display TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023 Instructieboekje (in Dutch)

Page 64 of 554

Laden (→blz. 73)
Om in de EV-/EV City-modus te kunnen
rijden, moet het batterijpakket
(tractiebatterij) vóór gebruik door een
externe voedingsbron worden opgeladen.
Zelfs als het laden van het batterijpakket
(tractiebatterij) niet voltooid is, kan er
met de auto gereden worden. Als het
batterijpakket (tractiebatterij) niet meer
voldoende geladen is, kan er mogelijk niet
in de EV-/EV City-modus worden
gereden of wordt de actieradius voor
elektrisch rijden kleiner.
Waarschuwingssysteem naderende
auto
Als u rijdt met uitgeschakelde
benzinemotor, wordt er een geluid, dat
aangepast wordt aan de rijsnelheid,
afgespeeld om mensen in de buurt te
waarschuwen dat de auto nadert. Het
geluid stopt als de rijsnelheid hoger
wordt dan ongeveer 25 km/h.
Regeneratief remmen
• In de volgende situaties wordt
kinetische energie omgezet in
elektrische energie en wordt er een
afremmingskracht gegenereerd
terwijl tegelijkertijd het batterijpakket
(tractiebatterij) wordt opgeladen.
– Het gaspedaal wordt losgelaten
terwijl er wordt gereden in stand D
of B.– Het rempedaal wordt ingetrapt
terwijl er wordt gereden in stand D
of B.
• Als het benzineroetfiltersysteem
(→blz. 344) in werking is om het
uitlaatgasfilter te regenereren, wordt
het batterijpakket (tractiebatterij)
mogelijk niet opgeladen.
Actieradius elektrisch rijden
• De actieradius voor elektrisch rijden
kan worden bekeken op het
multi-informatiedisplay, enz.
(→Blz. 148, 272, blz. 163, blz. 174)

De actieradius voor elektrisch rijden
wijzigt afhankelijk van de
ladingstoestand van het batterijpakket
(tractiebatterij), de rijsnelheid, enz.
• Afhankelijk van de situatie kan het
elektrisch rijden worden
uitgeschakeld en wordt zowel de
benzinemotor als de elektromotor
gebruikt, zelfs als het batterijpakket
(tractiebatterij) voldoende geladen is.
(→Blz. 63)
Nadat van de EV-modus is
overgeschakeld naar de HV-modus
vanwege een te geringe lading van het
batterijpakket (tractiebatterij)
Als het batterijpakket (tractiebatterij)
wordt geregenereerd wanneer de auto
langdurig een lange helling afrijdt, wordt
onder andere de actieradius voor
elektrisch rijden weergegeven op het
multi-informatiedisplay en wordt de
EV-modus automatisch ingeschakeld.
Als de EV-modus niet wordt
ingeschakeld terwijl de actieradius voor
elektrisch rijden wel wordt
weergegeven, kan de EV-modus worden
ingeschakeld door de selectieschakelaar
EV-/HV-modus in te drukken.
Brandstof tanken
Plug-in hybrideauto's kunnen rijden op
elektriciteit die geladen is via een
externe voedingsbron. Omdat de
benzinemotor, afhankelijk van de
situatie, ook wordt gebruikt in de
2.1 Plug-in hybridesysteem
62

Page 65 of 554

EV-modus en de benzinemotor ook
dient als voedingsbron in de HV-modus,
moet er brandstof in de tank van de auto
aanwezig zijn. Controleer het
brandstofniveau regelmatig en tank
onmiddellijk bij als het brandstofniveau
te laag wordt. (→Blz. 237)
Werking van de benzinemotor in de
EV-modus
Zelfs als de resterende lading in het
batterijpakket (tractiebatterij) voldoende
is en de actieradius voor elektrisch rijden
(→
blz. 148, 272, blz. 163, blz. 174)
wordt weergegeven op onder andere
het multi-informatiedisplay, kan het
elektrisch rijden (aandrijving door alleen
de elektromotor) worden uitgeschakeld
en kan, afhankelijk van de situatie, zowel
de benzinemotor als de elektromotor
worden gebruikt (er wordt weer
automatisch overgeschakeld naar
elektrisch rijden als elektrisch rijden
weer mogelijk geworden is).
In de volgende situaties wordt het
elektrisch rijden mogelijk automatisch
uitgeschakeld:
• Als de rijsnelheid hoger is dan
ongeveer 135 km/h.
• Als er tijdelijk meer vermogen nodig
is, bijvoorbeeld als het gaspedaal sterk
wordt ingetrapt of er plotseling wordt
geaccelereerd.
• Als de temperatuur van het
hybridesysteem te hoog is. De auto
heeft lang in de zon gestaan of na het
oprijden van een helling, het rijden
met hoge snelheid, enz.
• Als de temperatuur van het
hybridesysteem te laag is.

Als de verwarming wordt ingeschakeld
bij een buitentemperatuur lager dan
ongeveer -10°C.
• Als de schakelaar van de
voorruitontwaseming is ingedrukt.
(→Blz. 354)
• Als het systeem vaststelt dat de
benzinemotor gestart moet worden.De benzinemotor treedt mogelijk ook in
werking in andere dan de bovenstaande
gevallen, afhankelijk van de
omstandigheden.
Omstandigheden waarin de
benzinemotor mogelijk niet wordt
uitgeschakeld
De benzinemotor wordt automatisch
gestart en uitgeschakeld. Hij wordt
echter onder de volgende
omstandigheden mogelijk niet
automatisch uitgeschakeld
*:
• Tijdens de opwarmfase van de
benzinemotor
• Tijdens het opladen van het
batterijpakket (tractiebatterij)
• Als de temperatuur van het
batterijpakket (tractiebatterij) hoog
of laag is
• Als de schakelaar van de
voorruitontwaseming is ingedrukt.
(→Blz. 354)
*: Afhankelijk van de omstandigheden
wordt de benzinemotor mogelijk ook
niet automatisch uitgeschakeld in
andere dan de hiervoor genoemde
situaties.
Als de auto gedurende een langere tijd
niet wordt gebruikt
• Kan de 12V-accu ontladen raken.
Laad de 12V-accu in dat geval op.
(→Blz. 395)
Om te voorkomen dat het batterijpakket
(tractiebatterij) helemaal ontladen
raakt, moet het batterijpakket
(tractiebatterij) worden geladen via een
externe voedingsbron of moet het
hybridesysteem ten minste één keer per
2 - 3 maanden worden gestart, en moet
het contact UIT worden gezet nadat de
benzinemotor automatisch is gestopt.
(Als de benzinemotor niet start binnen
10 seconden nadat het controlelampje
READY is gaan branden, kan het contact
UIT worden gezet zonder dat verdere
actie ondernomen hoeft te worden.)
2.1 Plug-in hybridesysteem
63
2
Plug-in hybridesysteem

Page 66 of 554

• Als de auto achtergelaten wordt met
aangesloten laadkabel, neemt het
elektriciteitsverbruik van de 12V-accu
toe omdat er controles, zoals een
systeemcontrole, worden uitgevoerd.
Als de laadkabel niet meer nodig is,
moet hij direct worden losgekoppeld
van de auto.
• Voor auto's met solarlaadsysteem, zie
blz. 123.
Geluiden en trillingen die kenmerkend
zijn voor een hybrideauto
Mogelijk zijn er geen motorgeluiden
hoorbaar of trillingen voelbaar terwijl de
auto wel kan rijden en het
controlelampje READY brandt. Activeer
uit veiligheidsoverwegingen de
parkeerrem en zorg dat u stand P hebt
ingeschakeld wanneer u de auto
parkeert.
De volgende geluiden of trillingen
kunnen hoorbaar of voelbaar zijn als het
hybridesysteem in werking is en deze
duiden niet op een defect:
• Er kunnen motorgeluiden hoorbaar
zijn uit het motorcompartiment.
• Als het hybridesysteem wordt in- of
uitgeschakeld, kunnen er geluiden
hoorbaar zijn die afkomstig zijn van
het batterijpakket (tractiebatterij).
• Bij het inschakelen of uitschakelen
van het hybridesysteem zijn er
mogelijk werkingsgeluiden van de
relais te horen, zoals een klik of een
vaag gerammel, die afkomstig zijn van
het batterijpakket (tractiebatterij)
achter de achterstoelen.
• Als de achterklep open is, kunnen er
geluiden van het hybridesysteem
hoorbaar zijn.
• Als de benzinemotor start of stopt, bij
rijden met lage snelheden of als de
motor met stationair toerental draait,
kunnen er geluiden hoorbaar zijn van
de transmissie.
• Bij sterk accelereren kunnen er
motorgeluiden hoorbaar zijn.• Als het rempedaal wordt ingetrapt of
het gaspedaal wordt losgelaten,
kunnen er geluiden hoorbaar zijn die
worden veroorzaakt door het
regeneratief remmen.
• Als de benzinemotor start of stopt,
kunnen trillingen voelbaar zijn.
• Via de ventilatieopeningen kunnen
geluiden hoorbaar zijn die afkomstig
zijn van de koelventilator. (→Blz. 66)
Waarschuwingssysteem naderende
auto
In de volgende gevallen is het
waarschuwingssysteem voor een
naderende auto mogelijk moeilijk te
horen voor mensen in de buurt.
• In gebieden met harde
omgevingsgeluiden
• In de wind of regen
Ook is het waarschuwingssysteem voor
een naderende auto achter de auto
mogelijk moeilijker te horen dan voor de
auto omdat het systeem aan de
voorzijde van de auto is geïnstalleerd.
Als “Proximity Notification System
Malfunction Visit Your Dealer”
(Storing in waarschuwingssysteem
naderende auto. Ga naar uw dealer) op
het multi-informatiedisplay wordt
weergegeven
Er is mogelijk een storing aanwezig in
het waarschuwingssysteem voor een
naderende auto. Laat de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Onderhoud, reparatie, recycling en
afvoer
Neem voor onderhoud, reparatie,
recycling en afvoer contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Voer de auto niet zelf af.
2.1 Plug-in hybridesysteem
64

Page 68 of 554

Ventilatieopeningen batterijpakket
(tractiebatterij)
Er zijn ventilatieopeningen aanwezig aan
beide zijden van de rugleuning achter
voor de koeling van het batterijpakket
(tractiebatterij). Als deze
ventilatieopening wordt afgedekt, kan
het batterijpakket (tractiebatterij)
oververhit raken, waardoor het
laden/ontladen van het batterijpakket
(tractiebatterij) beperkt kan worden.
Uitschakelsysteem voor noodgevallen
Het uitschakelsysteem voor noodgevallen
zorgt ervoor dat het hoogspanningssy-
steem en de brandstofpomp worden uitge-
schakeld als de botsingssensor een aan-
rijding met een kracht boven een bepaalde
drempelwaarde heeft gesignaleerd, om de
kans op kortsluiting en brandstoflekkage
tot een minimum te beperken. Als het
uitschakelsysteem voor noodgevallen in
werking is getreden, kunt u uw auto niet
meer starten. Neem voor het herstarten
van het hybridesysteem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingsmelding
hybridesysteem
Als er een storing in het hybridesysteem
optreedt, of als het systeem onjuist wordt
bediend, wordt automatisch een melding
weergegeven. Lees de op het multi-infor-
matiedisplay weergegeven waarschu-
wingsmelding en volg de aanwijzingen op.
Als er een waarschuwingslampje gaat
branden of een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven of als de 12V-accu
wordt losgekoppeld
Mogelijk start het hybridesysteem niet.
Probeer in dat geval het systeem opnieuw
te starten. Neem als het controlelampje
READY niet gaat branden contact op met
een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als de brandstof opraakt
Als de brandstof op is en het hybridesy-
steem niet kan worden gestart, vult u de
tank met ten minste de hoeveelheid bran-
dstof die nodig is om het waarschuwings-
lampje laag brandstofniveau (→
blz. 438)
uit te laten gaan. Als er slechts een kleine
hoeveelheid brandstof in de tank zit, kan
het hybridesysteem mogelijk niet worden
gestart. (De standaardhoeveelheid
brandstof is ongeveer 7,5 liter, als de auto
op een vlakke ondergrond staat. Deze
waarde kan afwijken als de auto op een
helling staat. Vul extra brandstof bij
wanneer de auto schuin staat.)
Elektromagnetische golven

De hoogspanningsonderdelen en
-kabels van hybrideauto's zijn voorzien
van een afscherming voor elektroma-
gnetische golven, en zenden ongeveer
net zo veel elektromagnetische golven
uit als conventionele auto's met een
benzinemotor, of elektronische
huishoudapparatuur.
• Uw auto kan storingen veroorzaken in
niet-originele audio-onderdelen.
2.1 Plug-in hybridesysteem
66

Page 72 of 554

OPMERKING(Vervolg)
ten minste een totale hoeveelheid van
20 l), aangezien dit mogelijk van invloed
is op onderdelen van het
brandstofsysteem of de benzinemotor.
•Als er gedurende een bepaalde periodeniet getankt is en de kans bestaat dat
de kwaliteit van de brandstof in de tank
achteruit is gegaan, wordt de melding
“No new fuel has been added recently.
Please refuel” weergegeven op het
multi-informatiedisplay als het contact
AAN wordt gezet. Ga direct tanken als
de melding weergegeven wordt.
2.1.3 Tips voor het rijden met
een plug-in hybrideauto
Besteed aandacht aan de volgende
punten om zuinig en milieuvriendelijk
te rijden:
Effectief gebruik van de EV-modus en
de HV-modus
Als u de EV-modus gebruikt voor het
rijden in stedelijke gebieden en de
HV-modus voor het rijden op provinciale
wegen en snelwegen, helpt dat brandstof
en elektriciteit te besparen. (→Blz. 58)
Gebruik van de EV City-modus
In de EV City-modus wordt het
motorvermogen beperkt en het gebruik
van de benzinemotor geminimaliseerd.
Zo kan de auto in stedelijke gebieden en
dergelijke worden aangedreven door
uitsluitend de elektromotor
(tractiemotor). (→Blz. 59)
Gebruik van de ECO-rijmodus
Bij gebruik van de ECO-rijmodus kan het
koppel dat correspondeert met de mate
waarin het gaspedaal wordt ingetrapt
geleidelijker worden afgegeven dan
onder normale omstandigheden.
Bovendien wordt de werking van de
airconditioning (verwarmen/koelen)
geminimaliseerd zodat er minder
brandstof en elektriciteit verbruikt
worden. (→Blz. 282) Gebruik van de
hybridesysteemindicator
Milieubewust rijden is mogelijk door de
hybridesysteemindicator binnen de
Eco-zone te houden. (→Blz. 154)
Bediening transmissie
Zet de selectiehendel in stand D als u
moet wachten bij een verkeerslicht of als
u in druk verkeer rijdt. Selecteer stand P
wanneer de auto geparkeerd wordt. Als u
stand N gebruikt, is er geen positief effect
op het brandstofverbruik. In stand N
werkt de benzinemotor, maar kan er geen
elektriciteit worden opgewekt. Ook bij
gebruik van de airconditioning, enz.
wordt het vermogen van het
batterijpakket (tractiebatterij) verbruikt.
Bedienen van het gaspedaal/rempedaal
• Rijd zo vloeiend mogelijk. Voorkom
onnodig snel accelereren en hard
remmen. Wanneer geleidelijk wordt
geaccelereerd en gedecelereerd,
worden de voordelen van de
elektromotor (tractiemotor) beter
benut, zodat het brandstofverbruik
van de benzinemotor lager is.
• Voorkom herhaaldelijk accelereren. Herhaaldelijk accelereren put het
batterijpakket (tractiebatterij) uit
waardoor de auto meer brandstof
verbruikt. Het batterijpakket kan
worden opgeladen door tijdens het
rijden het gaspedaal iets te laten
opkomen.
Bij het remmen
Rem rustig en tijdig. Er kan meer
elektrische energie worden
geregenereerd tijdens het decelereren.
Files
Herhaaldelijk accelereren en decelereren
en ook langdurig wachten bij
verkeerslichten veroorzaakt een hoog
brandstof- en elektriciteitsverbruik.
Raadpleeg de verkeersberichten en
vermijd files zo veel mogelijk. Laat, als u
in een file komt te staan, het rempedaal
2.1 Plug-in hybridesysteem
70

Page 74 of 554

2.1.4 Actieradius elektrisch
rijden
De actieradius voor elektrisch rijden die
onder andere wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay toont de
referentieafstand waarover elektrisch
(uitsluitend aangedreven door de
elektromotor) gereden kan worden. De
werkelijke afstand die gereden kan
worden, kan afwijken van de afstand die
wordt weergegeven.
Zelfs als de actieradius voor elektrisch
rijden wordt weergegeven kan het
elektrisch rijden worden uitgeschakeld en
wordt zowel de benzinemotor als de
elektromotor gebruikt. (→Blz. 63)
Weergegeven waarde
De weergegeven waarde op onder andere
het multi-informatiedisplay (→blz. 148,
272, blz. 163, blz. 174) is gebaseerd op de
volgende informatie.
• De actuele lading van het
batterijpakket (tractiebatterij)
• Het elektriciteitsverbruik (de
geschatte afstand die elektrisch
gereden kan worden per eenheid
elektrische energie) gebaseerd op de
opgeslagen waarde
• Het elektriciteitsverbruik van de
airconditioning in het verleden
Het elektriciteitsverbruik is afhankelijk van
de manier waarop er met de auto gereden
wordt. De auto registreert automatisch
het elektriciteitsverbruik als hij geladen
wordt en gebruikt het elektriciteitsver-
bruik voor het inschatten van de actiera-
dius voor elektrisch rijden. Daarom kan de
actieradius voor elektrisch rijden die wordt
weergegeven als het batterijpakket
(tractiebatterij) volledig geladen is anders
zijn dan de vorige actieradius voor
elektrisch rijden, afhankelijk van de manier
waarop er met de auto gereden is.
De actieradius voor elektrisch rijden kan
per keer laden aanzienlijk verschillen
totdat het elektriciteitsverbruikgebaseerd op de opgeslagen waarde
stabiel is (na een tot twee maanden). Dit
duidt echter niet op een storing.
Als het airconditioningsysteem in
werking is, wordt de actieradius voor
elektrisch rijden (met ingeschakeld
airconditioningsysteem) geschat op
basis van het elektriciteitsverbruik door
het airconditioningsysteem in het
verleden, rekening houdend met het feit
dat het elektriciteitsverbruik hoger kan
worden.
Tips voor het vergroten van de
actieradius voor elektrisch rijden
De afstand die gereden kan worden in de
EV-modus is sterk afhankelijk van hoe er
met de auto gereden wordt, de wegcon-
dities, het weer, de buitentemperatuur, het
gebruik van elektrische componenten en
het aantal inzittenden.
De afstand die gereden kan worden in de
EV-modus kan worden vergroot door
onderstaande aanwijzingen te volgen:
• Houd een veilige afstand tot uw
voorligger en voorkom onnodig
accelereren en decelereren
• Accelereer en decelereer zo vloeiend
mogelijk
• Rijd niet te hard en probeer zo veel
mogelijk een constante snelheid aan
te houden
• Stel de airconditioning in op een
gematigde temperatuur en zet de
aircoschakelaar (
) uit als gebruik
van de airconditioning niet nodig is

Gebruik banden met de voorgeschreven
maat en houd de bandenspanning op de
voorgeschreven waarde
•Gebruik de selectieschakelaar EV-/HV-
modus om naar de HV-modus te
schakelen bij het rijden op de snelweg
Het elektriciteitsverbruik neemt
aanzienlijk toe als er in de EV-modus
op de snelweg wordt gereden.
• Vervoer geen onnodig gewicht in de
auto
2.1 Plug-in hybridesysteem
72

Page 75 of 554

Manieren waarop wordt aangegeven
dat het laden is voltooid
Het volgende geeft aan dat de
laadprocedure op de juiste manier is
uitgevoerd.
• De laadindicator gaat uit
• De lampjes van de statusindicator vanhet batterijpakket (tractiebatterij)
branden gedurende ongeveer
15 seconden. (→Blz. 75) • “Charging Complete” (laden voltooid)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay bij het
wegrijden (→blz. 100)
Ongeacht het type voedingsbron of het
gebruik van de laadschemafunctie is de
laadprocedure voltooid als aan
bovenstaande voorwaarden is voldaan.
Laadgerelateerde meldingen: →blz. 126
2.2 Laden
2.2.1 Laaduitrusting
Deze auto kan worden aangesloten op een externe voedingsbron.
Laaduitrusting en benamingen
1Laadcontact
2Verlichting laadcontact
3Waarschuwingslabel/identificatielabel
4Klep laadaansluiting (→blz. 74, blz. 88)
5Laadindicator (→blz. 76)
6Vergrendeltoets laadstekker
(→blz. 90)
7Statusindicator batterijpakket
(tractiebatterij) ( →blz. 75)
8Laadkabel*(→blz. 77)
9Laadaansluiting
*: Het aantal laadkabels kan per regio verschillend zijn.
2.1 Plug-in hybridesysteem
73
2
Plug-in hybridesysteem

Page 78 of 554

Als het batterijpakket (tractiebatterij)
volledig geladen is
Als de laadkabel aangesloten is, branden
de 3 lampjes van de statusindicator van
het batterijpakket (tractiebatterij) om de
gebruiker te informeren dat het
batterijpakket (tractiebatterij) volledig
geladen is.
*
*
: Als de drukstift (→blz. 108) is
ingedrukt, kunnen de lampjes van de
statusindicator van het batterijpakket
(tractiebatterij) gaan knipperen.Laadindicator
Het branden/knipperpatroon verandert
op de volgende manieren om de
gebruiker te informeren over de
laadstatus.
Branden/knipperpatroon Conditie auto
Brandt■Bezig met laden
■Laden is mogelijk
■De “Traction Battery Heater” (verwarming
tractiebatterij) (→blz. 96) is in werking
■De “Traction Battery Cooler” (koeler tractiebatterij)
(→blz. 96) is in werking
*1
Knippert (normaal)*2Als het laadschema is opgeslagen (→blz. 111) en de laad-
kabel is aangesloten op de auto
Knippert snel
*2Als laden niet mogelijk is door een storing in de voedings-
bron of auto enz.
Brandt niet■De laadstekker is niet aangesloten op het laadcontact
■Als het laadschema (→blz. 111) stand-by staat
■Als het laden is voltooid
*1: Indien aanwezig
*2: Gaat uit nadat het gedurende een bepaalde tijd geknipperd heeft.
Laadindicator
Als er een systeemstoring optreedt
tijdens het laden of als de op afstand
bedienbare airconditioning wordt
gebruikt, knippert de laadindicator snel
gedurende een bepaalde tijd en gaat hij
vervolgens uit.
Als dat gebeurt, wordt de volgende keer
dat het hybridesysteem gestart wordt
een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay. Volg de
instructies die worden weergegeven op
het display als er een melding wordt
weergegeven.
2.2 Laden
76

Page 95 of 554

2.2.4 Voedingsbronnen die
kunnen worden gebruikt
Voor het laden van deze auto is een
externe voedingsbron nodig die voldoet
aan de volgende criteria. Controleer dit
vóór het laden.
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen voor elektrische
storingen
Neem de voorzorgsmaatregelen in deze
handleiding in acht bij het laden van de
auto. Wanneer u geen voedingsbron
gebruikt die aan de vereisten voldoet of
wanneer u de voorschriften tijdens het
laden niet naleeft, kan dat leiden tot
een ongeval met mogelijk dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
Voedingsbronnen
• Sluit aan op een contactdoos met een
spanning van 220 - 240 V met een
aardlekschakelaar en een
stroomonderbreker. Sluit de laadkabel
aan op een aparte groep met een
minimale capaciteit van 13 ampère.
• Het wordt aanbevolen om één
contactdoos exclusief voor het laden
te gebruiken. Als u de laadkabel
aansluit op een contactdoos met
meerdere groepen waarop ook andere
apparatuur is aangesloten, kan de
stroomonderbreker in werking
treden.
*
• Controleer of de contactdoos is
voorzien van een aardlekschakelaar.
Laat, als dat niet het geval is, er een
monteren door een naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Als het laden buiten plaatsvindt,
controleer dan of de contactdoos
waterdicht is en voor gebruik
buitenshuis goedgekeurd is. Het
wordt aanbevolen om vóór gebruik te
controleren of de aardlekschakelaar
werkt.• Controleer of er plaatselijke
regelgeving met betrekking tot
EV-laden van toepassing is en houd u
hieraan.
*: Neem contact op met een elektricien
voor meer informatie.
De laadomgeving
De volgende laaduitrusting en
instellingen worden aanbevolen om
veilig te kunnen laden.
• Waterdichte contactdoos
Als het laden buiten plaatsvindt, moet
de stekker aangesloten worden op een
waterdichte contactdoos en moet
worden gecontroleerd of de
verbinding waterdicht blijft terwijl de
stekker is aangesloten.
• Speciaal circuit
– Sluit de laadkabel alleen aan op een
speciale groep met een minimale
capaciteit van 13 ampère met
piekstroombeveiliging, om de kans
op brand te verkleinen.
– Sluit de laadkabel aan op een
contactdoos met aardlekschakelaar,
om de kans op een elektrische schok
tijdens het gebruik van de stekker te
verkleinen.
• Op afstand bedienbare schakelaar
Hiermee kan de stroom tussen de
contactdoos en de stekker worden
uitgeschakeld, zodat de stekker op
regenachtige dagen veilig kan worden
verwijderd of geplaatst.
Als de stroomonderbreker in werking
treedt tijdens het laden
De bovenste limiet van de laadstroom kan
worden gewijzigd bij de instellingen in
“Vehicle Settings” (voertuiginstellingen)
op het multi-informatiedisplay.
1. Druk opofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
(“Vehicle Settings”
(voertuiginstellingen)) te selecteren
op het scherm
en druk vervolgens
op.
2.2 Laden
93
2
Plug-in hybridesysteem

Page 98 of 554

De laadtijd kan toenemen
In de volgende situaties kan de laadtijd
langer zijn dan normaal:
• Bij erg hoge of erg lage temperaturen.
• De auto verbruikt veel elektriciteit,
bijvoorbeeld wanneer de koplampen
enz. zijn ingeschakeld.
• Tijdens het laden is de stroom
uitgevallen.
• Er is een onderbreking in de
stroomvoorziening.
• Er is sprake van een spanningsval bij
de externe voedingsbron.
• De lading van de 12V-accu is te laag,
bijvoorbeeld omdat er gedurende
langere tijd niet met de auto is
gereden.
• De maximale stroomsterkte tijdens
het laden is begrensd op 8 A via de
instellingen van “Vehicle Settings”
(voertuiginstellingen). (→Blz. 93)
• Als de “Traction Battery Heater”
(verwarming tractiebatterij) in
werking is.
• Als de “Traction Battery Cooler”
(koeler tractiebatterij) in werking is
geweest voor het laden. (indien
aanwezig) (→Blz. 96)
• Als de stekker warmte genereert door
een losse aansluiting, enz.
Gebruik van een gelijkstroomlader
Gelijkstroomladers kunnen niet worden
gebruikt voor deze auto.
Laadgekoppelde functies
Deze auto is uitgerust met meerdere
functies die aan het laden gekoppeld zijn.
“Traction Battery Heater”(verwarming
tractiebatterij)
Als de buitentemperatuur laag is en de
laadkabel is aangesloten op de auto,
verwarmt deze functie automatisch het
batterijpakket (tractiebatterij) totdat
deze een bepaalde temperatuur bereikt of
overschrijdt.• Als de laadkabel wordt verwijderd van
de auto of ongeveer 3 dagen op de
auto aangesloten blijft, wordt het
systeem automatisch uitgeschakeld.
• Als het laadschema wordt gebruikt
(→blz. 111), werkt deze functie
overeenkomstig het laadschema.
“Traction Battery Cooler” (koeler
tractiebatterij) (indien aanwezig)
Als het batterijpakket (tractiebatterij)
heet is, wordt het ter bescherming
gekoeld door de airconditioning van de
auto voordat het laden wordt
uitgevoerd.
Als de temperatuur van het
batterijpakket (tractiebatterij) hoger is
dan een bepaalde waarde en het contact
UIT wordt gezet, wordt er een
controlescherm weergegeven op het
multi-informatiedisplay dat aangeeft of
de “Traction Battery Cooler” (koeler
tractiebatterij) is ingeschakeld.
Als “No” (nee) geselecteerd is, werkt het
koelsysteem voor het batterijpakket
(tractiebatterij) niet.
“Traction Battery Heater”(verwarming
tractiebatterij)
• “Traction Battery Heater”
(verwarming tractiebatterij) kan
ingeschakeld worden als er niet
geladen wordt.
• Als de “Traction Battery Heater”
(verwarming tractiebatterij) in
werking is, brandt de laadindicator.
2.2 Laden
96

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 ... 170 next >