TOYOTA HIGHLANDER 2023 Instructieboekje (in Dutch)

Page 221 of 498

• De bediening van het stuurwiel door
de bestuurder krijgt prioriteit t.o.v. de
stuurregeling van de functie.
• Probeer niet zelf de werking van de
stuurassistentiefunctie te testen.
Werking Lane Departure Alert
• De waarschuwingszoemer is mogelijk
slecht te horen door geluiden van
buiten, afspelen van muziek, enz.
• Als de rand van de rijbaan
*niet
duidelijk of niet recht is, werkt de Lane
Departure Alert-functie mogelijk niet.
• Het systeem kan mogelijk niet
vaststellen of er een gevaar bestaat
voor een aanrijding met een voertuig
op een aangrenzende rijstrook.
• Probeer niet zelf de werking van de
Lane Departure Alert-functie te
testen.
*De grens tussen asfalt en de kant van
de weg, zoals gras, grond of een
stoeprand
Waarschuwing handen van het stuurwiel
In de volgende situaties wordt op het
multi-informatiedisplay een
waarschuwingsmelding weergegeven
om de bestuurder aan te sporen het
stuurwiel vast te houden. Tevens wordt
het in de afbeelding weergegeven
symbool op het multi-informatiedisplay
weergegeven. De waarschuwing stopt
zodra het systeem signaleert dat de
bestuurder het stuurwiel vasthoudt.
Houd uw handen altijd aan het stuurwiel
wanneer u dit systeem gebruikt,
ongeacht eventuele waarschuwingen.• Wanneer het systeem signaleert dat
de bestuurder rijdt zonder het
stuurwiel vast te houden terwijl de
Lane Centering-functie in werking is.
Als de bestuurder zijn handen van het
stuurwiel blijft houden, klinkt de
zoemer, wordt de bestuurder
gewaarschuwd en wordt de functie
tijdelijk uitgeschakeld. Deze
waarschuwing werkt op dezelfde wijze
als de bestuurder het stuurwiel licht
blijft vasthouden.
• Wanneer bij het nemen van een bocht
het systeem vaststelt dat de auto de
rijstrook dreigt te verlaten terwijl de
Lane Centering-functie in werking is.
Afhankelijk van de voertuigconditie en
de conditie van de weg, wordt er
mogelijk geen waarschuwing
gegeven.
• Wanneer het systeem signaleert dat
de bestuurder rijdt zonder het
stuurwiel vast te houden terwijl de
stuurassistentie in werking is.
Als de bestuurder zijn handen van het
stuurwiel blijft houden en de
stuurassistentie in werking is, klinkt
de zoemer en wordt de bestuurder
gewaarschuwd. Elke keer dat de
zoemer klinkt, houdt het geluid
hiervan langer aan.
Waarschuwingsfunctie slingeren auto
Als het systeem oordeelt dat de auto
slingert terwijl de waarschuwingsfunctie
voor het slingeren van de auto in
werking is, klinkt er een zoemer en wordt
er een waarschuwingsmelding
weergegeven om de bestuurder aan te
sporen rust te nemen.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
219
4
Rijden

Page 222 of 498

Tegelijkertijd wordt het in de afbeelding
weergegeven symbool op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
Afhankelijk van de auto en de conditie
van de weg, wordt er mogelijk geen
waarschuwing gegeven.
Waarschuwingsmelding
Als de volgende waarschuwingsmelding
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay en het
controlelampje LTA oranje brandt, volg
dan de desbetreffende
storingzoekprocedure. Volg de
instructies die op het scherm worden
weergegeven als er een andere
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven.
• “LTA Malfunction Visit Your Dealer”
(Storing in LTA. Ga naar uw dealer)
Het systeem werkt mogelijk niet goed.
Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• “LTA Unavailable” (LTA niet
beschikbaar)
Het systeem is tijdelijk uitgeschakeld
als gevolg van een storing in een
andere sensor dan de camera voor.
Schakel het LTA-systeem uit, wacht
een poosje en schakel het
LTA-systeem weer in.
• “LTA Unavailable at Current Speed”
(LTA niet beschikbaar bij huidige
snelheid)De functie kan niet worden gebruikt
als de rijsnelheid hoger is dan het
werkingsbereik van het LTA-systeem.
Rijd langzamer.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Er kunnen instellingen van de functie
worden gewijzigd. (Systemen met
mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 415)
4.5.4 Dynamic Radar Cruise
Control met volledig
snelheidsbereik
Wanneer de afstandsregelmodus is
ingeschakeld, accelereert, decelereert en
stopt de auto automatisch
overeenkomstig de veranderingen in
snelheid van de voorligger, zelfs wanneer
het gaspedaal niet wordt ingetrapt. In de
constante-snelheidsregelmodus rijdt de
auto met een constante snelheid.
Gebruik de Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik op
autowegen en snelwegen.
• Afstandsregelmodus (→blz. 223)
• Constante-snelheidsregelmodus
(→blz. 227)
Systeemonderdelen
Weergave instrumentenpaneel
AMulti-informatiedisplay
BIngestelde snelheid
CControlelampjes
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
220

Page 223 of 498

Bedieningsschakelaars
AAfstandsschakelaar
BSchakelaar +RES
CCruise control-hoofdschakelaar
DUitschakeltoets
ESchakelaar -SET
WAARSCHUWING!
Voordat u de Dynamic Radar Cruise
Control met volledig snelheidsbereik
gebruikt
• Voor veilig rijden is alleen de
bestuurder verantwoordelijk.
Vertrouw niet alleen op het systeem
en rijd voorzichtig door altijd goed op
de omgeving te letten.
• De Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik biedt
ondersteuning bij het rijden om de
bestuurder te ontlasten. Er zijn
echter grenzen aan de geboden
ondersteuning. Lees de hierna
gegeven aanwijzingen aandachtig
door. Vertrouw niet blindelings op dit
systeem en rijd altijd voorzichtig.
– Omstandigheden waarin de sensor
voorliggers mogelijk niet op de
juiste manier signaleert:→blz. 230
– Omstandigheden waaronder de
afstandsregelmodus mogelijk niet
goed werkt:→blz. 231
• Stel de geschikte snelheid in op basis
van de snelheidslimiet, de
verkeersintensiteit, de wegcondities,
de weersomstandigheden, enz. De
bestuurder moet de ingestelde
snelheid controleren.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Zelfs als het systeem normaal werkt,
kan de door het systeem
gesignaleerde status van de
voorligger afwijken van de door de
bestuurder waargenomen status.
Daarom moet de bestuurder altijd
alert blijven, het gevaar van elke
situatie inschatten en veilig rijden.
Volledig vertrouwen op het systeem
of aannemen dat het systeem de
veiligheid garandeert tijdens het
rijden kan leiden tot een ongeval met
dodelijk of ernstig letsel als gevolg.

Schakel de Dynamic Radar Cruise
Control met volledig snelheidsbereik uit
met de cruise control-hoofdschakelaar
als deze niet wordt gebruikt.
Waarschuwingen met betrekking tot
de ondersteunende systemen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht,
aangezien er grenzen zijn aan de door
het systeem geboden ondersteuning.
Als u dat niet doet, kan dat leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg.
• De bestuurder helpen bij het meten
van de volgafstand
De Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik dient alleen
ter ondersteuning van de bestuurder
bij het bepalen van de volgafstand
tussen de eigen auto en een bepaalde
voorligger. Het systeem is niet
bedoeld om zorgeloos of roekeloos
rijgedrag te rechtvaardigen en kan de
bestuurder ook niet helpen tijdens het
rijden bij slecht zicht. Het blijft
noodzakelijk dat de bestuurder zelf de
omgeving van de auto goed in de
gaten houdt.
• De bestuurder helpen bij het bepalen
van de juiste volgafstand
De Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik bepaalt of de
volgafstand tussen de eigen auto en
een bepaalde voorligger binnen een
vastgelegd bereik ligt.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
221
4
Rijden

Page 224 of 498

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Het systeem kan geen andere
beoordelingen maken. Het is daarom
strikt noodzakelijk dat u zelf alert blijft
en inschat of een situatie mogelijk
gevaarlijk is.
• De bestuurder helpen bij het bedienen
van de auto
De Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik heeft geen
functies om aanrijdingen met een
voorligger te voorkomen of vermijden.
Daarom dient u wanneer er gevaar
dreigt direct de controle over de auto
te nemen en juist te handelen om de
veiligheid van alle betrokkenen te
garanderen.
Situaties waarin de Dynamic Radar
Cruise Control met volledig
snelheidsbereik niet kan worden
gebruikt
Gebruik de Dynamic Radar Cruise
Control met volledig snelheidsbereik
niet in de volgende situaties. Als u dat
wel doet, verliest u mogelijk de controle
wat kan leiden tot een ongeval met
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
• Op wegen met voetgangers, fietsers,
enz.
• In druk verkeer
• Op wegen met scherpe bochten
• Op slingerende wegen
• Op gladde wegen, bijvoorbeeld wegen
die nat zijn of bedekt zijn met ijs of
sneeuw
• Op steile afdalingen of bij afwisselend
sterk dalende en sterk stijgende
wegen Bij het afdalen van een helling
kan de rijsnelheid de
geprogrammeerde snelheid
overschrijden.
• Op invoegstroken van autowegen en
snelwegen
• Als de weersomstandigheden zo
slecht zijn dat ze een juiste signalering
door de sensoren onmogelijk zouden
kunnen maken (mist, sneeuw,
zandstorm, zware regenval, enz.)
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als er regen, sneeuw, enz. op de
voorzijde van de radar of de camera
voor zit
• In verkeersomstandigheden waarbij
herhaaldelijk accelereren en
decelereren noodzakelijk is
• Bij het rijden met een aanhangwagen
of tijdens het slepen in een noodgeval
• Als er vaak een
naderingswaarschuwing hoorbaar is
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
222

Page 225 of 498

Rijden in de afstandsregelmodus
In deze modus registreert een radar of er binnen ongeveer 100 meter voor u een voertuig
rijdt. Deze sensor wordt tevens gebruikt om de afstand tussen uw auto en de voorligger te
berekenen en een geschikte afstand tussen uw auto en de voorligger te handhaven. De
gewenste tussenafstand kan tevens met de afstandsschakelaar worden ingesteld.
Bij het afdalen van een helling kan de tussenafstand korter worden.
AVoorbeeld van het rijden met een
constante snelheid
Wanneer er geen voorliggers zijn
De auto rijdt met de snelheid die door
de bestuurder is ingesteld.
BVoorbeeld van deceleratie en het
volgen van een auto
Wanneer een voorligger langzamer
rijdt dan de ingestelde snelheid
Als er een voorligger wordt
gesignaleerd, verlaagt het systeem
automatisch de snelheid van uw auto.
Als de snelheid nog meer moet
worden gereduceerd, schakelt het
systeem het remsysteem in (de
remlichten gaan dan branden). Het
systeem regelt de snelheid van de
auto zo dat de afstand die de
bestuurder heeft ingesteld tot de
voorligger gehandhaafd blijft. Als het
systeem de snelheid niet genoeg kan
verlagen om een veilige afstand tot
de voorligger te creëren, klinkt er een
naderingswaarschuwing.
Wanneer uw voorligger stopt, stopt
uw auto ook (de auto wordt door hetsysteem stilgezet). Als uw voorligger
begint te rijden, wordt het rijden met
de volgregeling hervat wanneer u op
de schakelaar +RES drukt of het
gaspedaal intrapt (bediening om weg
te rijden). Als de bediening om weg te
rijden niet wordt uitgevoerd, zorgt de
regeling van het systeem ervoor dat
uw auto stil blijft staan.
Als u de richtingaanwijzers inschakelt
en bij een rijsnelheid van 80 km/h of
hoger een rijstrook opschuift om in te
halen, zal de auto accelereren zodat
een voertuig op de andere rijstrook
sneller kan worden ingehaald.
Het oordeel van het systeem met
betrekking tot wat een rijstrook voor
inhalen is, is mogelijk alleen
gebaseerd op de positie van het
stuurwiel in de auto (bestuurder links
of rechts). Als de auto rijdt in een
regio waar de rijstrook voor inhalen
zich aan de andere kant bevindt dan
waar de auto normaal rijdt,
accelereert de auto mogelijk wanneer
de richtingaanwijzerschakelaar wordt
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
223
4
Rijden

Page 226 of 498

bediend in de tegengestelde richting
van de rijstrook voor inhalen (bijv. als
de bestuurder normaal rijdt in een
regio waar de rijstrook voor inhalen
zich rechts bevindt, maar de
bestuurder rijdt nu in een regio waar
de rijstrook voor inhalen zich links
bevindt, accelereert de auto mogelijk
als de richtingaanwijzer rechts wordt
ingeschakeld).CVoorbeeld van acceleratie
Als er geen voorliggers meer zijn die
langzamer rijden dan de ingestelde
snelheid
Het systeem verhoogt de snelheid
totdat de ingestelde snelheid bereikt
wordt. Het systeem schakelt
vervolgens weer over op het rijden
met constante snelheid.
Instellen van de rijsnelheid
(afstandsregelmodus)
1. Druk op de cruise control-
hoofdschakelaar om de cruise control
in te schakelen.
Het controlelampje van de Dynamic
Radar Cruise Control gaat branden en
er wordt een melding weergegeven op
het multi-informatiedisplay. Druk
nogmaals op de schakelaar om de
cruise control uit te schakelen.
Als de cruise control-hoofdschakelaar
gedurende ten minste 1,5 seconden
ingedrukt wordt gehouden, schakelt
het systeem over op de
constante-snelheidsregelmodus.
(→Blz. 227)
2. Accelereer of decelereer met behulp
van het gaspedaal naar de gewenste
rijsnelheid (ongeveer 30 km/h of
hoger) en druk op de schakelaar -SET
om de snelheid op te slaan.
Het controlelampje cruise control SET
gaat branden.De rijsnelheid op het moment dat de
schakelaar wordt losgelaten, wordt de
ingestelde snelheid.
Wijzigen van de ingestelde snelheid
• Wijzigen van de ingestelde snelheid
met de schakelaar
Druk, om de ingestelde snelheid te
wijzigen, op de schakelaar +RES of -SET
totdat de gewenste snelheid wordt
weergegeven.
1. Verhogen van de snelheid (behalve
wanneer de auto door het systeem is
stilgezet in de afstandsregelmodus)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
224

Page 227 of 498

2. Verlagen van de snelheid
Fijnafstelling: Druk op de schakelaar.
Ruime afstelling: Houd de schakelaar
ingedrukt om de snelheid te wijzigen en
laat hem los als de gewenste snelheid is
bereikt.
Als de afstandsregelmodus is
ingeschakeld, wordt de ingestelde
snelheid als volgt verhoogd of verlaagd:
Azerbeidzjan, Georgië en Israël
Fijnafstelling: 1 km/h
*1of 1 mph*2
telkens als de schakelaar wordt ingedrukt
Ruime afstelling: Wordt in stappen van
5 km/h
*1of 5 mph*2verhoogd of
verlaagd zolang de schakelaar ingedrukt
wordt gehouden
Behalve Azerbeidzjan, Georgië en Israël
Fijnafstelling: 5 km/h
*1of 5 mph*2
telkens als de schakelaar wordt ingedrukt
Ruime afstelling: Wordt in stappen van
5 km/h
*1of 5 mph*2verhoogd of verlaagd
zolang de schakelaar ingedrukt wordt
gehouden
In de constante-snelheidsregelmodus
(→blz. 227) wordt de ingestelde snelheid
als volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: 1 km/h
*1of 1 mph*2
telkens als de schakelaar wordt ingedrukt
Ruime afstelling: Zolang de schakelaar
ingedrukt wordt gehouden, wordt de
snelheid gewijzigd.
*1Wanneer de ingestelde snelheid wordt
getoond in “km/h”
*2Wanneer de ingestelde snelheid wordt
getoond in “MPH”
• Wijzigen van de ingestelde snelheid
met het gaspedaal
1. Accelereer met behulp van het
gaspedaal naar de gewenste
rijsnelheid.
2. Druk op de schakelaar -SET.Wijzigen van de tussenafstand
(afstandsregelmodus)
Door de schakelaar in te drukken wordt
de afstand tot de voorligger als volgt
gewijzigd:
1. Lang
2. Gemiddeld
3. Kort
Als er een auto voor u rijdt, wordt het
symbool voor een voorligger
Aook
weergegeven.
Instellingen tussenafstand
(afstandsregelmodus)
Selecteer een afstand in de onderstaande
tabel. Houd er rekening mee dat de
aangegeven afstanden overeenkomen
met een rijsnelheid van 80 km/h. De
tussenafstand is afhankelijk van de
rijsnelheid. Wanneer de auto wordt
stilgezet door het systeem, stopt de auto
op een bepaalde tussenafstand,
afhankelijk van de situatie.
Afstandsopties Tussenafstand
Lang Ongeveer 50 m
Gemiddeld Ongeveer 40 m
Kort Ongeveer 30 m
Hervatten van het rijden met de
volgregeling als de auto is stilgezet
door het systeem
(afstandsregelmodus)
Druk op de schakelaar +RES als uw
voorligger begint te rijden.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
225
4
Rijden

Page 228 of 498

Het volgen van uw voorligger wordt ook
hervat als u het gaspedaal intrapt
wanneer uw voorligger begint te rijden.
Uitschakelen en hervatten van de
snelheidsregeling
1. Als u op de uitschakeltoets drukt,
wordt de snelheidsregeling
uitgeschakeld.
De snelheidsregeling wordt eveneens
uitgeschakeld als het rempedaal
wordt ingetrapt. (Als de auto is
stilgezet door het systeem, wordt de
snelheidsinstelling niet geannuleerd
als het rempedaal wordt ingetrapt.)
2. Als u op de schakelaar +RES drukt,
wordt de cruise control hervat en
wordt de ingestelde rijsnelheid
hervat.
Naderingswaarschuwing
(afstandsregelmodus)
Wanneer uw auto een voorligger te dicht
nadert en automatisch decelereren door
middel van de cruise control niet mogelijk
is, zal het scherm gaan knipperen en een
zoemer klinken om de bestuurder tewaarschuwen. Dit kan bijvoorbeeld
gebeuren als een andere bestuurder vóór
u invoegt terwijl u een voorligger volgt.
Trap het rempedaal in om voldoende
afstand tot uw voorligger te houden.
Mogelijk worden geen waarschuwingen
gegeven
In de volgende gevallen worden mogelijk
geen waarschuwingen gegeven als de
tussenafstand klein is.
• Als de snelheid van de voorligger
gelijk is aan of hoger is dan de
snelheid van uw eigen auto
• Als de voorligger extreem langzaam
rijdt
• Direct nadat de snelheid van de cruise
control is ingesteld
• Bij het intrappen van het gaspedaal
Functie voor verlaging van de
bochtensnelheid
Wanneer wordt gereden in de
afstandsregelmodus, verlaagt deze
functie de rijsnelheid wanneer wordt
bepaald dat dit nodig is.
Werking functie
Wanneer het stuurwiel wordt gedraaid,
neemt de rijsnelheid af. Wanneer het
stuurwiel naar de middenstand wordt
gedraaid, stopt de afname van de
rijsnelheid.
Afhankelijk van de situatie keert de
rijsnelheid vervolgens terug naar de
ingestelde snelheid van de
afstandsregelmodus.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
226

Page 229 of 498

In situaties waarin de afstandsregeling in
werking moet treden, zoals wanneer een
voorligger uw auto snijdt, wordt de
functie voor verlaging van de
bochtensnelheid uitgeschakeld.
Werkingsdisplay
Wordt weergegeven wanneer de
rijsnelheid wordt verlaagd.
Wanneer de rijsnelheid niet meer wordt
verlaagd, verdwijnt het display.
Wijzigen van de instellingen van de
functie voor het verlagen van de
bochtensnelheid
De functie voor het verlagen van de
bochtensnelheid kan worden
ingeschakeld/uitgeschakeld en de mate
van verlaging van de rijsnelheid kan
worden ingesteld m.b.v.
(→blz. 82,
blz. 90) op het multi-informatiedisplay.
Elke keer dat de bedieningstoets
van
het instrumentenpaneel wordt ingedrukt,
verandert de instelling.
Selecteren van de constante-
snelheidsregelmodus
Wanneer de constante-
snelheidsregelmodus is geselecteerd,
blijft de auto met een ingestelde snelheid
rijden, zonder de tussenafstand te
regelen. Selecteer deze modus alleen
wanneer de afstandsregelmodus niet
goed werkt als gevolg van een vuile radar.
1. Houd bij uitgeschakelde cruise controlde cruise control-hoofdschakelaar
gedurende ten minste 1,5 seconden
ingedrukt.
Direct nadat op de schakelaar is gedrukt,
gaat het controlelampje Dynamic Radar
Cruise Control branden. Vervolgens gaat
het controlelampje cruise control
branden.
Overschakelen naar de constante-
snelheidsregelmodus is alleen mogelijk
als de schakelaar wordt bediend terwijl
de cruise control uit staat.
2. Accelereer of decelereer met behulp
van het gaspedaal naar de gewenste
rijsnelheid (ongeveer 30 km/h of
hoger) en druk op de schakelaar -SET
om de snelheid op te slaan.
Het controlelampje cruise control SET
gaat branden.
De rijsnelheid op het moment dat de
schakelaar wordt losgelaten, wordt de
ingestelde snelheid.
Wijzigen van de ingestelde snelheid:
→blz. 224
Uitschakelen en hervatten van de
ingestelde snelheid:→blz. 226
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
227
4
Rijden

Page 230 of 498

Dynamic Radar Cruise Control met Road
Sign Assist
Wanneer deze functie is ingeschakeld en
het systeem in de afstandsregelmodus
(→blz. 223) werkt en een verkeersbord
met een snelheidslimiet wordt
gesignaleerd, wordt de herkende
snelheidslimiet weergegeven met een pijl
omhoog/omlaag. De ingestelde snelheid
kan tot de herkende snelheidslimiet
worden verhoogd/verlaagd door de
schakelaar +RES/-SET ingedrukt te
houden.
• Wanneer de op dat moment
ingestelde snelheid lager is dan de
herkende snelheidslimiet
Houd de schakelaar +RES ingedrukt.
• Wanneer de op dat moment
ingestelde snelheid hoger is dan de
herkende snelheidslimiet
Houd de schakelaar -SET ingedrukt.Inschakelen/uitschakelen Dynamic
Radar Cruise Control met Road Sign
Assist
U kunt de Dynamic Radar Cruise Control
met Road Sign Assist inschakelen/
uitschakelen via
op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 87,
blz. 97)
Wanneer de Dynamic Radar Cruise
Control met Road Sign Assist in werking
is en u bergaf rijdt, overschrijdt de
rijsnelheid mogelijk de ingestelde
snelheid. In dit geval wordt de
weergegeven ingestelde rijsnelheid
verlicht en klinkt er een zoemer om de
bestuurder te waarschuwen.
De Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik kan worden
gebruikt als
• De selectiehendel in stand D staat.
• De gewenste snelheid kan worden
ingesteld wanneer de rijsnelheid
ongeveer 30 km/h of hoger is. (Als de
snelheid echter wordt ingesteld
terwijl de rijsnelheid lager is dan
ongeveer 30 km/h, wordt de snelheid
ingesteld op ongeveer 30 km/h.)
Accelereren na het instellen van de
rijsnelheid
Bedien het gaspedaal om te accelereren.
Na het accelereren gaat de auto weer
rijden met de ingestelde snelheid. Als de
afstandsregelmodus is ingeschakeld,
neemt de rijsnelheid echter mogelijk af
tot onder de ingestelde snelheid, zodat
de afstand tot de voorligger
gehandhaafd blijft.
Als de auto stopt tijdens rijden met de
volgregeling
• Door op de schakelaar +RES te
drukken terwijl de voorligger stopt,
wordt, als de voorligger begint te
rijden, binnen ongeveer 3 seconden
nadat op de schakelaar is gedrukt het
rijden met de volgregeling hervat.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
228

Page:   < prev 1-10 ... 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 ... 500 next >