display TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023 Instructieboekje (in Dutch)

Page 99 of 554

• Als de “Traction Battery Heater”
(verwarming tractiebatterij) in
werking is tijdens het laden, kan het
laden langer duren dan normaal.
• Als de buitentemperatuur hoog wordt
terwijl de “Traction Battery Heater”
(verwarming tractiebatterij) in
werking is, kan het laden voltooid zijn
vóór de ingestelde “Departure”-tijd
(vertrektijd). (→Blz. 111)
• De “Traction Battery Heater”
(verwarming tractiebatterij) kan in-
en uitgeschakeld worden in “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) op
het multi-informatiedisplay.
(→Blz. 478)
• De “Traction Battery Heater”
(verwarming tractiebatterij) werkt
mogelijk zelfs als het batterijpakket
(tractiebatterij) volledig geladen is,
afhankelijk van de temperatuur van
het batterijpakket (tractiebatterij).
– De resterende hoeveelheid lading in
het batterijpakket (tractiebatterij)
neemt af als de “Traction Battery
Heater” (verwarming
tractiebatterij) is ingeschakeld. De
laadprocedure start mogelijk
opnieuw om het batterijpakket
(tractiebatterij) te laden.
– Charging Stopped Due to Pulled
Charging Connector (laden gestopt
vanwege losgetrokken laadstekker)
wordt mogelijk weergegeven als de
laadstekker tijdens het opnieuw
laden wordt verwijderd. (→Blz. 126)
“Traction Battery Cooler” (koeler
tractiebatterij) (indien aanwezig)
• Als de temperatuur van het
batterijpakket (tractiebatterij) hoger
is dan een bepaalde waarde en het
contact UIT wordt gezet, wordt er een
controlescherm weergegeven op het
multi-informatiedisplay dat aangeeft
of de “Traction Battery Cooler” (koeler
tractiebatterij) is ingeschakeld. Als na
ongeveer 5 minuten “Yes” ( ja) op dit
scherm wordt weergegeven, kan het
systeem in werking treden.• Als het laden begint, werkt de
“Traction Battery Cooler” (koeler
tractiebatterij) alleen als de
temperatuur van het batterijpakket
(tractiebatterij) hoog is.
• De laadindicator brandt wanneer de
“Traction Battery Cooler” (koeler
tractiebatterij) stand-by staat of in
werking is.
• De “Traction Battery Cooler” (koeler
tractiebatterij) werkt maximaal
ongeveer 30 minuten. Als echter de
“Departure”-tijd (vertrektijd) is
ingesteld (→blz. 111) en er niet
voldoende tijd zit tussen het huidige
tijdstip en het tijdstip waarop het
laden voltooid is, kan de tijd dat de
“Traction Battery Cooler” (koeler
tractiebatterij) in werking is, korter
worden.
• Als er nog maar weinig resterende
lading in het batterijpakket
(tractiebatterij) aanwezig is, werkt de
“Traction Battery Cooler” (koeler
tractiebatterij) mogelijk niet, ook al is
de temperatuur van het batterijpakket
(tractiebatterij) hoog.
• Als de volgende handelingen worden
uitgevoerd terwijl de “Traction Battery
Cooler” (koeler tractiebatterij) in
werking is, wordt het koelen van het
batterijpakket (tractiebatterij)
gestopt.
– Er wordt een portier geopend
– De motorkap wordt geopend
– Het contact wordt in een andere
stand dan UIT gezet
– Het alarmsysteem is in werking
(indien aanwezig) (→blz. 51)
– De schakelstand wordt een andere
dan stand P
– De op afstand bedienbare
airconditioning is ingeschakeld
(→blz. 359)
– “Charge now” (nu opladen) wordt
uitgevoerd (→blz. 112)
– De resterende lading in het
batterijpakket (tractiebatterij) is
lager dan een bepaalde waarde
2.2 Laden
97
2
Plug-in hybridesysteem

Page 100 of 554

• Als het contact UIT wordt gezet, wordt
er een controlescherm weergegeven
op het multi-informatiedisplay dat
aangeeft of de “Traction Battery
Cooler” (koeler tractiebatterij) is
ingeschakeld. Dit controlescherm kan
worden in- en uitgeschakeld in de
“Meter Customize”-instellingen
(persoonlijke voorkeursinstellingen
instrumentenpaneel) op het
multi-informatiedisplay (→blz. 171).
Als voor het controlescherm echter
“Off” (uit) wordt geselecteerd, werkt
de “Traction Battery Cooler” (koeler
tractiebatterij) niet meer.
• De “Traction Battery Cooler” (koeler
tractiebatterij) gebruikt de energie
van het batterijpakket (tractiebatterij)
en de externe voedingsbron.– Als de “Traction Battery Cooler”
(koeler tractiebatterij) in werking is,
neemt de resterende lading in het
batterijpakket (tractiebatterij)
binnen een zekere marge toe en af
en neemt hij niet toe zoals bij
normaal laden.
– De werking van de “Traction Battery
Cooler” (koeler tractiebatterij)
wordt herkend als laden door een
lader. De lader berekent hiervoor
dan ook kosten op basis van de
laadtijd.
2.2.6 Laadtips
In dit hoofdstuk worden methoden toegelicht voor het gebruiken van de laadfunctie
van deze auto en het bekijken van informatie met betrekking tot het laden.
Systematisch laden
Om de EV-modus te kunnen gebruiken adviseren we het systematisch laden van de auto.
2.2 Laden
98

Page 102 of 554

Bekijken van informatie met betrekking
tot het laden
Informatie met betrekking tot het laden
kan worden weergegeven en bekeken op
het multi-informatiedisplay.
Tijdens het laden
Als er een portier geopend wordt tijdens
het laden, kunnen de huidige
ladingstoestand en de tijd tot volledige
lading worden bekeken.
Nadat het laden is voltooid
Nadat het laden is voltooid, wordt de
eerste keer dat het hybridesysteem
gestart wordt een melding weergegeven
met de resultaten van het laden. Ook
wordt er een melding weergegeven als er
een handeling wordt uitgevoerd om het
laden te stoppen of als zich een situatie
voordoet waarbij er niet kan worden
geladen.
Volg de instructies die worden
weergegeven op het display als er een
melding wordt weergegeven. (→Blz. 126)Display instrumentenpaneel tijdens
laden
Als tijdens het laden ongeveer
100 seconden verstreken zijn nadat het
contact AAN is gezet, gaat het contact
automatisch UIT en wordt het display van
het instrumentenpaneel uitgeschakeld.
2.2.7 Wat u moet weten voor het
laden
Lees de volgende
voorzorgsmaatregelen voordat u de
laadkabel aansluit op de auto en het
batterijpakket (tractiebatterij) gaat
laden.
Voorzorgsmaatregelen bij laden
Deze auto is ontworpen om geladen te
worden via een externe voedingsbron
met behulp van een laadkabel die
exclusief is bedoeld voor standaard
wandcontactdozen.
De auto verschilt echter op de volgende
manieren sterk van standaard
huishoudelijke elektrische apparaten en
onjuist gebruik kan brand of elektrische
schokken veroorzaken, met mogelijk
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
• Het laden moet plaatsvinden bij 10 A,
onafgebroken gedurende maximaal
3 uur en 10 minuten. (→Blz. 95)
• Het laden kan buiten plaatsvinden.
Om op de juiste manier te laden, dient u
onderstaande uitleg te lezen en de
procedure te volgen. Het laden moet
worden uitgevoerd door bestuurders die
over een geldig rijbewijs beschikken en
die de procedure van het laden
begrijpen.
• Laat geen kinderen zonder toezicht
gebruikmaken van de laadkabel. Houd
de laadkabel altijd buiten bereik van
kinderen.
• Volg als u de auto laadt met een lader
de instructies van de lader.
2.2 Laden
100

Page 104 of 554

• Gebruik de laadschemafunctie zo veel
mogelijk om ervoor te zorgen dat het
batterijpakket (tractiebatterij)
volledig geladen is vlak voordat u
wegrijdt. (→Blz. 111)
Verder zal, als de capaciteit van het
batterijpakket (tractiebatterij) afneemt,
de afstand afnemen die in de EV-modus
gereden kan worden. De prestaties van
de auto nemen echter niet merkbaar af.
Als de resterende hoeveelheid lading
in het batterijpakket (tractiebatterij)
laag is na het laden
In de volgende situaties kan de
resterende lading in het batterijpakket
(tractiebatterij) lager zijn dan normaal
nadat het laden is voltooid om het
systeem te beschermen (de actieradius
voor elektrisch rijden nadat het
batterijpakket volledig geladen is, kan
korter zijn).
*
• Het laden vindt plaats als de
buitentemperatuur laag of hoog is
• Het laden vindt plaats direct na het
rijden met zware belasting of in
extreme hitte
Als geen van bovenstaande situaties van
toepassing is en er een aanzienlijke
daling van de resterende lading van het
batterijpakket (tractiebatterij) is na het
laden, laat dan de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
*: Als dit gebeurt, zal de resterende
lading sneller afnemen dan normaal,
zelfs als het display met de resterende
lading van het batterijpakket
(tractiebatterij) aangeeft dat het
batterijpakket (tractiebatterij) volledig
geladen is.Wanneer de hoeveelheid lading die
naar het batterijpakket
(tractiebatterij) wordt gestuurd,
afneemt.
Wanneer de lader een laag vermogen
heeft of bediening van de “Traction
Battery Heater” (verwarming
tractiebatterij), enz. ervoor zorgt dat er
minder laadvermogen naar het
batterijpakket (tractiebatterij) wordt
gestuurd, neemt de hoeveelheid lading
die naar het batterijpakket
(tractiebatterij) wordt gestuurd mogelijk
af.
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het laden
Geadviseerd wordt de laadprocedure
niet uit te laten voeren door mensen
met geïmplanteerde pacemakers of
CRT-pacemakers. Vraag iemand anders
dat te doen.
• Kom niet in de buurt van de lader en
de laadkabel tijdens het laden. Het
laden kan de werking van dergelijke
apparatuur beïnvloeden.
• Blijf niet in de auto tijdens het laden.
Het laden kan de werking van
dergelijke apparatuur beïnvloeden.
• Stap niet in de auto en haal ook niets
uit de bagageruimte. Het laden kan
de werking van dergelijke apparatuur
beïnvloeden.
Als de laadkabel is aangesloten op de
auto
Bedien de selectiehendel niet. In het
onwaarschijnlijke geval dat de
laadkabel beschadigd is geraakt, kan
een andere stand dan stand P worden
geselecteerd en kan de auto in
beweging komen, met een ongeval tot
gevolg.
2.2 Laden
102

Page 108 of 554

Als de laadindicator knippert nadat de
laadstekker aangesloten is:
Er is een laadschema opgeslagen
(→blz. 111). Draag een elektronische
sleutel bij u en druk op de vergrendeltoets
voor de laadstekker om de laadstekker te
ontgrendelen.
Verwijder de laadstekker tijdelijk en sluit
hem na ongeveer 5 seconden weer aan.
(→Blz. 106)
Als het waarschuwingslampje storing van
het CCID (Charging Circuit Interrupting
Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) tijdens het laden knippert,
raadpleeg dan blz. 80 en volg de juiste
procedure.
De laadindicator dooft zodra het laden is
voltooid.
Tijdens het laden
• Het oppervlak van het CCID (ChargingCircuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
kan heet worden. Dit is normaal en
duidt niet op een storing. (Bij gebruik
van de laadkabel Mode 2.)
• Afhankelijk van de radiogolven kan er ruis hoorbaar zijn op de radio.
• De huidige ladingstoestand en de geschatte tijd tot het laden voltooid is,
kunnen worden bekeken op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 100)
• De lampjes van de statusindicator van het batterijpakket (tractiebatterij)branden en knipperen, en veranderen
van status al naargelang de mate van
lading. (→Blz. 75) Als de laadindicator knippert na het
aansluiten van de laadkabel
Er is een laadschema (→blz. 111)
geregistreerd en het laden kan niet
worden uitgevoerd. Om het laden
middels het laadschema uit te schakelen
en te beginnen met laden moet een van
de onderstaande procedures worden
uitgevoerd.
• Zet “Charge Now” (nu opladen) aan
(→blz. 117)
• Verwijder de laadstekker en sluit hem binnen 5 seconden weer aan terwijl de
laadindicator knippert
Als de laadstekker niet in het
laadcontact kan worden gestoken
→Blz. 90
Na het laden
Volg bij het verwijderen altijd
onderstaande procedures om een
elektrische schok te voorkomen.
1. Draag een elektronische sleutel bij u en druk op de vergrendeltoets voor de
laadstekker om de laadstekker te
ontgrendelen.
De laadstekker wordt ontgrendeld
door het Smart Lid-systeem en het
vergrendelsysteem van de
laadstekker.
2.2 Laden
106

Page 110 of 554

Veiligheidsfunctie
Het laden wordt niet gestart als de
laadstekker niet vergrendeld is. Als de
laadindicator niet gaat branden nadat de
laadstekker aangesloten is, verwijder dan
de stekker en sluit hem opnieuw aan.
Controleer of de laadindicator nu wel
brandt.
Als de buitentemperatuur laag of hoog
is
Het niveau dat wordt weergegeven op
het display met de resterende lading
(→blz. 159) kan iets dalen als het contact
AAN wordt gezet, zelfs als het laden
voltooid is en het batterijpakket
(tractiebatterij) volledig geladen is. Dit
duidt echter niet op een storing.
De laadtijd kan toenemen
→Blz. 96
Tijdens het laden
Als het contact AAN gezet wordt en de
energiemonitor weergegeven wordt,
wordt de laadstekker weergegeven op de
energiemonitor en wordt de stroom van
de elektriciteit tijdens het laden
weergegeven (→blz. 152). Verder wordt,
als de laadstekker vergrendeld is,
weergegeven.
Als de laadkabel niet kan worden
ontgrendeld
→Blz. 91
Bij het verwijderen van de laadstekker
Draag een elektronische sleutel bij u en
druk op de vergrendeltoets voor de
laadstekker. Controleer of de
vergrendeling gedeactiveerd is en trek de
laadstekker naar u toe. Drukstift
Raak, als de klep van de laadaansluiting
open is, de drukstift niet aan. Als hij per
ongeluk wordt aangeraakt, kan de klep
van de laadaansluiting of de vergrende-
ling van de stekker worden geactiveerd.
Als deze per ongeluk worden geactiveerd,
druk dan, terwijl u een elektronische
sleutel bij u draagt of nadat u de portieren
hebt ontgrendeld, op de vergrendeltoets
van de laadstekker om ze te
ontgrendelen.
WAARSCHUWING!
Tijdens laden
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u
dat niet doet, kunt u een ongeval
veroorzaken, waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
• Sluit de laadkabel aan op een
voedingsbron die geschikt is voor
het laden. (→Blz. 93)

Controleer vóór het laden of het
laadcontact niet vervormd, beschadigd
of gecorrodeerd is en of er geen stof of
andere verontreinigingen zoals
2.2 Laden
108

Page 116 of 554

Instellen
Gebruik de laadschemaschakelaar en de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel als het laadschema
wordt gebruikt.
1Laadschemaschakelaar
2Bedieningstoetsen
instrumentenpaneel (→blz. 133)
3Multi-informatiedisplay
Laadschema opslaan
1. Druk op de laadschemaschakelaar.
Het scherm “Charge Schedule”
(laadschema) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Scheduled
Events” (geplande gebeurtenissen) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Scheduled Events”
(opgeslagen procedures) wordt
weergegeven.3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “+” te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Edit Charging Event”
(bewerk opgeslagen laadprocedure)
wordt weergegeven.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de regel
laadmodus/tijdinstellingen te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm laadmodus/
tijdinstellingen wordt weergegeven.
De weergave van de klok
(12-uursweergave/24-
uursweergave) wijzigt
overeenkomstig de instellingen van
de klok. (→Blz. 136)
2.2 Laden
114

Page 118 of 554

Druk om de functie in te schakelen en
de airconditioning te laten werken op
ofvan de bedieningstoetsen
van het instrumentenpaneel om
“Climate Prep” (aircovoorbereiding)
te selecteren en druk vervolgens op
.
Elke keer dat op
wordt gedrukt,
wisselt de functie tussen aan en uit.
9. Druk op
als het instellen voltooid
is.
Er wordt een scherm weergegeven
waarmee de instellingen kunnen
worden opgeslagen.
Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Yes” ( ja) te
selecteren en druk vervolgens op
om de instellingen op te slaan.
Als u de instellingen wilt wijzigen,
selecteert u “No” (nee) en herhaalt u
de procedure vanaf stap
3.
Na het voltooien van de instellingen
zal, als de laadkabel wordt
aangesloten op de auto, het laden
worden uitgevoerd volgens de
instellingen van het laadschema.
Wijzigen van opgeslagen laadschema's
De opgeslagen laadschema's kunnen aan
en uit worden gezet, worden gewist of
worden bewerkt.
1. Druk op de laadschemaschakelaar.
Het scherm “Charge Schedule”
(laadschema) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Scheduled
Events” (geplande gebeurtenissen) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Scheduled Events”
(opgeslagen procedures) wordt
weergegeven met een overzicht van
het opgeslagen laadschema.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het item te
selecteren dat u wilt wijzigen en druk
vervolgens op
.
Het scherm “Edit Charging Event”
(bewerk opgeslagen laadprocedure)
wordt weergegeven.
2.2 Laden
116

Page 119 of 554

4. Druk opofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het item te
selecteren dat u wilt bewerken en
voer de noodzakelijke handeling uit.
• “ON/OFF” (AAN/UIT)
Iedere keer als op
van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel wordt gedrukt,
wijzigt het geselecteerde
laadschema tussen “On” (aan) en
“Off” (uit).
Als “Off” (uit) is ingesteld, wordt een
laadschema genegeerd en wordt het
laden via het laadschema niet
uitgevoerd.
Als
wordt ingedrukt, is de
instelling voltooid.
• “Edit” (bewerken)
Wijzig de gewenste instellingen
zoals beschreven vanaf stap
4van
de procedure “Laadschema
opslaan”. (→Blz. 114)
Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Yes” ( ja) te
selecteren en druk vervolgens op
om het laadschema op te slaan.
Druk op
om terug te keren naar
het vorige scherm.
Selecteer “No” (nee) en druk op
om wijzigingen te annuleren.
• “Delete” (verwijderen)
Door op
van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel te drukkenwordt er een bevestigingsscherm
voor het wissen weergegeven.
Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Yes” ( ja) te
selecteren en druk vervolgens op
om het geselecteerde
laadschema te wissen.
Druk op
om terug te keren naar
het vorige scherm.
Selecteer “No” (nee) en druk op
om het wissen te annuleren.
Instellen van “Charge Now” (nu laden)
op “On” (aan).
De instelling “Charge Now” (nu laden)
kan worden gewijzigd door het uitvoeren
van een van de twee onderstaande
procedures.
Via het scherm “Charge Schedule”
(laadschema)
1. Druk op de laadschemaschakelaar.
Het scherm “Charge Schedule”
(laadschema) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
2.2 Laden
117
2
Plug-in hybridesysteem

Page 120 of 554

2. Druk opofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charge
Now” (nu laden) te selecteren en druk
vervolgens op
.
Elke keer als op
wordt gedrukt,
schakelt “Charge Now” (nu laden)
tussen “On” (aan) en “Off” (uit).
Via het scherm “Ending” (beëindigen)
1. Zet het contact UIT.
Het scherm “Ending” (beëindigen)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 135)
2. Druk als het scherm “Ending”
(beëindigen) wordt weergegeven op
ofvan de bedieningstoetsen
van het instrumentenpaneel om het
scherm “Next Event” (volgende
procedure) weer te geven.
*
*
: Als het contact UIT wordt gezet, kan
het instelscherm “Charge Now” (nu
laden) worden weergegeven.
3. Druk op
om “Charge Now” (nu
laden) in te stellen op “On” (aan).
Elke keer als op
wordt gedrukt,
schakelt “Charge Now” (nu laden)
tussen “On” (aan) en “Off” (uit).
Na het voltooien van de instellingen
wordt met laden begonnen zodra de
laadkabel is aangesloten. (→Blz. 103)Wijzigen van “Next Charging Event”
(volgende laadprocedure)
*
*
:Als “Charge Now” (nu laden) is ingesteld
op “On” (aan) enz., is het niet mogelijk de
opgeslagen “Next Charging Event”
(volgende laadprocedure) te wijzigen.
1. Druk op de laadschemaschakelaar.
Het scherm “Charge Schedule”
(laadschema) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
2.
Druk opofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Next Charging
Event” (volgende laadprocedure) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Edit Next Charging
Event” (bewerk volgende opgeslagen
laadprocedure) wordt weergegeven.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het item te
selecteren dat u wilt wijzigen en druk
vervolgens op
.
Wijzig de opgeslagen instellingen
overeenkomstig onderstaande tabel.
2.2 Laden
118

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 ... 170 next >