TOYOTA PRIUS 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Page 71 of 510
systeem, afhankelijk van de situatie,
automatisch weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Raadpleeg de bladzijde met uitleg over
alle systemen voor details over de
weergegeven informatie en de inhoud
van het display.
*: Indien aanwezig
Als u geïnformeerd moet worden over
de auto
Als een verkeerde schakelstand wordt
geselecteerd of er een probleem optreedt
in een voertuigsysteem, wordt een
waarschuwingsmelding (of afbeelding)
weergegeven op het multi-
informatiedisplay. Volg de instructies die
worden weergegeven op het display als er
een waarschuwingsmelding wordt
weergegeven. (→
Blz. 377)
Als het contact UIT wordt gezet (auto's
met inbraaksensor)
Het selectiescherm voor het
in-/uitschakelen van de inbraaksensor
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 62)
Als het hybridesysteem wordt
uitgeschakeld
Vanaf het moment dat het
hybridesysteem wordt gestart totdat
het wordt uitgeschakeld, worden de
verstreken tijd, de afgelegde afstand,
het gemiddelde brandstofverbruik en de
Eco Score (→blz. 89, blz. 98) ongeveer
elke 30 seconden weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
1Verstreken tijd sinds starten
hybridesysteem
2Afgelegde afstand sinds starten
hybridesysteem
3Gemiddeld brandstofverbruik sinds
starten hybridesysteem
4Eco Score en advies
5Weergave score voor elk Eco
Score-item (→blz. 89, blz. 98)
Klok afstellen
U kunt de tijd instellen via het scherm(→blz. 96)van het
multi-informatiedisplay.
Instellen van de tijd
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel op het stuurwiel
en selecteer
.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer
.
3. Druk op
om de cursor weer te
geven.
2.1 Instrumentenpaneel
69
2
Instrumentenpaneel
Page 72 of 510
4. Druk opofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de
cursorpositie te wijzigen en druk
vervolgens op
ofom de
instelling te wijzigen.
Als de 12-uursweergave wordt
geselecteerd, wordt “12H”
weergegeven en als de 24-
uursweergave wordt geselecteerd,
wordt “24H” weergegeven.
Bij het instellen van de minuten
begint de werking automatisch vanaf
00 seconden.
Druk nadat de instellingen zijn
aangepast op
om terug te keren
naar het vorige scherm.
Resetten van de weergave van de
minuten
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel op het stuurwiel
en selecteer
.2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer
.
3. Druk op
.
De weergave van de minuten
verandert in “00”.
*
*
: bijv. 1:00 tot 1:29→1:00
1:30 tot 1:59→2:00
Tellers en display worden verlicht als
Het contact AAN staat.
Instellen van de helderheid van het instrumentenpaneel (→blz. 67)
• De te selecteren helderheid van het instrumentenpaneel hangt af van het al dan niet
branden van de achterlichten en de helderheid van het omgevingslicht, zoals
aangegeven in onderstaande tabel.
Achterlichten uitgeschakeld Achterlichten ingeschakeld
Op een heldere plaats
2 niveaus
*2 niveaus*
Op een donkere plaats 22 niveaus
*: 22 helderheidsniveaus worden weergegeven op het instelscherm. De helderheid is
echter het sterkst als een ander niveau dan het 1e (het donkerste) wordt geselecteerd. Als
een ander niveau dan het 1e of het 22e wordt geselecteerd wanneer de achterlichten
worden ingeschakeld op een donkere plaats, wordt de helderheidsinstelling van het
instrumentenpaneel het geselecteerde niveau.
• Als de achterlichten worden ingeschakeld in een donkere omgeving, wordt de
verlichting van het instrumentenpaneel gedimd. Als de helderheid van het
instrumentenpaneel echter wordt ingesteld op minimaal of maximaal (1e of 22e
helderheidsniveau van het instrumentenpaneel), wordt de verlichting van het
instrumentenpaneel zelfs als de achterlichten branden niet gedimd.
2.1 Instrumentenpaneel
70
Page 73 of 510
Bij het losnemen en aansluiten van de
accukabels
De instellingen van de klok worden
gereset.
Kalenderinstellingen
Als kalenderinformatie wordt gewist door
het vervangen van de 12V-accu, het
ontladen van de accu, enz. wanneer het
contact na onderhoud AAN wordt gezet,
wordt het controlescherm voor de
kalenderinstellingen automatisch
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
•Als er geen informatie met betrekking
tot de datum is ingesteld, kan het
overzicht van het brandstofverbruik
niet juist worden opgeslagen. Stel de
kalender altijd in als het controlescherm
voor de kalenderinstellingen wordt
weergegeven. (→
Blz. 100)
•
Zolang de kalender niet is ingesteld,
wordt het controlescherm voor de
kalenderinstellingen telkens als het
contact AAN wordt gezet, weergegeven.
• Nadat de kalenderinformatie is
ingesteld, kan deze worden gewijzigd
in de “Meter Customize”-instellingen
(persoonlijke voorkeursinstellingen
instrumentenpaneel). (→Blz. 102)
LCD-scherm
Op het scherm kunnen kleine vlekjes of
lichte puntjes verschijnen. Dit
verschijnsel is kenmerkend voor
LCD-schermen en u kunt het scherm
zonder problemen blijven gebruiken.Pop-up display (pop-updisplay)
Bij sommige functies, zoals de
rijmodusselectieschakelaar of de
airconditioning, is de weergave van
pop-updisplays op het multi-
informatiedisplay gekoppeld aan de
bediening. Als de pop-updisplays van
deze functies niet gewenst zijn, kunnen
ze worden uitgeschakeld in de “Meter
Customize”-instellingen (persoonlijke
voorkeursinstellingen
instrumentenpaneel). (→Blz. 102)
WAARSCHUWING!
Voorkomen van ongevallen
Plaats niets vóór en bevestig geen
stickers op het instrumentenpaneel.
Hierdoor kan het zicht worden
belemmerd of iets in het display
reflecteren, waardoor een ongeval zou
kunnen ontstaan.
Waarschuwingen voor het gebruik
tijdens het rijden
Probeer uit veiligheidsoverwegingen
tijdens het rijden de bedieningstoets
van het instrumentenpaneel zo min
mogelijk te bedienen en blijf tijdens het
rijden niet continu naar het
multi-informatiedisplay kijken. Breng
de auto tot stilstand en bedien de
bedieningstoets van het
instrumentenpaneel. Als u dat niet
doet, kunt u een stuurfout maken,
waardoor een ongeval kan ontstaan.
2.1 Instrumentenpaneel
71
2
Instrumentenpaneel
Page 74 of 510
OPMERKING
Informatiedisplay bij lage
temperaturen
Laat het interieur van de auto op
temperatuur komen alvorens het
informatiedisplay te gebruiken.
OPMERKING(Vervolg)
Bij extreem lage temperaturen kan het
informatiedisplay trager reageren en
worden wijzigingen mogelijk met enige
vertraging weergegeven.
2.1.2 Waarschuwingslampjes en controlelampjes
De waarschuwingslampjes en controlelampjes informeren de bestuurder over de
status van de diverse systemen in de auto. Om de functie van alle lampjes uit te
leggen, zijn in de volgende afbeelding alle controle- en waarschuwingslampjes
brandend afgebeeld.
W
aarschuwingslampjes
Waarschuwingslampjes informeren de bestuurder over storingen in de systemen van de
auto.
Waarschuwingslampjes Bladzijde
*1Waarschuwingslampje remsysteem (rood)Blz. 370
*1Waarschuwingslampje remsysteem (geel)Blz. 370
2.1 Instrumentenpaneel
72
Page 75 of 510
Waarschuwingslampjes Bladzijde
*1LaadstroomcontrolelampjeBlz. 370
*1Waarschuwingslampje lage oliedrukBlz. 370
*1MotorcontrolelampjeBlz. 371
*1Waarschuwingslampje SRSBlz. 371
*1Waarschuwingslampje ABSBlz. 371
*1Waarschuwingslampje elektrische stuurbe-
krachtiging (rood/geel)Blz. 371
*1, 2Waarschuwingslampje PCS (indien aanwezig)Blz. 371
Controlelampje LTA (oranje) (indien aanwezig)Blz. 371
*1Controlelampje Traction ControlBlz. 372
*1Waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftem-
peratuurBlz. 372
*1, 3Controlelampje PKSB OFF (indien aanwezig)Blz. 372
Waarschuwingslampje open portier/achterklepBlz. 372
2.1 Instrumentenpaneel
73
2
Instrumentenpaneel
Page 76 of 510
Waarschuwingslampjes Bladzijde
Waarschuwingslampje laag brandstofniveauBlz. 373
Controlelampje bestuurders- en voorpassa-
giersgordelBlz. 373
Controlelampje achterpassagiersgordelBlz. 373
*1Centraal waarschuwingslampjeBlz. 373
*1Waarschuwingslampje lage bandenspanning
(indien aanwezig)Blz. 373
*1: Deze lampjes gaan branden als het contact AAN wordt gezet om aan te geven dat er
een systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze gaan uit nadat het hybridesysteem is
ingeschakeld of na enkele seconden. Er kan een storing in een systeem aanwezig zijn als
een lampje niet gaat branden of uitgaat. Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
*2: Het lampje knippert of brandt om een storing aan te geven.
*3: Het lampje knippert om een storing aan te geven.
Controlelampjes
De controlelampjes informeren de bestuurder over de bedrijfsstatus van de verschillende
systemen van de auto.
Controlelampjes Bladzijde
Controlelampje richtingaanwijzers Blz. 166
Controlelampje achterlicht Blz. 167
Waarschuwingslampje parkeerrem Blz. 167
Controlelampje grootlicht Blz. 168
2.1 Instrumentenpaneel
74
Page 77 of 510
Controlelampjes Bladzijde
Controlelampje mistlampen voor Blz. 172
Controlelampje mistachterlicht Blz. 172
Controlelampje antidiefstalsysteem Blz. 59,
blz. 60
Controlelampje READY Blz. 158
Schakelstandindicatoren Blz. 162
*1, 2Controlelampje Traction Control Blz. 287
*1, 3Controlelampje VSC OFF Blz. 287
Controlelampje cruise control Blz. 216,
blz. 220
Controlelampje Dynamic Radar Cruise Control
(indien aanwezig)Blz. 210
Controlelampje cruise control SET Blz. 210,
blz. 220
*1, 3Waarschuwingslampje PCS (indien aanwezig) Blz. 191
*4Controlelampje LTA (indien aanwezig) Blz. 202
Controlelampje stuurregeling (indien aanwezig) Blz. 202
2.1 Instrumentenpaneel
75
2
Instrumentenpaneel
Page 78 of 510
Controlelampjes Bladzijde
Controlelampje Automatic High Beam-systeem
(indien aanwezig)Blz. 170
Controlelampje BSM (indien aanwezig) Blz. 226
Controlelampje Toyota Parking Assist-sensor
(indien aanwezig)Blz. 246
*1, 3Controlelampje PKSB OFF (indien aanwezig) Blz. 255
*1Controlelampje S-IPA (indien aanwezig) Blz. 264
*1Controlelampje PASSENGER AIR BAG Blz. 35
*1: Deze lampjes gaan branden als het contact AAN wordt gezet om aan te geven dat er
een systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze gaan uit nadat het hybridesysteem is
ingeschakeld of na enkele seconden. Er kan een storing in een systeem aanwezig zijn als
een lampje niet gaat branden of uitgaat. Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
*2: Het lampje knippert om aan te geven dat het systeem in werking is.
*3: Het lampje gaat branden wanneer het systeem wordt uitgeschakeld.
*4: Afhankelijk van de bedrijfsconditie wijzigen de kleur en de manier waarop het
controlelampje brandt/knippert.
Op het scherm weergegeven controlelampjes en symbolen
Hoofddisplay en multi-informatiedisplay
Controlelampjes Bladzijde
Controlelampje EV MODEBlz. 161
*Controlelampje ECO MODEBlz. 223
2.1 Instrumentenpaneel
76
Page 79 of 510
ControlelampjesBladzijde
*Controlelampje PWR MODEBlz. 223
EV-controlelampjeBlz. 88
Controlelampje snelheidsbegrenzer (indien
aanwezig) Blz. 224
*: Het weergegeven controlelampje verandert overeenkomstig de huidige rijmodus.
Multi-informatiedisplay (weergave symbool
*)
Weergave symbool Bladzijde
Smart entry-systeem met startknopBlz. 157
Onjuiste bediening pedaalBlz. 374
LTA (Lane Tracing Assist) (indien aanwezig)
Blz. 205
*: Deze symbolen worden weergegeven in combinatie met een melding. De hier
weergegeven symbolen zijn slechts voorbeelden, en er kunnen andere symbolen worden
weergegeven overeenkomstig de inhoud van het multi-informatiedisplay.
BSM-indicatoren (Blind Spot Monitor) in
de buitenspiegels (indien aanwezig)
(→blz. 226)
• Er worden ook indicatoren weergegeven in de buitenspiegels. • Om aan te geven dat het systeem
werkt, gaan de BSM-indicatoren in de
buitenspiegels in de volgende
situaties branden:– Wanneer het contact AAN staat, wordt de BSM-functie geactiveerd
via het scherm
van het
multi-informatiedisplay.
– Wanneer de BSM-functie is geactiveerd via het scherm
van
het multi-informatiedisplay, wordt
het contact AAN gezet.
Wanneer het systeem correct werkt,
gaan de BSM-indicatoren in de
buitenspiegels na enkele seconden uit.
2.1 Instrumentenpaneel
77
2
Instrumentenpaneel
Page 80 of 510
Wanneer de BSM-indicatoren in de
buitenspiegels niet gaan branden of niet
uitgaan, kan er een storing in het
systeem aanwezig zijn.
Laat, als dit gebeurt, de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
WAARSCHUWING!
Als een waarschuwingslampje van
een veiligheidssysteem niet gaat
branden
Als een lampje van een
veiligheidssysteem zoals het
waarschuwingslampje ABS of SRS niet
gaat branden als u het hybridesysteem
start, kan dat betekenen dat deze
systemen niet beschikbaar zijn om u te
beschermen bij een ongeval, waardoor
dodelijk of ernstig letsel zou kunnen
ontstaan. Laat, als dit gebeurt, de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de motor
en onderdelen ervan
De motor kan oververhit raken als het
waarschuwingslampje voor een hoge
koelvloeistoftemperatuur gaat branden
of knipperen. Breng in dat geval de auto
zo snel mogelijk op een veilige plaats tot
stilstand en controleer de motor nadat
deze volledig is afgekoeld. (→Blz. 413)
2.1 Instrumentenpaneel
78