TOYOTA PROACE CITY EV 2022 Instructieboekje (in Dutch)
Page 221 of 352
221
Praktische informatie
7
Spaarmodus
Dit systeem beheert de gebruiksduur van bepaalde functies nadat het contact UIT is gezet om ervoor te zorgen dat de accu voldoende geladen blijft.Nadat de motor is uitgezet, kunt u een aantal functies, zoals het audio- en telematicasysteem, het dimlicht en de instapverlichting nog in totaal ongeveer 30 minuten gebruiken.
De modus selecteren
Er verschijnt een melding ter bevestiging dat de energiespaarmodus is ingeschakeld. De actieve functies worden stand-by gezet.
NOTIC E
Als u op dat moment een telefoongesprek aan het voeren bent, kan het gesprek nog gedurende ongeveer 10 minuten worden voortgezet via het handsfree-systeem van het audiosysteem van uw auto.
De modus afsluiten
Deze functies worden de volgende keer dat de auto wordt gebruikt automatisch weer ingeschakeld.Om deze functies direct weer te kunnen gebruiken, moet u de motor starten en hem:– Minder dan 10 minuten laten draaien om de betreffende functie ongeveer 5 minuten weer te kunnen gebruiken.– Meer dan 10 minuten laten draaien om de betreffende functie ongeveer 30 minuten weer te kunnen gebruiken.Laat de motor gedurende de aangegeven tijd draaien om ervoor te zorgen dat de accu voldoende geladen blijft.Blijf de motor niet herhaaldelijk starten om de accu op te laden.
WARNI NG
Een lege accu zorgt ervoor dat de motor niet gestart kan worden.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de 12V-accu.
Lastreductiemodus
Dit systeem beheert het gebruik van bepaalde functies overeenkomstig de resterende lading in de accu.Tijdens het rijden schakelt de lastreductiefunctie bepaalde functies uit, zoals de airconditioning en de achterruitverwarming.De uitgeschakelde functies worden automatisch weer ingeschakeld zodra de omstandigheden dit toelaten.
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto.
WARNI NG
Uitsluitend de voorwielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien. Een noodreservewiel mag nooit worden voorzien van een sneeuwketting.
NOTIC E
Houd u altijd aan de ter plekke geldende regelgeving over het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal toegestane snelheid.
Page 222 of 352
222
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn voor het type velg van uw auto.
Oorspronkelijke bandenmaat van de auto
Maximale schakeldikte (mm)
195/65 R159
205/60 R16
205/55 R17
215/65 R16
215/60 R17gebruik van sneeuwkettingen niet mogelijk
U kunt ook sneeuwsokken gebruiken.Neem voor meer informatie contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant van de weg stil op een vlakke ondergrond.► Activeer de parkeerrem en plaats eventueel wielblokken voor of achter de wielen om te voorkomen dat de auto wegglijdt.► Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de aanwijzingen van de fabrikant.► Rijd voorzichtig weg en rijd even met een snelheid van maximaal 50 km/h.► Zet de auto stil en controleer of de kettingen correct gespannen zijn.
NOTIC E
Wij raden u ten zeerste aan voor vertrek het monteren van de sneeuwkettingen te oefenen; doe dit op een vlakke en droge ondergrond.
WARNI NG
Rijd niet met sneeuwkettingen op een sneeuwvrij gemaakte weg, om schade aan de banden en het wegdek te voorkomen. Als uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen, verzeker u er dan van dat de ketting en de bevestigingen de velg niet raken.
Sneeuwscherm
(Afhankelijk van de uitvoering.)Dit uitneembare scherm voorkomt het opeenhopen van sneeuw rondom de koelventilator.
NOTIC E
Voor hulp bij het plaatsen/verwijderenNeem contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
WARNI NG
Controleer voor het aanbrengen of verwijderen of de motor is uitgeschakeld en de koelventilator is gestopt.
WARNI NG
Het sneeuwscherm moet zijn verwijderd bij:– een buitentemperatuur hoger dan 10°C.
Page 223 of 352
223
Praktische informatie
7
– het trekken van een aanhanger.– een rijsnelheid van meer dan 120 km/h.
Plaatsen
► Houd het scherm voor de onderste grille in de bumper.► Steek eerst de steunen aan de bovenzijde en de zijkant in de bumper.► Kantel het scherm omlaag om het onderste gedeelte in de bumper te steken.► Controleer of het geheel goed vastzit door het langs de randen aan te drukken.
Verwijderen
► Steek een vinger in de uitsparing aan de bovenzijde van het scherm.► Trek het scherm naar u toe om het los te maken.
Trekhaak
NOTIC E
Afhankelijk van de uitvoering is de auto voorbereid op de montage van een trekhaak.Neem om een trekhaak te laten monteren contact op met een Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Gewichtsverdeling► Verdeel het gewicht in de aanhangwagen gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht mogelijk bij de as en probeer de maximaal toegestane kogeldruk zo dicht mogelijk te benaderen zonder deze te overschrijden.Hoe hoger u komt, hoe meer de luchtdichtheid afneemt. Daardoor verminderen de motorprestaties. Het maximale aanhangwagengewicht moet voor elke 1.000 meter stijging met 10% worden verlaagd.
NOTIC E
Gebruik een door TOYOTA goedgekeurde trekhaak met bijbehorende ongewijzigde bedrading. We raden u aan het plaatsen te laten uitvoeren door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.Als de trekhaak niet door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige wordt gemonteerd, moet deze nog altijd worden gemonteerd in overeenstemming met de instructies van de autofabrikant.Bepaalde rijhulp- of manoeuvreerhulpfuncties worden automatisch uitgeschakeld als een goedgekeurde trekhaak wordt gebruikt.Raadpleeg het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het rijden met een aanhangwagen in combinatie met Trailer Stability Assist (TSA).
WARNI NG
Houd u aan het maximaal toegestane trekgewicht. Dit staat op het kentekenbewijs van uw auto, op het typeplaatje en in het hoofdstuk Technische gegevens van deze handleiding.
Page 224 of 352
224
WARNI NG
Bij het gebruik van op de trekhaak bevestigde accessoires (bijvoorbeeld een fietsendrager of bagagebox):– Neem de maximaal toegestane kogeldruk in acht.– Vervoer niet meer dan 4 conventionele fietsen of 2 e-bikes.Zorg bij het vervoeren van fietsen op een op de trekhaak bevestigde fietsendrager dat de zwaarste fietsen zo dicht mogelijk bij de auto zijn geplaatst.
WARNI NG
Neem de geldende wetgeving in het land waar u zich bevindt in acht.
NOTIC E
ElektromotorEen elektrische auto kan zijn uitgerust met een trekhaak.Daardoor kan er met een aanhangwagen of caravan gereden worden.Neem voor meer informatie en om een geschikte trekhaak aan te schaffen contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Overbeladingsindicator
De overbeladingsindicator is een rijhulpmiddel dat u informeert wanneer het maximaal toegestane gewicht is overschreden. Dit kan gaan om het maximaal toelaatbare voertuiggewicht of het maximaal toelaatbare asgewicht (voor en achter).
WARNI NG
Deze indicator ontslaat de bestuurder niet van zijn verantwoordelijkheid voor de auto.
NOTIC E
Zelfs wanneer u het gewicht van de lading van de auto correct berekent, kan elke factor die dit gewicht na de meting doet veranderen (instappen van de bestuurder/extra passagiers of extra brandstof tanken) ervoor zorgen dat de auto overbeladen raakt.
WARNI NG
De belading omvat het gewicht van de voorwerpen in de laadruimte (inclusief in de laadruimte bevestigde voorwerpen zoals planken), maar ook het gewicht van alle personen in de auto, van de hoeveelheid brandstof en van de verschillende uitrustingselementen van de auto.Voor optimale prestaties moet de auto worden geparkeerd en geladen op een vlakke ondergrond (vermijd de volgende omstandigheden: parkeren op een helling of met één kant van de auto op het trottoir).
WARNI NG
Het aankoppelen van een aanhangwagen kan de werking van het systeem beïnvloeden.
Page 225 of 352
225
Praktische informatie
7
Werking
De meting van het gewicht aan boord van de auto begint:► automatisch, bij het starten van de motor;
ON► bij stilstaande auto, door op deze toets in de laadruimte te drukken. Het systeem is dan gedurende 5 minuten actief.
Weergave van de meting in de laadruimte
ON
Als het gewicht van de auto met lading het maximaal toegestane gewicht benadert, gaan de controlelampjes in deze toetsen branden.
ON
Als het gewicht van de auto met lading het maximaal toegestane gewicht overschrijdt, gaan de controlelampjes in deze toetsen branden.
Weergave van de meting op het instrumentenpaneel
Als het gewicht van de auto met lading het maximaal toegestane gewicht overschrijdt, gaat dit controlelampje branden.
Storing
Weergave van een storing van het systeem in de laadruimte
Nadat de meting via de toetsen in de laadruimte is geactiveerd, knipperen de leds in de 3 toetsen gelijktijdig gedurende ongeveer 3 seconden en gaan daarna uit.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Informatie op het instrumentenpaneel
Deze waarschuwingslampjes gaan branden in combinatie met een melding.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Dakdragers/imperiaal
WARNI NG
AanbevelingenVerdeel de lading gelijkmatig om te voorkomen dat een van de zijden wordt overbelast.Plaats de zwaarste lading zo dicht mogelijk bij het dak.Zet de lading goed vast.Rijd voorzichtig: de auto is gevoeliger voor de effecten van zijwind en de stabiliteit van de auto kan negatief worden beïnvloed.Controleer regelmatig de stevigheid en bevestiging van de dakdragers en het imperiaal, op zijn minst voorafgaand aan elke rit.Verwijder de dakdragers zodra deze niet meer nodig zijn.
WARNI NG
Bij belading van het dak (niet hoger dan 40 cm)
mogen de volgende gewichten niet worden overschreden:– Allesdragers op dakrails: 80 kg.– Twee op het dak geschroefde allesdragers: 100 kg.– Drie op het dak geschroefde allesdragers: 150 kg.– Een aluminium imperiaal: 120 kg.– Een stalen imperiaal: 115 kg.
Page 226 of 352
226
Pas bij een belading hoger dan 40 cm de rijsnelheid aan de rijomstandigheden aan om schade aan de dakdragers of de imperiaal en de bevestigingspunten op het dak te voorkomen.Raadpleeg de wetgeving van uw land met betrekking tot het vervoeren van voorwerpen die langer zijn dan de auto.
WARNI NG
Bij belading van het dak (niet hoger dan 40 cm) mogen bij uitvoeringen met 7 zitplaatsen de volgende gewichten niet worden overschreden:– Drie op het dak geschroefde allesdragers: 100 kg.– Een aluminium imperiaal: 70 kg.– Een stalen imperiaal: 65 kg.
WARNI NG
Uit veiligheidsoverwegingen en om schade aan het dak van uw auto te voorkomen, is het van essentieel belang om dakdragers en een imperiaal te gebruiken die zijn goedgekeurd voor uw auto.Houd u aan de montagevoorschriften en gebruiksvoorwaarden die zijn vermeld in de handleiding van de dakdragers en het imperiaal.
Gebruik bij het monteren van dakdragers of een imperiaal de hiervoor bestemde bevestigingspunten:► Verwijder de afdekkapjes van de bevestigingspunten van de auto.► Breng de bevestigingspunten van de dakdragers aan en vergrendel ze één voor één op het dak.► Controleer of de dakdragers of de imperiaal goed zijn bevestigd (door eraan te schudden).De dakdragers kunnen worden aangepast aan alle bevestigingspunten op het dak.
Motorkap
WARNI NG
Stop & StartZet het contact altijd UIT alvorens werkzaamheden onder de motorkap uit te voeren om letsel als gevolg van het automatisch opnieuw starten van de motor te voorkomen.Houd rekening met voorwerpen of kleding die in de bladen van de koelventilator of in bepaalde bewegende onderdelen terecht kunnen komen: risico van verstikking en ernstig letsel!
NOTIC E
Door de plaats van de hendel kan de motorkap niet worden geopend zolang het linker
voorportier is gesloten.
Page 227 of 352
227
Praktische informatie
7
WARNI NG
Wees bij warme motor voorzichtig met het bedienen van de veiligheidshaak en de motorkapsteun (kans op brandwonden). Gebruik de beschermde zone.Zorg ervoor dat u bij geopende motorkap niet tegen de hendel aan stoot.Open de motorkap niet als het hard waait.
WARNI NG
Koelen van de motor wanneer de auto stilstaatDe koelventilator wordt mogelijk ingeschakeld nadat de motor is uitgezet.Wees voorzichtig met voorwerpen of kleding die tussen de bladen van de koelventilator kunnen komen.
Openen
► Open het linker voorportier.
► Trek de ontgrendelingshendel aan de onderzijde van de portiersponning naar u toe.► Breng de veiligheidshaak omhoog en til de motorkap op.
► Neem de motorkapsteun uit de houder en bevestig hem in de uitsparing om de motorkap geopend te houden.
Sluiten
► Houd de motorkap tegen en trek de steun uit de uitsparing.► Bevestig de motorkapsteun in de houder.► Laat de motorkap zakken en laat deze aan het einde van de slag in het slot vallen.► Trek aan de motorkap om te controleren of deze goed is vergrendeld.
WARNI NG
In verband met de aanwezigheid van elektrische componenten in de motorruimte verdient het aanbeveling om blootstelling aan water (regen, wassen, enz.) te beperken.
Page 228 of 352
228
Motorruimte
De weergegeven motor dient slechts ter illustratie.De locaties van de volgende onderdelen kunnen variëren:– Luchtfilter.– Oliepeilstok.– Motorolievuldop.
Benzinemotor
Dieselmotor
1.Reservoir ruitensproeiervloeistof
2.Koelvloeistofreservoir
3.Remvloeistofreservoir
4.Accu/zekeringen
5.Afzonderlijk massapunt (aansluiting “-”).
6.Zekeringenkast
7.Luchtfilter
8.Motorolievuldop
9.Oliepeilstok
WARNI NG
DieselbrandstofsysteemDit systeem staat onder zeer hoge druk.Alle werkzaamheden moeten worden uitgevoerd door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Elektromotor
1.Reservoir ruitensproeiervloeistof
2.Koelvloeistofreservoir (alleen niveau)
3.Remvloeistofreservoir
4.Accu/zekeringen
5.Afzonderlijk massapunt (aansluiting “-”).
6.Zekeringenkast
7.Elektrisch circuit 400 V
8.Stroomonderbreker voor onderhoud in noodgevallen en onderhoudsmonteurs
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het laadsysteem (elektrisch).
Controleren van de niveaus
Controleer de volgende niveaus regelmatig overeenkomstig het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.Laat in het geval van een sterk gedaald niveau het desbetreffende circuit controleren door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
WARNI NG
De vloeistoffen moeten voldoen aan de aanbevelingen van de fabrikant en in overeenstemming zijn met de motor van de auto.
WARNI NG
Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde delen van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en de koelventilator kan ieder moment aanslaan (zelfs met het contact UIT).
Page 229 of 352
229
Praktische informatie
7
Afgewerkte producten
WARNI NG
Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere vloeistoffen.De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
ECO
Laat afgewerkte olie en andere vloeistoffen niet in het riool of in de bodem terechtkomen.Deponeer afgewerkte olie in de daarvoor bestemde containers bij een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Motorolie
Controleer het motoroliepeil pas als de motor ten minste 30 minuten UIT staat en als de auto op een vlakke ondergrond staat. Het oliepeil kan met het contact AAN worden gecontroleerd via de oliepeilmeter op het instrumentenpaneel (bij auto's met een elektrische oliepeilmeter) of met de oliepeilstok.Het is normaal als er tussen twee onderhoudsbeurten (of olieverversingsbeurten) door olie moet worden bijgevuld. Het verdient
aanbeveling het oliepeil om de 5000 km te controleren en zo nodig olie bij te vullen.
WARNI NG
Gebruik om een verminderde betrouwbaarheid van de motor en de emissieregeling te voorkomen, nooit additieven in de motorolie.
Controle met de peilstok
De plaats van de oliepeilstok is aangegeven in de desbetreffende afbeelding van de motorruimte.► Trek de oliepeilstok aan het gekleurde uiteinde helemaal naar buiten.► Veeg de peilstok af met een schone, pluisvrije doek.
► Steek de oliepeilstok weer volledig in de schacht en trek hem er weer uit om het oliepeil te controleren: het oliepeil is correct als het tussen de merktekens A (max) en B (min) ligt.Start de motor niet als het peil:– boven merkteken A ligt: neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.– onder merkteken B ligt: vul onmiddellijk motorolie bij.
WARNI NG
OliesoortControleer alvorens olie bij te vullen of de motorolie te verversen, of de olie geschikt is voor de motor en voldoet aan de aanbevelingen in het bij de auto geleverde (of bij uw TOYOTA-dealer en gekwalificeerde werkplaats beschikbare) onderhoudsschema.Gebruik van niet-aanbevolen olie kan ertoe leiden dat de contractuele garantie in geval van een motorstoring komt te vervallen.
Motorolie bijvullen
De plaats van de olievuldop is aangegeven in de desbetreffende afbeelding van de motorruimte.► Giet de olie langzaam in de opening om morsen op motoronderdelen te voorkomen (dit kan brand veroorzaken).► Wacht enkele minuten en controleer vervolgens nogmaals het oliepeil met de peilstok.► Vul indien nodig meer olie bij.
► Draai nadat u het oliepeil nogmaals hebt gecontroleerd de dop zorgvuldig op de vulopening en steek de peilstok weer in de schacht.
NOTIC E
Na het bijvullen zal de oliepeilmeter op het dashboard bij het aanzetten van het contact na 30 minuten de juiste waarde aangeven.
Page 230 of 352
230
Remvloeistof
Het niveau van deze vloeistof dient zich zo dicht mogelijk bij het merkteken “MAX” te bevinden. Is dat niet het geval, controleer dan de slijtage van de remblokken.Zie het onderhoudsschema van de fabrikant om vast te stellen hoe vaak de remvloeistof moet worden ververst.
WARNI NG
Reinig de dop voordat deze na het bijvullen wordt teruggeplaatst. Gebruik uitsluitend DOT4-remvloeistof uit een afgesloten houder.
Koelvloeistof
Het is normaal dat tussen twee onderhoudsbeurten door koelvloeistof moet worden bijgevuld.De motor moet koud zijn als u het niveau controleert en koelvloeistof bijvult.Als het koelvloeistofniveau te laag is, kan de motor ernstig beschadigd raken; het koelvloeistofniveau moet dicht bij het merkteken MAX liggen en dit nooit overschrijden.
Als het niveau zich dicht bij of onder het merkteken MIN bevindt, moet u koelvloeistof bijvullen.Als de motor warm is, wordt de temperatuur van de koelvloeistof geregeld door de koelventilator.Het koelsysteem staat onder druk. Wacht daarom na het uitzetten van de motor ten minste één uur alvorens werkzaamheden uit te voeren.Om het risico op brandwonden te voorkomen als u in geval van nood moet bijvullen: wikkel een doek om de dop en schroef de dop twee slagen los om de druk te laten dalen.Verwijder de dop zodra de druk is gedaald en vul bij tot het vereiste niveau.
WARNI NG
Auto met elektrische aandrijflijnVul geen koelvloeistof bij.
Als het niveau zich dicht bij of onder het merkteken MIN bevindt, moet u contact opnemen met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Ruitensproeiervloeistof
Vul het reservoir bij wanneer dit nodig is.
Inhoud reservoir:– 5,3 liter bij uitvoeringen voor landen met zeer lage temperaturen.– 2,2 liter bij andere uitvoeringen.
Type vloeistof
Maak voor de ruitensproeiers uitsluitend gebruik van kant-en-klare ruitensproeiervloeistof.'s Winters (bij temperaturen beneden het vriespunt) moet voor de omstandigheden geschikte ruitensproeiervloeistof met antivries worden gebruikt om de onderdelen van het systeem (pomp, reservoir, leidingen, sproeiers, enz.) te beschermen.
WARNI NG
Vul het reservoir nooit bij met kraanwater (kans op bevriezing, kalkafzetting, enz.).
Dieselbrandstofadditief
(dieselmotor met roetfilter)
/ Het minimumniveau van het additief voor het roetfilter wordt aangegeven door het permanent branden van dit waarschuwingslampje in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding.