-
modus TRACK-
modus TRACK-
modus
Uit UitTRACK-
modus*1
Uit*2
■Bijgeluiden en trillingen veroorzaakt door het ABS, de Brake As sist,
de TRC en de VSC
●Het is mogelijk dat u tijdens het starten van de motor of bij het wegrijden
een geluid in de motorruimte hoort wanneer het rempedaal herhaa ldelijk
wordt ingetrapt. Dit duidt niet op een storing in een van deze systemen.
●De volgende verschijnselen kunnen zich voordoen als bovenstaand e syste-
men in werking zijn. Geen van dez e verschijnselen duidt op een storing.
• Er kunnen trillingen gevoeld worden in de carrosserie en de st uurinrich-
ting.
• Nadat de auto tot stilstand is gekomen, kan het geluid van een elektro-
motor hoorbaar zijn.
• Er kan een lichte trilling in het rempedaal voelbaar zijn als het antiblok-
keersysteem geactiveerd is.
• Het rempedaal kan iets verder naar beneden bewegen als het ant iblok-
keersysteem geactiveerd is.
■Geluid EPS
Wanneer het stuurwiel bediend wordt, kan het geluid van een ele ktromotor
(zoemend geluid) hoorbaar zijn. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
86_OM_Europe_OM18089E.book Page 271 Tuesday, November 21, 2017 9:35 AM
Page 272 of 528
272
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
86_EE (OM18089E)
■
Automatisch opnieuw inschakelen van de TRC- en VSC-systemen
Als de TRC- en VSC-systemen zijn uitgeschakeld, worden deze aut oma-
tisch opnieuw ingeschakeld in de volgende situaties:
● Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Wanneer het con tact
UIT wordt gezet
● Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Wanneer het contact UIT
wordt gezet
● Als alleen het TRC-systeem wordt uitgeschakeld, wordt de TRC we er
ingeschakeld zodra de rijsnelheid hoger is dan ongeveer 50 km/h .
Als zowel het TRC- als het VSC-systeem is uitgeschakeld, worden deze
niet automatisch weer ingeschakeld als de rijsnelheid toeneemt.
■ Gereduceerde bekrachtigi ng door het EPS-systeem
De mate van bekrachtiging door het EPS-systeem wordt gereduceerd om
het systeem tegen oververhitting te beschermen als er gedurende langere
tijd veel stuurbewegingen worden uitgevoerd. Hierdoor kan de besturing
zwaar aanvoelen. Probeer als dat het geval is minder frequent t e sturen of
breng de auto tot stilstand en zet de motor uit. Het EPS-systee m moet na
een poosje weer normaal werken.
■ Automatisch uitschakelen van de TRACK-modus
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Wanneer na het rijden in de TRACK-modus het contact UIT wordt gezet,
wordt deze modus automatisch uitgeschakeld.
Auto's met Smart entry -systeem en startknop
Wanneer na het rijden in de TRACK-modus het contact UIT wordt gezet,
wordt deze modus automatisch uitgeschakeld.
■ Voorwaarden voor werking noodstopsignaal
Als aan de volgende drie voorwaarden wordt voldaan, werkt het noodstop-
signaal:
● De alarmknipperlichten zijn uit.
● De werkelijke rijsnelheid is hoger dan 60 km/h.
● Het rempedaal wordt op zo'n manier ingetrapt dat het systeem op basis
van de deceleratie van de auto oordeelt dat het om een noodstop gaat.
86_OM_Europe_OM18089E.book Page 272 Tuesday, November 21, 2017 9:35 AM
Page 273 of 528
273
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
86_EE (OM18089E)
■
Automatisch uitschakelen van noodstopsignaal
Het noodstopsignaal wordt in de volgende situaties uitgeschakel d:
● De alarmknipperlichten worden ingeschakeld.
● Het rempedaal wordt losgelaten.
● Het systeem oordeelt op basis van de deceleratie van de auto dat het
niet om een noodstop gaat.
■ Persoonlijke instellingen die door de Toyota-dealer kunnen worden
gewijzigd
De instellingen (bijv. het noodstopsignaal) kunnen worden gewij zigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstelli ngen
Blz. 509)
WAARSCHUWING
■Het ABS werkt niet effectief als
● Banden met onvoldoende grip worden gebruikt (bijvoorbeeld versl eten
banden op een weg die bedekt is met sneeuw).
● Er sprake is van aquaplaning bij hoge snelheid op een nat of gl ad wegdek.
■ De remweg met ABS in werking kan langer zijn dan onder normale
omstandigheden
Het ABS is niet ontworpen om de remweg van de auto te verkorten . Houd in
de volgende gevallen altijd voldoende afstand tot uw voorligger:
● Als wordt gereden op wegen met grind, zand en dergelijke, of op
besneeuwde wegen
● Als wordt gereden met sneeuwkettingen
● Als wordt gereden op slechte wegen
● Als wordt gereden over wegen met diepe gaten of andere grote oneffen-
heden
■ De TRC werkt mogelijk niet effectief als
Het insturen van de juiste richting en het overbrengen van de aandrijfkracht
kunnen op een gladde weg niet onder alle omstandigheden gereali seerd
worden, zelfs niet als het TRC-systeem in werking is.
Rijd niet met de auto onder omstandigheden waarbij de stabilite it en de aan-
drijfkracht verloren kunnen gaan.
86_OM_Europe_OM18089E.book Page 273 Tuesday, November 21, 2017 9:35 AM
Page 274 of 528
274
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
86_EE (OM18089E)
WAARSCHUWING
■
Wanneer de VSC en/of de remfunctie van het differentieel met be perkte
slip is ingeschakeld
Het controlelampje Traction Control knippert. Rijd altijd voorzichtig. Roeke-
loos rijgedrag kan leiden tot ongevallen. Wees bijzonder voorzi chtig als het
controlelampje knippert.
■ Als het TRC/VSC-systeem is uitgeschakeld
Wees zeer voorzichtig en pas uw snelheid aan de conditie van het wegdek
aan. Schakel de TRC en de VSC alleen in geval van nood uit, aan gezien
deze systemen zorgdragen voor de voertuigstabiliteit en het aan drijfvermo-
gen.
■ Vervangen van banden
Controleer of alle banden dezelfde maat hebben, van hetzelfde m erk zijn en
hetzelfde profiel en draagvermogen hebben. Controleer verder of alle ban-
den de aanbevolen spanning hebben.
Het ABS-, TRC- en VSC-systeem werken niet goed als er verschill ende ban-
den onder de auto gemonteerd zijn.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/rep arateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voor
meer informatie over het vervangen van de banden of wielen.
■ Omgaan met banden en wielophanging
Problemen met de banden of wijzigingen aan de wielophanging hebben een
negatief effect op de ondersteunende systemen en kunnen een sto ring ver-
oorzaken.
86_OM_Europe_OM18089E.book Page 274 Tuesday, November 21, 2017 9:35 AM
Page 275 of 528
275
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
86_EE (OM18089E)
Hill Start Assist Control
De Hill Start Assist Control houdt de remkracht enige tijd in stand om
het vooruit helling op wegrijden of het achteruit helling af we grijden
te vergemakkelijken. Als de Hill Start Assist Control is uitgescha-
keld, schakel het dan in om het systeem te activeren. De ingesc ha-
kelde/uitgeschakelde status blijft opgeslagen als de motor de
volgende keer wordt gestart.
Het controlelampje Hill Start
Assist Control AAN brandt als
het systeem is ingeschakeld
en knippert als het systeem in
werking is.
■ Inschakelen van de Hill Start Assist Control
Zet uw auto stil op een vlakke, veilige plaats.
Zorg dat de parkeerrem geactiveerd is.
Zet de motor af door het contact UIT te zetten.
Start de motor en controleer of het waarschuwingslampje
ABS en het controlelampje Traction Control uit zijn.
Houd gedurende onge-
veer 30 seconden ingedrukt.
Controleer of de controlelamp-
jes VSC OFF en TRC OFF
beide branden en vervolgens
doven
STAP1
STAP2
STAP3
STAP4
86_OM_Europe_OM18089E.book Page 275 Tuesday, November 21, 2017 9:35 AM
Page 276 of 528
276
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
86_EE (OM18089E)
■
Bij het inschakelen van de Hill Start Assist Control
● Als het controlelampje Hill Start Assist Control AAN niet gaat branden of
als er een verkeerde handeling is uitgevoerd, zet het contact d an UIT en
begin opnieuw met de inschakelprocedure vanaf stap .
● Als gedurende ten minste ongeveer 30 seconden ingedrukt wordt
gehouden, gaan de controlelampjes VSC OFF en TRC OFF uit en hee ft
het bedienen van de schakelaar geen effect meer. In dat geval w erkt het
VSC-systeem in de normale modus. ( Blz. 271) Zet om in te
schakelen het contact in de stand ACC (auto zonder Smart entry-sys-
teem met startknop) of UIT (auto's met of zonder Smart entry-systeem
met startknop) en start vervolgens weer de motor.
Laat binnen 5 seconden na het doven van de controlelamp-
jes los. Druk vervolgens binnen 2 seconden na het
loslaten van de toets nogmaals op de toets.
Het controlelampje Hill Start Assist Control AAN gaat branden e n
dooft vervolgens.
Zet het contact UIT. Start vervolgens de motor en controleer
of het controlelampje Hill St art Assist Control AAN brandt.
De Hill Start Assist Control is ingeschakeld als het controlela mpje
brandt.
Voer om de Hill Start Assist Control uit te schakelen de boven-
staande stappen tot en met nogmaals uit.
STAP5
STAP6
STAP1STAP6
STAP4
86_OM_Europe_OM18089E.book Page 276 Tuesday, November 21, 2017 9:35 AM
Page 277 of 528
277
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
2
Tijdens het rijden
86_EE (OM18089E)
■
Voorwaarden voor werking Hill Start Assist Control
Als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan, werkt de Hill St art Assist
Control:
● Auto's met automatische transmissie: De selectiehendel staat in stand D
of M (wanneer vooruit helling op wordt weggereden) of in stand R (wan-
neer achteruit helling af wordt weggereden).
● Auto's met handgeschakelde transmissie: De selectiehendel staat in een
andere stand dan R (wanneer vooruit helling op wordt weggereden ) of in
stand R (wanneer achteruit helling af wordt weggereden).
● De auto staat stil.
● Het gaspedaal wordt niet ingetrapt.
● De parkeerrem is niet geactiveerd.
■ De Hill Start Assist Control treedt niet in werking als
De Hill Start Assist Control treedt niet in werking als aan een van de vol-
gende voorwaarden wordt voldaan:
● Auto's met automatische transmissie: De selectiehendel staat in een
andere stand dan stand D of M (wanneer vooruit helling op wordt wegge-
reden) of in een andere stand dan stand R (wanneer achteruit he lling af
wordt weggereden).
● Auto's met handgeschakelde transmissie: De selectiehendel staat in
stand R (wanneer vooruit helling op wordt weggereden) of in een andere
stand dan stand R (wanneer achteruit helling af wordt weggerede n).
● Auto's met automatische transmissie: Het gaspedaal wordt ingetrapt.
● De parkeerrem is geactiveerd.
● Auto's met handgeschakelde transmissie: Het koppelingspedaal is losge-
laten.
●Er zijn ongeveer 2 seconden verstreken nadat het rempedaal is l osgelaten.
●Het controlelampje Hill Start Assist Control AAN brandt niet.
● Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Het contact wordt in
stand ACC of UIT gezet.
● Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Het contact wordt in stand
ACC of UIT gezet.
86_OM_Europe_OM18089E.book Page 277 Tuesday, November 21, 2017 9:35 AM
Page 278 of 528
278
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
86_EE (OM18089E)
■
Opmerkingen met betrekking tot de Hill Start Assist Control
● Er kan een lichte schok voelbaar zijn als na het achteruit wegr ijden met
de selectiehendel in stand R vooruit wordt gereden.
● Als het remvermogen van de Hill Start Assist Control onvoldoend e is,
trap dan het rempedaal in.
● Trap het rempedaal in als de auto stilstaat.
■ Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig wanneer
In de volgende situaties is er mogelijk een storing aanwezig in het systeem.
Laat uw auto nakijken door een Toyota-dealer.
● Het controlelampje Traction Control brandt.
● Het controlelampje Hill Start Assist Control AAN gaat uit en er klinkt een
zoemer.
WAARSCHUWING
■ Voorzorgsmaatregelen Hill Start Assist Control
● Vertrouw niet uitsluitend op de Hill Start Assist Control. De Hill Start Assist
Control werkt mogelijk niet effectief op steile hellingen en op met ijs
bedekte wegen.
● In tegenstelling tot de parkeerrem is de Hill Start Assist Cont rol niet
bedoeld om de auto gedurende langere tijd op zijn plaats te hou den.
Gebruik de Hill Start Assist Control niet om de auto op een hel ling op zijn
plaats te houden omdat dat kan leiden tot een ongeval.
● Zet de motor niet af als de Hill Start Assist Control in werking is: de Hill
Start Assist Control zal dan worden uitgeschakeld wat tot een o ngeval zou
kunnen leiden.
86_OM_Europe_OM18089E.book Page 278 Tuesday, November 21, 2017 9:35 AM
Page 279 of 528
279
2
Tijdens het rijden
86_EE (OM18089E)
2-5. Rij-informatie
Lading en bagage
WAARSCHUWING
■Zaken die niet in de bagageru imte vervoerd mogen worden
De volgende zaken kunnen brand veroorzaken als ze in de bagager uimte
vervoerd worden:
● Jerrycans met benzine
● Spuitbussen
Lees onderstaande informatie over voorzorgsmaatregelen, laadver-
mogen en belading zorgvuldig door:
● Vervoer lading en ba gage indien mogelijk altijd in de bagage-
ruimte.
● Zorg ervoor dat de bagage stevig vastligt.
● Verdeel de bagage gelijkmatig over de bagageruimte om de
balans van de auto tijdens het rijden te bewaren.
● Neem geen onnodige bagage mee. Dit helpt u brandstof te
besparen.
86_OM_Europe_OM18089E.book Page 279 Tuesday, November 21, 2017 9:35 AM
Page 280 of 528
280
2-5. Rij-informatie
86_EE (OM18089E)
WAARSCHUWING
■Voorzorgsmaatregelen bij opbergen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig
letsel tot
gevolg hebben.
●Vervoer lading en bagage indien mogelijk altijd in de bagageruimte.
●Stapel bagage in de vergrote bagageruimte nooit hoger dan de rugleu-
ningen, om te voorkomen dat goederen tijdens hard remmen naar v oren
schuiven. Plaats bagage altijd zo laag mogelijk.
●Plaats als u de achterstoelen neerklapt geen lange voorwerpen d irect
achter de voorstoelen.
●Sta nooit toe dat er personen in de vergrote bagageruimte meeri jden.
De bagageruimte is niet ontworpen om personen te vervoeren. Per so-
nen dienen plaats te nemen op een zitplaats en een gordel op de juiste
manier om te doen. Anders neemt de kans op ernstig letsel bij p lotseling
remmen of uitwijken en bij een ongeval sterk toe.
●Plaats geen lading of bagage in of op de volgende plaatsen omda t er
dan voorwerpen onder het koppeli ngs-, rem- of gaspedaal terecht kun-
nen komen, waardoor de pedalen niet ver genoeg ingetrapt kunnen wor-
den. Ook kan het zicht voor de bestuurder belemmerd worden of
kunnen de bestuurder of passagiers geraakt worden door de voorw er-
pen, waardoor een ongeval kan ontstaan.
• In de voetenruimte bij de bestuurder
• Op de voorpassagiersstoel of de achterstoelen (als er goederen op
elkaar gestapeld worden)
• Op de hoedenplank
• Op het instrumentenpaneel
• Op het dashboard
●Zorg dat alle voorwerpen die zich in het passagierscompartiment bevin-
den, zijn opgeborgen of vastgezet, omdat ze anders bij plotseli ng rem-
men, een uitwijkmanoeuvre of een ongeval door de auto geslinger d
kunnen worden en letsel kunnen veroorzaken.
■Lading en gewichtsverdeling
●Overlaad uw auto niet.
●Verdeel het gewicht gelijkmatig.
Een onjuiste belading kan de besturing en de remwerking in negatieve zin
beïnvloeden, waardoor een ongeval met ernstig letsel zou kunnen ontstaan.
86_OM_Europe_OM18089E.book Page 280 Tuesday, November 21, 2017 9:35 AM