charging TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023 Instructieboekje (in Dutch)

Page 88 of 554

Sluit de stekker alleen aan op een goed geaarde contactdoos
om het risico van een elektrische schok te verkleinen.
Hang het CCID (Charging Circuit Interrupting Device, onder-
brekingsapparaat laadsysteem) niet aan de stekker. Zorg er-
voor dat het CCID (Charging Circuit Interrupting Device, on-
derbrekingsapparaat laadsysteem) wordt ondersteund.
Stel de laadkabel, de laadstekker, de stekker en het CCID (Char-
ging Circuit Interrupting Device, onderbrekingsapparaat laad-
systeem) niet bloot aan sterke schokken.
Plaats geen zware voorwerpen op de laadkabel, de laadstekker,
de stekker en het CCID (Charging Circuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem).
Gebruik dit apparaat niet als de laadkabel gerafeld is, de isola-
tie kapot is of de kabel andere tekenen van beschadiging
vertoont.
Waarschuwingssymbolen
Wikkel de stroomkabel of de laadkabel niet om het CCID (Char-
ging Circuit Interrupting Device, onderbrekingsapparaat laad-
systeem) of de laadstekker.
2.2 Laden
86

Page 96 of 554

2. Druk opofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charge
Settings” (instellingen laden) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charge Settings”
(instellingen laden) verschijnt.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charge
Current” (laadstroom) te selecteren
en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charge Current”
(laadstroom) verschijnt.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “8A” te
selecteren en druk vervolgens op
.
De maximale stroomsterkte tijdens
het laden wordt begrensd op 8 A.
*
Als de stroomonderbreker nog steeds in
werking treedt tijdens het laden, ook al is
de bovenste limiet van de laadstroom
gewijzigd, controleer dan of de
aangesloten voedingsbron voldoet aan
de voorgeschreven laadcondities.
(→Blz. 93)
*: Het begrenzen van de laadstroom
verlengt de laadtijd.
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen
voedingsbronnen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat
niet doet, kan dat brand, elektrische
schokken en/of schade veroorzaken,
met mogelijk dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
• Sluit de laadkabel aan op een
contactdoos met een spanning van
220 - 240 V met een
aardlekschakelaar en een
stroomonderbreker die voldoen aan
de plaatselijke regelgeving. Het
gebruik van een aparte groep met
een minimale capaciteit van
13 ampère wordt sterk aanbevolen.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Sluit de laadkabel niet aan op een
meervoudige contactdoos, een
multistekker of een wereldstekker.
• Het is ten strengste verboden om de
laadkabel aan te sluiten op een
verlengsnoer. Een verlengsnoer kan
oververhit raken en is bovendien
niet voorzien van een
aardlekschakelaar. De
lekstroomdetectiefunctie van het
CCID (Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) werkt mogelijk niet
goed.
• Sluit de laadkabel niet aan op een
verdeeldoos.
• Het gebruik van een aansluiting voor
standverwarming die niet aan de
vereisten voldoet, is verboden.
2.2 Laden
94

Page 99 of 554

• Als de “Traction Battery Heater”
(verwarming tractiebatterij) in
werking is tijdens het laden, kan het
laden langer duren dan normaal.
• Als de buitentemperatuur hoog wordt
terwijl de “Traction Battery Heater”
(verwarming tractiebatterij) in
werking is, kan het laden voltooid zijn
vóór de ingestelde “Departure”-tijd
(vertrektijd). (→Blz. 111)
• De “Traction Battery Heater”
(verwarming tractiebatterij) kan in-
en uitgeschakeld worden in “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) op
het multi-informatiedisplay.
(→Blz. 478)
• De “Traction Battery Heater”
(verwarming tractiebatterij) werkt
mogelijk zelfs als het batterijpakket
(tractiebatterij) volledig geladen is,
afhankelijk van de temperatuur van
het batterijpakket (tractiebatterij).
– De resterende hoeveelheid lading in
het batterijpakket (tractiebatterij)
neemt af als de “Traction Battery
Heater” (verwarming
tractiebatterij) is ingeschakeld. De
laadprocedure start mogelijk
opnieuw om het batterijpakket
(tractiebatterij) te laden.
– Charging Stopped Due to Pulled
Charging Connector (laden gestopt
vanwege losgetrokken laadstekker)
wordt mogelijk weergegeven als de
laadstekker tijdens het opnieuw
laden wordt verwijderd. (→Blz. 126)
“Traction Battery Cooler” (koeler
tractiebatterij) (indien aanwezig)
• Als de temperatuur van het
batterijpakket (tractiebatterij) hoger
is dan een bepaalde waarde en het
contact UIT wordt gezet, wordt er een
controlescherm weergegeven op het
multi-informatiedisplay dat aangeeft
of de “Traction Battery Cooler” (koeler
tractiebatterij) is ingeschakeld. Als na
ongeveer 5 minuten “Yes” ( ja) op dit
scherm wordt weergegeven, kan het
systeem in werking treden.• Als het laden begint, werkt de
“Traction Battery Cooler” (koeler
tractiebatterij) alleen als de
temperatuur van het batterijpakket
(tractiebatterij) hoog is.
• De laadindicator brandt wanneer de
“Traction Battery Cooler” (koeler
tractiebatterij) stand-by staat of in
werking is.
• De “Traction Battery Cooler” (koeler
tractiebatterij) werkt maximaal
ongeveer 30 minuten. Als echter de
“Departure”-tijd (vertrektijd) is
ingesteld (→blz. 111) en er niet
voldoende tijd zit tussen het huidige
tijdstip en het tijdstip waarop het
laden voltooid is, kan de tijd dat de
“Traction Battery Cooler” (koeler
tractiebatterij) in werking is, korter
worden.
• Als er nog maar weinig resterende
lading in het batterijpakket
(tractiebatterij) aanwezig is, werkt de
“Traction Battery Cooler” (koeler
tractiebatterij) mogelijk niet, ook al is
de temperatuur van het batterijpakket
(tractiebatterij) hoog.
• Als de volgende handelingen worden
uitgevoerd terwijl de “Traction Battery
Cooler” (koeler tractiebatterij) in
werking is, wordt het koelen van het
batterijpakket (tractiebatterij)
gestopt.
– Er wordt een portier geopend
– De motorkap wordt geopend
– Het contact wordt in een andere
stand dan UIT gezet
– Het alarmsysteem is in werking
(indien aanwezig) (→blz. 51)
– De schakelstand wordt een andere
dan stand P
– De op afstand bedienbare
airconditioning is ingeschakeld
(→blz. 359)
– “Charge now” (nu opladen) wordt
uitgevoerd (→blz. 112)
– De resterende lading in het
batterijpakket (tractiebatterij) is
lager dan een bepaalde waarde
2.2 Laden
97
2
Plug-in hybridesysteem

Page 106 of 554

Houd de stekker
goed vast en steek
hem stevig in de contactdoos.
Als u een op afstand bedienbare
schakelaar hebt, schakel die dan in.
Controleer of het controlelampje
Power van het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
brandt. (Raadpleeg blz. 254 als het
niet brandt.)
Hang het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
met bijvoorbeeld een snoer aan een
haak of iets dergelijks wanneer de
fitting en stekker wordt belast als
gevolg van de installatiehoogte van
de fitting.
Het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
kan worden opgehangen met behulp
van de opening aan de achterkant.
Bevestig het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
niet aan de wand met schroeven.Verwijder de kap van de laadstekker
en sluit vervolgens de laadstekker aan
op de lader.
Zorg er bij het aansluiten van de
laadstekker op de lader voor dat de
identificatiesymbolen hetzelfde zijn.
Houd de laadstekker goed vast en
steek hem stevig in de lader.
Volg de instructies van de lader voor
details over het aansluiten van de
laadkabel en het starten van het
laden.
Afhankelijk van de lader kan het nodig
zijn toestemming te krijgen voor het
gebruik ervan. Zie de informatie voor
de lader voor meer informatie.
3. Open de klep van de laadaansluiting. (→Blz. 74)
2.2 Laden
104 Bij gebruik
van de laadkabel Mode 3
(indien aanwezig) 2. Bij gebruik
van de laadkabel Mode 2

Page 108 of 554

Als de laadindicator knippert nadat de
laadstekker aangesloten is:
Er is een laadschema opgeslagen
(→blz. 111). Draag een elektronische
sleutel bij u en druk op de vergrendeltoets
voor de laadstekker om de laadstekker te
ontgrendelen.
Verwijder de laadstekker tijdelijk en sluit
hem na ongeveer 5 seconden weer aan.
(→Blz. 106)
Als het waarschuwingslampje storing van
het CCID (Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) tijdens het laden knippert,
raadpleeg dan blz. 80 en volg de juiste
procedure.
De laadindicator dooft zodra het laden is
voltooid.
Tijdens het laden
• Het oppervlak van het CCID (ChargingCircuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
kan heet worden. Dit is normaal en
duidt niet op een storing. (Bij gebruik
van de laadkabel Mode 2.)
• Afhankelijk van de radiogolven kan er ruis hoorbaar zijn op de radio.
• De huidige ladingstoestand en de geschatte tijd tot het laden voltooid is,
kunnen worden bekeken op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 100)
• De lampjes van de statusindicator van het batterijpakket (tractiebatterij)branden en knipperen, en veranderen
van status al naargelang de mate van
lading. (→Blz. 75) Als de laadindicator knippert na het
aansluiten van de laadkabel
Er is een laadschema (→blz. 111)
geregistreerd en het laden kan niet
worden uitgevoerd. Om het laden
middels het laadschema uit te schakelen
en te beginnen met laden moet een van
de onderstaande procedures worden
uitgevoerd.
• Zet “Charge Now” (nu opladen) aan
(→blz. 117)
• Verwijder de laadstekker en sluit hem binnen 5 seconden weer aan terwijl de
laadindicator knippert
Als de laadstekker niet in het
laadcontact kan worden gestoken
→Blz. 90
Na het laden
Volg bij het verwijderen altijd
onderstaande procedures om een
elektrische schok te voorkomen.
1. Draag een elektronische sleutel bij u en druk op de vergrendeltoets voor de
laadstekker om de laadstekker te
ontgrendelen.
De laadstekker wordt ontgrendeld
door het Smart Lid-systeem en het
vergrendelsysteem van de
laadstekker.
2.2 Laden
106

Page 111 of 554

WAARSCHUWING!(Vervolg)
sneeuw of ijs op zitten. Als er materiaal
op het contact zit, verwijder dit dan
volledig alvorens de laadstekker aan te
sluiten.
• Laadkabel Mode 3: Zorg ervoor dat
het gedeelte rond de aansluitingen
vrij is van vuil en stof voordat u de
laadstekker in de lader steekt. Als er
vuil of stof op zit, verwijder dit dan
volledig voordat u de laadstekker
erin steekt.
• Zorg ervoor dat de aansluitingen van
het laadcontact niet nat worden.
• Zorg ervoor dat de laadkabel, de
stekker en de contactdoos vrij zijn
van verontreinigingen en niet
vervormd of beschadigd zijn.
• Gebruik alleen contactdozen waarin
de stekker goed aangesloten kan
worden.
• Vermijd laden wanneer de laadkabel
is opgerold of gebundeld.
• Het wordt aanbevolen om de
laadkabel tijdens het laden helemaal
af te rollen, omdat de laadkabel
anders oververhit kan raken. Als u de
laadkabel na het laden niet oprolt,
kunt u in de laadkabel verstrikt raken
of erover struikelen.
• Raak de aansluitingen van de
laadstekker en het laadcontact niet
aan met scherpe metalen
voorwerpen (naalden enz.) of de
hand en veroorzaak geen
kortsluiting met vreemde
voorwerpen.
• Als het laden buiten plaatsvindt,
controleer dan of de contactdoos
waterdicht is en voor gebruik
buitenshuis geschikt is. Zorg ervoor
dat de waterdichte kap helemaal
gesloten kan worden. Als de
waterdichte kap niet gesloten kan
worden, plaats dan een waterdichte
kap die wel gesloten kan worden.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als u tijdens het laden hitte, rook,
geuren, geluiden of andere
afwijkingen constateert, stop dan
onmiddellijk met laden.
• Steek de stekker niet in de
contactdoos als die is
ondergedompeld in water of sneeuw.
• Als er geladen wordt tijdens regen of
sneeuw, verwijder en plaats de
stekker dan niet met natte handen.
Zorg er ook voor dat de contactdoos
en de stekker niet nat worden.
• Laad de auto niet tijdens onweer.
• Zorg ervoor dat de laadkabel, de
stekker, de laadstekker en het CCID
(Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) niet onder een wiel
zitten.
• Steek de stekker goed in de
contactdoos.
• Gebruik geen verlengkabel of
verloopstekker.
WAARSCHUWING!
• Controleer, nadat u de laadkabel hebt
aangesloten, of deze niet ergens
omheen gewikkeld is.
• Als het controlelampje Power niet
gaat branden nadat de laadkabel in
het laadcontact is gestoken, haal
hem er dan onmiddellijk uit.
Als het waarschuwingslampje storing van
het CCID (Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) tijdens het laden gaat
branden of knipperen
Er kan een lekspanning zijn in het
voedingscircuit of er kan een storing
aanwezig zijn in het CCID (Charging
Circuit Interrupting Device, onderbre-
kingsapparaat laadsysteem). Zie
blz. 80
en volg de correctieprocedure. Als het
waarschuwingslampje storing niet
uitgaat na het uitvoeren van de
2.2 Laden
109
2
Plug-in hybridesysteem

Page 113 of 554

OPMERKING(Vervolg)
Tijdens laden
Steek de stekker niet in het laadcontact.
Het laadcontact kan beschadigd raken.
Na het laden
• Bewaar de laadkabel buiten bereik van
kinderen.
• Plaats de kap op het laadcontact en
sluit de klep van de laadaansluiting na
het losnemen van de laadstekker van
het laadcontact. Als de kap van het
laadcontact niet geplaatst wordt,
kunnen water of vreemde voorwerpen
in het laadcontact terechtkomen,
waardoor de auto beschadigd kan
raken.
• Bewaar de stekker, nadat u hem uit de
contactdoos hebt gehaald, op een
veilige, droge en schone plaats. De
laadkabel en stekker kunnen
beschadigd raken wanneer erop wordt
getrapt of eroverheen wordt gereden.OPMERKING
Gebruik van generatoren
Gebruik geen generatoren als
voedingsbron voor het laden. Deze
laden mogelijk instabiel of met een te
lage spanning, waardoor het
waarschuwingslampje storing van het
CCID (Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) kan gaan knipperen.
Laadstation
Als gevolg van de omgeving waarin de
laadinstallatie aanwezig is, kan het laden
instabiel worden door ruis en kan de
spanning te laag worden, waardoor het
waarschuwingslampje storing van het
CCID (Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) van de laadkabel kan gaan
knipperen.
2.2.9 Gebruik van de laadschemafunctie
Het laden kan worden uitgevoerd op het gewenste tijdstip door het laadschema op te
slaan. Verder is het mogelijk het laadschema aan te passen aan uw voorkeuren,
bijvoorbeeld zo dat het laden voltooid is voor een bepaalde vertrektijd of dat de
laadprocedure wordt uitgevoerd op hetzelfde tijdstip op bepaalde dagen.
Instellingen van de laadschemafunctie
Bij het opslaan van het laadschema kunnen de volgende instellingen worden gewijzigd.
Selecteren van de laadmodus
Een van de twee onderstaande laadmodi kan worden geselecteerd
Laadmodus Beschrijving werking
“Start”Start het laden op het ingestelde tijdstip*1en beëindigt het
laden als het batterijpakket volledig geladen is.*2
“Departure” (vertrek)Start het laden op een dusdanig tijdstip dat het laden voltooid
is op het ingestelde tijdstip.
Als deze instelling is geselecteerd, kan de aircogekoppelde
functie worden gebruikt. (indien aanwezig)
*1: De laadschemafunctie wordt uitgevoerd overeenkomstig de klok in het
instrumentenpaneel. Controleer of de klok op de juiste tijd is ingesteld voordat u het
laadschema registreert.
*2: Het starten van het laden kan iets afwijken van het ingestelde tijdstip door de status
van het batterijpakket (tractiebatterij).
2.2 Laden
111
2
Plug-in hybridesysteem

Page 114 of 554

Herhalingsinstelling
Het periodieke laadschema kan worden
ingesteld door de gewenste dag van de
week te selecteren.
Aircogekoppelde instelling (“Climate
Prep”) (aircovoorbereiding) (indien
aanwezig)
Als de laadmodus is ingesteld op
“Departure” (vertrek), kan de airco van de
auto (→blz. 352) zo worden ingesteld dat
de airco automatisch wordt ingeschakeld
*
afhankelijk van het ingestelde tijdstip.
Door op voorhand de temperatuur in het
interieur te regelen, kunnen passagiers
direct na het instappen genieten van een
aangenaam klimaat.
*: Het inschakelen gebeurt ongeveer
10 minuten voor de ingestelde
vertrektijd.
Aan- en uitzetten van “Charge Now”
(nu laden)
Ook als er maar één laadschema is
opgeslagen, start het laden pas op het
ingestelde tijdstip, zelfs al wordt de
laadkabel aangesloten op de auto. Om
met het laden te beginnen zonder het
ingestelde laadschema te wijzigen moet
“Charge Now” (nu laden) aangezet
worden om het laadschema tijdelijk te
annuleren en laden na het aansluiten van
de laadkabel mogelijk te maken.
Wijzigen van “Next Charging Event”
(volgende laadprocedure)
*1
Het is mogelijk tijdelijk het tijdstip van de
volgende geplande laadprocedure in te
stellen zonder de opgeslagen
herhalingsinstelling te wijzigen.
*2
*1
: “Next Charging Event” (volgende
laadprocedure) verwijst naar het
laadschema dat van de opgeslagen
laadschema's het dichtst bij het actuele
tijdstip ligt. Het laadschema wordt
uitgevoerd op basis van “Next Charging
Event” (volgende laadprocedure).
*2: Als “Next Charging Event” (volgende
laadprocedure) wordt gewijzigd, wordt
het huidige laadschema tijdelijk
genegeerd en wordt het laden pas
uitgevoerd op het tijdstip dat is
vastgelegd bij “Next Charging Event”
(volgende laadprocedure). (Als
bijvoorbeeld bij “Next Charging Event”
(volgende laadprocedure) het laden
2 dagen later is ingesteld, wordt er niet
eerder geladen dan op het tijdstip dat is
ingesteld bij “Next Charging Event”
(volgende laadprocedure), zelfs al zijn er
items opgeslagen in het laadschema.)
Laadschema
• Het laadschema kan niet tijdens het
rijden worden ingesteld.
• Er kunnen maximaal 15 laadschema's
opgeslagen worden.
Controleren of de laadschemafunctie
goed werkt
Controleer het volgende.
• Stel de klok in op het juiste tijdstip
(→blz. 136)
• De kalender wordt op de juiste datum
ingesteld (→blz. 137)
• Controleer of het contact UIT staat.
• Sluit na het opslaan van het
laadschema de laadkabel aan.
Het starttijdstip voor het laden wordt
vastgesteld op basis van het laadschema
op het moment dat de laadkabel werd
aangesloten.
• Controleer na het aansluiten van de
laadkabel of de laadindicator knippert
(→blz. 76)
• Gebruik geen contactdoos met
uitschakelfunctie (of timerfunctie)
Gebruik een contactdoos waar constant
spanning op staat. Bij contactdozen met
uitschakelfunctie door bijvoorbeeld een
timer verloopt het laden mogelijk niet
volgens plan als de spanning tijdens de
ingestelde tijd uitgeschakeld wordt.
2.2 Laden
112

Page 116 of 554

Instellen
Gebruik de laadschemaschakelaar en de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel als het laadschema
wordt gebruikt.
1Laadschemaschakelaar
2Bedieningstoetsen
instrumentenpaneel (→blz. 133)
3Multi-informatiedisplay
Laadschema opslaan
1. Druk op de laadschemaschakelaar.
Het scherm “Charge Schedule”
(laadschema) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Scheduled
Events” (geplande gebeurtenissen) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Scheduled Events”
(opgeslagen procedures) wordt
weergegeven.3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “+” te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Edit Charging Event”
(bewerk opgeslagen laadprocedure)
wordt weergegeven.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de regel
laadmodus/tijdinstellingen te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm laadmodus/
tijdinstellingen wordt weergegeven.
De weergave van de klok
(12-uursweergave/24-
uursweergave) wijzigt
overeenkomstig de instellingen van
de klok. (→Blz. 136)
2.2 Laden
114

Page 118 of 554

Druk om de functie in te schakelen en
de airconditioning te laten werken op
ofvan de bedieningstoetsen
van het instrumentenpaneel om
“Climate Prep” (aircovoorbereiding)
te selecteren en druk vervolgens op
.
Elke keer dat op
wordt gedrukt,
wisselt de functie tussen aan en uit.
9. Druk op
als het instellen voltooid
is.
Er wordt een scherm weergegeven
waarmee de instellingen kunnen
worden opgeslagen.
Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Yes” ( ja) te
selecteren en druk vervolgens op
om de instellingen op te slaan.
Als u de instellingen wilt wijzigen,
selecteert u “No” (nee) en herhaalt u
de procedure vanaf stap
3.
Na het voltooien van de instellingen
zal, als de laadkabel wordt
aangesloten op de auto, het laden
worden uitgevoerd volgens de
instellingen van het laadschema.
Wijzigen van opgeslagen laadschema's
De opgeslagen laadschema's kunnen aan
en uit worden gezet, worden gewist of
worden bewerkt.
1. Druk op de laadschemaschakelaar.
Het scherm “Charge Schedule”
(laadschema) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Scheduled
Events” (geplande gebeurtenissen) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Scheduled Events”
(opgeslagen procedures) wordt
weergegeven met een overzicht van
het opgeslagen laadschema.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het item te
selecteren dat u wilt wijzigen en druk
vervolgens op
.
Het scherm “Edit Charging Event”
(bewerk opgeslagen laadprocedure)
wordt weergegeven.
2.2 Laden
116

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 next >