TOYOTA PROACE CITY EV 2021 Instructieboekje (in Dutch)
Page 181 of 352
181
Rijden
6
WARNI NG
Sommige voertuigen op de weg kunnen niet goed gedetecteerd of verkeerd geïnterpreteerd worden door de camera en/of de radar (bijv. een vrachtwagen), wat kan leiden tot een slechte inschatting van de afstanden en het onjuist versnellen of afremmen van de auto.
WARNI NG
Wees vooral voorzichtig:– Bij de aanwezigheid van motorfietsen en voertuigen die niet midden op de rijstrook rijden.– Wanneer u een tunnel binnenrijdt of over een brug rijdt.
WARNI NG
Gebruik het systeem niet in de volgende situaties:– Als de voorruit is beschadigd ter hoogte van de camera.– Als de remlichten niet werken.
W ARNI NG
Gebruik het systeem evenmin in de volgende situaties:– Bij het vervoer van lange voorwerpen op dakdragers of een imperiaal.– Tijdens slepen of het trekken van een aanhangwagen.– Bij wijzigingen aan de voorzijde van de auto (montage van verstralers of spuiten van de voorbumper).– Radar afgedekt.
Storing
Bij een storing in het cruise control-systeem worden streepjes weergegeven in plaats van de ingestelde snelheid.In het geval van een storing wordt u gewaarschuwd door het branden van het waarschuwingslampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.Laat het systeem controleren door een TOYOTA-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Opslaan van snelheden
Met deze functie, die alleen wordt gebruikt voor de snelheidsbegrenzer en de programmeerbare cruise control, kunt u snelheden opslaan die vervolgens kunnen worden gebruikt voor het instellen van deze twee systemen.U kunt voor beide systemen meerdere snelheden opslaan.Er zijn standaard al enkele snelheden opgeslagen.
WARNI NG
Om veiligheidsredenen mogen de opgeslagen snelheden alleen worden gewijzigd als de auto stilstaat.
Wijzigen van een
geprogrammeerde snelheid
De ingestelde snelheid kan worden geactiveerd, gedeactiveerd, geselecteerd en gewijzigd via het menu Rijden/Auto van het touchscreen.
Page 182 of 352
182
Toets “MEM”
Met deze toets kunt u een opgeslagen snelheid selecteren om deze te gebruiken voor de snelheidsbegrenzer of programmeerbare cruise control.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de snelheidsbegrenzer of de programmeerbare cruise control.
Active Safety Brake met
Collision Risk Alert en
Intelligent Emergency
Braking Assistance
WARNI NG
Zie voor meer informatie de algemene
adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem:– waarschuwt de bestuurder dat de auto risico loopt op een aanrijding met de voorligger.– verlaagt de snelheid van de auto om een aanrijding te voorkomen of de ernst ervan te verminderen.
WARNI NG
Het systeem detecteert ook motorrijders en dieren. Dieren kleiner dan 0,5 m en objecten op de weg worden echter niet altijd gedetecteerd.
Dit systeem heeft drie functies:– Collision Risk Alert.– Intelligent Emergency Braking Assistance (iEBA).
– Active Safety Brake (automatisch noodremsysteem).
De auto is voorzien van een camera bovenaan de voorruit.
W ARNI NG
Dit systeem kan nooit de noodzaak voor de bestuurder om zelf alert te blijven vervangen.Het systeem is ontworpen om de bestuurder te ondersteunen en de verkeersveiligheid te vergroten.De bestuurder moet zelf altijd het verkeer in de gaten blijven houden en zich aan de verkeersregels houden.
NOTIC E
Zodra het systeem een mogelijk obstakel detecteert, wordt het remsysteem voorbereid op een automatische remactie. Er kan dan een licht geluid hoorbaar zijn en mogelijk lijkt de auto wat af te remmen.
Page 183 of 352
183
Rijden
6
Werkingsvoorwaarden en
beperkingen van het systeem
Auto rijdt naar voren.VSC-systeem is in werking.DSC-systeem geactiveerd.DSC/ASR-systemen geactiveerd.Veiligheidsgordels van alle inzittenden vastgemaakt.Constante snelheid op niet te bochtige wegen.In de volgende gevallen is het raadzaam het systeem uit te schakelen via het configuratiemenu van de auto:– Trekken van een aanhangwagen.– Vervoeren van lange voorwerpen op dakdragers of een imperiaal.– Sneeuwkettingen gemonteerd.– Voordat de auto met draaiende motor in een wasstraat wordt gewassen.– Als een wiel verwisseld moet worden of werkzaamheden bij een wiel of in de motorruimte moeten worden uitgevoerd.– Voordat de auto op een rollenbank in een
werkplaats wordt gezet.– Auto wordt gesleept met draaiende motor.– bij een beschadiging op de voorruit ter hoogte van de detectiecamera.
NOTIC E
Dit systeem wordt automatisch uitgeschakeld als het gebruik van een bepaald type noodreservewiel (met een kleinere diameter), een storing in de rempedaalschakelaar of ten minste twee defecte remlichten wordt/worden gesignaleerd.
WARNI NG
Als de remlichten niet goed werken, kan het gevaarlijk zijn om met de auto te rijden.
WARNI NG
De bestuurder mag de auto niet overbeladen (het maximaal toelaatbare voertuiggewicht en de maximale laadhoogte op de allesdragers mogen niet worden overschreden).
WARNI NG
Het kan gebeuren dat waarschuwingen niet, te laat of op een onjuist moment worden gegeven.De bestuurder moet altijd de controle over de auto hebben en voorbereid zijn om in te grijpen om een ongeval te voorkomen.
WARNI NG
Na een aanrijding wordt het systeem automatisch uitgeschakeld.Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Collision Risk Alert
Dit systeem waarschuwt de bestuurder dat de auto risico loopt op een aanrijding met de voorligger of een voetganger op zijn rijstrook.
Werking
Afhankelijk van de door het systeem gedetecteerde kans op een aanrijding en de door de bestuurder geselecteerde activeringsdrempel voor de waarschuwing kunnen meerdere waarschuwingsniveaus worden geactiveerd en weergegeven op het instrumentenpaneel.Het systeem houdt rekening met het dynamische
gedrag van de auto, de snelheid van uw auto en die van de voorligger, de weersomstandigheden en de rijomstandigheden (intrappen van pedalen, bedienen van stuurwiel, enz.) zodat de waarschuwing op het meest geschikte moment wordt geactiveerd.Niveau 1 (oranje): alleen een visuele waarschuwing die aangeeft dat de afstand tot de voorligger zeer klein is.
Page 184 of 352
184
De melding “Voertuig dichtbij” wordt weergegeven.Niveau 2 (rood): visuele signalen en geluidssignalen die waarschuwen voor een dreigende aanrijding.De melding “Remmen!” wordt weergegeven.Niveau 3: in sommige gevallen kan een voelbare waarschuwing in de vorm van zeer licht remmen worden gegeven, wat de kans op een aanrijding bevestigt.
NOTIC E
Als uw auto een voorligger te snel nadert, wordt het eerste waarschuwingsniveau mogelijk niet weergegeven. In dat geval wordt waarschuwingsniveau 2 direct weergegeven.Belangrijk: waarschuwingsniveau 1 wordt niet weergegeven bij een stilstaand obstakel of als de activeringsdrempel “Dichtbij” is geselecteerd.
Activeringsdrempel voor de
waarschuwing wijzigen
Deze activeringsdrempel bepaalt de gevoeligheid waarmee de functie waarschuwt voor het risico op een aanrijding.De drempel wordt ingesteld via het menu Rijden/Auto van het touchscreen.► Selecteer een van de drie vooraf gedefinieerde drempels: “Ver”, “Normaal” of “Sluiten”.
De drempel die als laatste gebruikt is, wordt opgeslagen bij het UIT zetten van het contact.
Intelligent Emergency
Braking Assistance (iEBA)
Deze functie zorgt voor extra remkracht als de bestuurder wel remt, maar niet voldoende om een aanrijding te voorkomen.Dit gebeurt alleen als de bestuurder zelf het rempedaal intrapt.
Active Safety Brake
Deze functie, ook wel automatisch noodremsysteem genoemd, treedt in werking nadat de bestuurder is gewaarschuwd, maar niet snel genoeg reageert en het rempedaal niet bedient.
De functie is bedoeld om de snelheid van de aanrijding te beperken of de frontale aanrijding met de voorligger te voorkomen wanneer de bestuurder niet ingrijpt.
NOTIC E
De rijsnelheid wordt verminderd met maximaal 25 km/h bij uitvoeringen met alleen een camera en met maximaal 50 km/h bij uitvoeringen met
een camera en een radar.
Werking
Dit systeem werkt onder de volgende voorwaarden:– Bij het rijden met lage snelheid, wanneer een voetganger wordt gedetecteerd.– Bij het rijden met lage snelheid, wanneer een stilstaand voertuig wordt gedetecteerd.– De rijsnelheid moet liggen tussen 10 km/h en 85 km/h wanneer een bewegend voertuig wordt gedetecteerd.Dit waarschuwingslampje knippert (gedurende ongeveer 10 seconden) als de functie ingrijpt op de remmen van de auto.Bij auto's met een automatische transmissie begint de auto weer te rijden nadat deze door het automatische noodremsysteem tot stilstand is gebracht. Houd het rempedaal ingetrapt als u dit wilt voorkomen.Bij auto's met een handgeschakelde transmissie kan de motor afslaan als de auto door het
Page 185 of 352
185
Rijden
6
automatische noodremsysteem tot stilstand wordt gebracht.
NOTIC E
De bestuurder kan op elk gewenst moment de controle over de auto weer overnemen door een ferme stuurbeweging te maken en/of het gaspedaal stevig in te trappen.
NOTIC E
Er kan een lichte trilling in het rempedaal voelbaar zijn als de functie in werking is.Als de auto volledig tot stilstand is gekomen, blijven de remmen automatisch 1 tot 2 seconden geactiveerd.
Uitschakelen/inschakelen
Standaard wordt het systeem automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart.De instellingen kunnen worden gewijzigd via het menu Rijden/Auto van het touchscreen.Het uitschakelen van het systeem wordt bevestigd door het branden van dit waarschuwingslampje, in combinatie met de weergave van een melding.
Storing
In het geval van een storing gaat dit waarschuwingslampje branden op het instrumentenpaneel, in combinatie met de weergave van een melding en een geluidssignaal.Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.Als deze waarschuwingslampjes gaan branden nadat de motor is uitgezet en weer gestart, neem dan altijd contact op met een Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige om het systeem te laten controleren.Deze waarschuwingslampjes gaan branden op het instrumentenpaneel om aan te geven dat de bestuurders- en/of de voorpassagiersgordel niet is vastgemaakt (afhankelijk van de uitvoering). Het automatische noodremsysteem blijft gedeactiveerd zolang de
veiligheidsgordels niet zijn vastgemaakt.
Actief Lane Departure
Warning-systeem
WARNI NG
Zie voor meer informatie de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Het systeem corrigeert de koers van de auto door de bestuurder te waarschuwen zodra het signaleert dat overschrijding van de rijstrookmarkering of bermrand (afhankelijk van de uitvoering) dreigt.Het systeem maakt daarvoor gebruik van een aan de bovenzijde van de voorruit geplaatste camera die rijstrookmarkeringen en bermranden (afhankelijk van de uitvoering) detecteert.Dit systeem is met name nuttig op snelwegen en autowegen.
Page 186 of 352
186
Voorwaarden voor de werking
– Snelheid van de auto tussen de 70 km/h en 180 km/h.– Weg met middenbelijning.– Stuurwiel met beide handen vastgehouden.– Richtingaanwijzers niet ingeschakeld.– VSC-systeem geactiveerd en storingsvrij.
WARNI NG
Het systeem assisteert de bestuurder uitsluitend als de auto ongewild de rijstrook dreigt te verlaten. Het heeft geen invloed op de afstand tot de voorligger, de rijsnelheid en de remwerking.De bestuurder moet altijd beide handen aan het stuurwiel houden zodat hij kan ingrijpen zodra het systeem dit niet meer kan (bijvoorbeeld wanneer er geen middenbelijning meer op de weg is aangebracht).
Werking
Zodra het systeem signaleert dat ongewild een van de gedetecteerde rijstrookmarkeringen of -begrenzingen (bijv. een bermrand) van de weg overschreden dreigt te worden, corrigeert het de koers van de auto tot de auto weer netjes de rijstrook volgt.De bestuurder kan daarbij merken dat het stuurwiel wordt verdraaid.Dit lampje knippert gedurende de koerscorrectie.
NOTIC E
De bestuurder kan de correctie verhinderen door het stuurwiel stevig vast te houden (bijvoorbeeld bij een uitwijkmanoeuvre).De correctie wordt onderbroken zodra de richtingaanwijzers worden ingeschakeld.
Zolang de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld en gedurende enkele seconden nadat ze zijn uitgeschakeld, beschouwt het systeem elke
afwijking van de koers als vrijwillig en zal het geen correcties uitvoeren.
WARNI NG
Als het systeem signaleert dat de bestuurder tijdens een automatische correctie het stuurwiel niet voldoende stevig vast heeft, onderbreekt het systeem deze correctie. Er wordt een waarschuwing geactiveerd om de bestuurder
erop te attenderen dat hij de controle over de auto moet overnemen.
Page 187 of 352
187
Rijden
6
Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen
De onderstaande tabel geeft een beschrijving van de afhankelijk van de r\
ijsituatie weergegeven waarschuwingen en meldingen.Deze waarschuwingen worden niet opeenvolgend weergegeven.
Status van de functieControlelampjeWeergave en/of bijbehorende melding (bij instrumentenpaneel met matrixdisplay en/of head-up display)
Aanwijzingen
UIT
(grijs)
Functie uitgeschakeld.
AAN
(grijs)
Systeem ingeschakeld, niet voldaan aan de voorwaarden:– snelheid lager dan 70 km/h,– geen rijstrookmarkering gedetecteerd,– ASR/DSC uitgeschakeld of VSC-systeem bezig met een ingreep,– “sportieve” rijstijl.
AAN
(grijs)
Systeem automatisch uitgeschakeld/stand-by gezet
(bijvoorbeeld: detectie van een aanhangwagen, gebruik van het bij de auto geleverde noodreservewiel).
Page 188 of 352
188
Status van de functieControlelampjeWeergave en/of bijbehorende melding (bij instrumentenpaneel met matrixdisplay en/of head-up display)
Aanwijzingen
AAN
(groen)
Rijstrookmarkering gedetecteerd.Snelheid hoger dan 70 km/h.
AAN
(oranje)/(groen)
Het systeem corrigeert de koers op basis van de zijde van de rijstrook die overschreden dreigt te worden (oranje lijn).
AAN
(oranje)/(groen)“Houd het stuurwiel vast”
– Als het systeem tijdens de correctie detecteert dat de bestuurder het stuurwiel enkele seconden heeft losgelaten, onderbreekt het systeem de correctie om de besturing weer over te laten aan de bestuurder.– Als het systeem tijdens de correctie vaststelt dat de correctie onvoldoende zal zijn om het overschrijden van de rijstrookmarkering (oranje lijn) te voorkomen, wordt de bestuurder gewaarschuwd dat hij de koerscorrectie moet voltooien.De geluidssignalen houden aan als er meerdere correcties snel na elkaar worden uitgevoerd. De waarschuwing wordt weergegeven zolang de bestuurder niet ingrijpt.Deze melding kan ook worden weergegeven als u het stuurwiel vasthoudt.
Page 189 of 352
189
Rijden
6
Beperkingen van het systeem
De werking van het systeem wordt in de volgende situaties automatisch onderbroken:– VSC is uitgeschakeld of bezig met een ingreep.– De rijsnelheid is lager dan 70 km/h of hoger dan 180 km/h.– Er is een aanhangwagen aangekoppeld.– Detectie van het gebruik van het noodreservewiel (dit wordt niet onmiddellijk gedetecteerd, daarom is het raadzaam de functie in dat geval uit te schakelen).– Detectie van sportief rijgedrag, intrappen van het rempedaal of gaspedaal.– Overschrijden van rijstrookmarkeringen.– De richtingaanwijzers zijn ingeschakeld.– In een bocht wordt de binnenste rijstrookmarkering overschreden.– De weg maakt een scherpe bocht.– De bestuurder reageert niet op een correctie.
NOTIC E
Als de bestuurder tijdens een correctie niet reageert (niet binnen 10 seconden het stuurwiel vastpakt), verschijnt er een waarschuwingsmelding.Als de bestuurder inactief blijft (het stuurwiel 2 seconden later nog niet heeft vastgepakt), wordt de correctie onderbroken.
WARNI NG
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk minder goed of helemaal niet:– Onvoldoende contrast tussen het wegdek en de berm- of stoepranden (bijv. door schaduw).– Rijstrookmarkeringen versleten, niet zichtbaar (door sneeuw of modder) of meerdere rijstrookmarkeringen (bij werkzaamheden, enz.).– Te weinig afstand tot de voorligger (waardoor de rijstrookmarkeringen niet kunnen worden gedetecteerd).– Smalle of bochtige weg.
Kans op ongewenst activeren
In de volgende situaties moet het systeem worden uitgeschakeld:– Als het wiel verwisseld moet worden of werkzaamheden bij een wiel moeten worden uitgevoerd.– Bij het trekken van een aanhangwagen of het gebruik van een op de trekhaak bevestigde
fietsendrager (met name wanneer deze niet is aangekoppeld of niet is goedgekeurd).– Bij het rijden op slecht wegdek, op een losse ondergrond of bij weinig grip (kans op aquaplaning, sneeuw, ijs).– Bij slechte weersomstandigheden.– Bij het rijden op een circuit.– Op een rollenbank.
Uitschakelen/inschakelen
► U kunt op elk moment deze toets indrukken om het systeem uit te schakelen/weer in te schakelen. Het uitschakelen wordt bevestigd door het branden van het lampje van de toets en dit lampje op het instrumentenpaneel.Het systeem wordt telkens wanneer het contact AAN wordt gezet automatisch weer ingeschakeld.
Storing
In het geval van een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door het branden van deze lampjes op het instrumentenpaneel, in combinatie met de weergave van een melding en een geluidssignaal.Laat het systeem controleren door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 190 of 352
190
Blind Spot
Monitoring-systeem
WARNI NG
Zie voor meer informatie de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem, met sensoren aan de zijkanten aan de bumpers, waarschuwt de bestuurder wanneer zich een ander voertuig (auto, vrachtwagen, motorfiets) in een dode hoek (gebied dat de bestuurder zelf
niet kan overzien) van de auto bevindt, hetgeen tot een gevaarlijke situatie kan leiden.
In de buitenspiegel aan de zijde waar dat voertuig zich bevindt, brandt dan een lampje:– permanent, onmiddellijk, wanneer u wordt ingehaald;– knipperend, na ongeveer een seconde, wanneer u langzaam een ander voertuig inhaalt en daarbij de richtingaanwijzer gebruikt.
Inschakelen/uitschakelen
De instellingen kunnen worden gewijzigd via het menu Rijden/Auto van het touchscreen.Bij het starten van de auto gaat in beide buitenspiegels het waarschuwingslampje branden om aan te geven dat het systeem is geactiveerd.De status van de functie wordt opgeslagen als het contact UIT wordt gezet.
NOTIC E
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld als u een aanhangwagen trekt met een door TOYOTA goedgekeurde trekhaak.
Voorwaarden voor de werking
– Alle voertuigen gaan dezelfde kant op en rijden op aangrenzende rijstroken.– De snelheid van uw auto ligt tussen 12 en 140 km/h.– U haalt een voertuig in waarbij het snelheidsverschil met dit voertuig kleiner is dan 10 km/h.
– U wordt door een voertuig ingehaald waarbij het snelheidsverschil met dit voertuig kleiner is dan 25 km/h.– De verkeersstroom is vloeiend.– De inhaalmanoeuvre duurt langer dan normaal doordat het ingehaalde voertuig zich blijft ophouden in de dode hoek.– U rijdt rechtuit of in een flauwe bocht.– Uw auto trekt geen aanhangwagen, caravan of iets dergelijks.
Beperkingen van het systeem