TOYOTA SUPRA 2021 Instructieboekje (in Dutch)

Page 221 of 512

221
3
3-1. BEDIENING
BEDIENING
Handleiding Supra_NL (vanaf productiedatum nov. 2020)
Het systeem werkt in sommige situaties
mogelijk niet optimaal, bijvoorbeeld:

In dichte mist, onder natte omstan-
digheden of bij sneeuw.
 In scherpe bochten.
 Wanneer het Vehicle Stability Con-
trol-systeem is uitgeschakeld, bij-
voorbeeld VSC OFF.
 Als het gezichtsveld van de camera
of de voorruit vóór de binnenspiegel
vuil of afgedekt is.
 Als de camera oververhit is geraakt
als gevolg van extreem hoge tempe-
raturen en tijdelijk is gedeactiveerd.
 Afhankelijk van de uitvoering: als de
radarsensoren vuil of afgedekt zijn.
 Afhankelijk van de uitrusting van de
auto: na onjuist uitgevoerde werk-
zaamheden aan het lakwerk van de
auto.
 Maximaal 10 s na het starten van de
motor met behulp van de startknop.
 Tijdens het kalibratieproces van de
camera direct na aflevering van de
auto.
 Bij langdurige verblinding door
tegenlicht, bijvoorbeeld wanneer de
zon laag aan de hemel staat.
 In het donker.
Het bevestigen van objecten (bijvoor-
beeld stickers of folie) in het gebied van
de radarstraal zal ook de werking van
de radarsensoren schaden en kan zelfs
tot gevolg hebben dat deze falen.*: indien aanwezig
De Lane Departure Warning geeft een
waarschuwing wanneer de auto de weg
of rijstrook verlaat.
Dit systeem met camera's waarschuwt
zodra een minimumsnelheid is bereikt.
De minimumsnelheid is landspecifiek
en wordt weergegeven in het menu
voor de Toyota Supra Safety-systemen.
Waarschuwingen worden afgegeven
door middel van een stuurwieltrillings-
functie. De sterkte van de stuurwieltril-
lingsfunctie kan worden aangepast.
Het systeem geeft geen waarschuwing
als de bestuurder de desbetreffende
richting aangeeft voordat hij de rijstrook
verlaat.
Afhankelijk van de uitrusting: Als een
rijstrookmarkering wordt overschreden
in het snelheidsbereik tot 250 km/h,
grijpt het systeem mogelijk niet alleen
in door middel van trillingen, maar ook
met een korte actieve stuurinterventie.
Daarmee helpt het systeem om de auto
op de rijstrook te houden.
Functionele beperkingen
Lane Departure Warning*
Principe
Algemeen
Supra_OM_General_OM99X84E_1_2011.book Page 221 Thursday, October 8, 2020 9:53 AM

Page 222 of 512

2223-1. BEDIENING
Handleiding Supra_NL (vanaf productiedatum nov. 2020)
De rijstrookmarkering moet door de
camera worden gesignaleerd om
ervoor te zorgen dat de Lane Departure
Warning werkt. Het systeem wordt geregeld door de
volgende sensoren:
• Camera's achter de voorruit.
Voor meer informatie:
Sensoren van de auto, zie blz. 50.
De Lane Departure Warning wordt
automatisch aan het begin van een rit
ingeschakeld als de functie was inge-
schakeld toen de motor de laatste keer
werd uitgezet.
Afhankelijk van de nationale marktver-
sie wordt het systeem aan het begin
van elke rit automa
tisch ingeschakeld.
De basisinstelling wordt ingeschakeld.
Veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw per-
soonlijke verantwoordelijkheid om de rich-
ting van de weg en de verkeerssituatie te
beoordelen. Er bestaat een kans op onge-
vallen. Pas uw rijstijl aan de omstandighe-
den op de weg aan. Houd de
verkeerssituatie in de gaten en grijp in als
de situatie dit vereist. Beweeg in geval van
een waarschuwing het stuurwiel niet onno-
dig abrupt.
WAARSCHUWING
Weergaven en waarschuwingen ontslaan
u niet van uw verantwoordelijkheid om vei-
lig te rijden. Systeembeperkingen kunnen
betekenen dat waarschuwingen of reac-
ties van het systeem niet of te laat worden
gegeven, onjuist worden gegeven of zon-
der rechtvaardiging worden gegeven. Er
bestaat een kans op ongevallen. Pas uw
rijstijl aan de omstandigheden op de weg
aan. Houd de verkeerssituatie in de gaten
en grijp in als de situatie dit vereist.
Voorwaarden voor werking
Overzicht
Toets in de auto
Toyota Supra Safety
Sensor
In-/uitschakelen
Automatisch inschakelen
Supra_OM_General_OM99X84E_1_2011.book Page 222 Thursday, October 8, 2020 9:53 AM

Page 223 of 512

223
3
3-1. BEDIENING
BEDIENING
Handleiding Supra_NL (vanaf productiedatum nov. 2020)
Het menu voor de Toyota Supra
Safety-systemen wordt weergegeven.
Als alle Toyota Supra Safety-systemen
waren uitgeschakeld, worden alle sys-
temen nu ingeschakeld.
“Customise Settings” (persoonlijke
voorkeursinstellingen): afhankelijk van
de uitrusting kunnen de Toyota Supra
Safety-systemen afzonderlijk worden
geconfigureerd. De afzonderlijke instel-
lingen worden ingeschakeld en opge-
slagen voor het op dat moment
gebruikte bestuurders
profiel. Zodra een
instelling wordt gewijzigd in het menu,
worden alle instellingen in het menu
ingeschakeld.
De instelling schakelt tussen het onder-
staande:
ALL ON (alles ingeschakeld): alle
Toyota Supra Safe ty-systemen zijn
ingeschakeld. De basisinstellingen wor-
den ingeschakeld voor de subfuncties.
“Customise” (aanpassen): de Toyota
Supra Safety-systemen worden inge-
schakeld overeenkomstig de afzonder-
lijke instellingen.
Sommige Toyota Supra Safety-syste-
men kunnen niet afzonderlijk worden
uitgeschakeld. Alle Toyota Supra Safety-systemen
worden uitgeschakeld.
Via Toyota Supra Command:
1
“My Vehicle” (mijn auto)
2 “Vehicle settings” (instellingen auto)
3 “Toyota Supra Safety”
4 “Lane departure warning”
5 Selecteer de gewenste instelling:
 “Early” (vroeg): het systeem geeft
een vroegtijdige waarschuwing wan-
neer een gevaarlijke situatie wordt
gesignaleerd.
 “Medium” (gemiddeld): het systeem
voldoet aan gestandaardiseerde vei-
ligheidseisen.
 “Reduced” (beperkt): afhankelijk van
de situatie worden sommige waar-
schuwingen onderdrukt, bijvoorbeeld
tijdens inhaalmanoeuvres zonder
Handmatig in-/uitschakelen
Druk op de toets.
Druk herhaaldelijk op de toets.
Houd de toets ingedrukt.
ToetsStatus
Controlelampje brandt groen:
alle Toyota Supra Safety-
systemen zijn ingeschakeld.
Controlelampje brandt oranje:
sommige Toyota Supra
Safety-systemen zijn uitge-
schakeld of op dat moment
niet beschikbaar.
Controlelampje brandt niet: alle Toyota Supra Safety-
systemen zijn uitgeschakeld.
Instellen van de waarschuwingstijd
Supra_OM_General_OM99X84E_1_2011.book Page 223 Thursday, October 8, 2020 9:53 AM

Page 224 of 512

2243-1. BEDIENING
Handleiding Supra_NL (vanaf productiedatum nov. 2020)
gebruik van richtingaanwijzers of bij
het opzettelijk kruisen van rijstrook-
markeringen in bochten.
 “Off” (uit): er worden geen waarschu-
wingen gegeven.
De geselecteerde instelling wordt opge-
slagen voor het op dat moment
gebruikte bestuurdersprofiel.
Via Toyota Supra Command:
1 “My Vehicle” (mijn auto)
2 “Vehicle settings” (instellingen auto)
3 “Steering wheel vibration” (stuur-
wieltrillingsfunctie)
4 Selecteer de gewenste instelling.
De instelling wordt geaccepteerd voor
alle Toyota Supr a Safety-systemen en
opgeslagen voor het op dat moment
gebruikte bestuurdersprofiel.
Stuurinterventie kan afzonderlijk wor-
den in- en uitgeschakeld voor de Blind
Spot Monitor en Lane Departure Warn-
ing.
Via Toyota Supra Command:
1 “My Vehicle” (mijn auto)
2 “Vehicle settings” (instellingen auto)
3 “Toyota Supra Safety”
4 “Steering intervention” (stuurinter-
ventie)
De geselecteerde instelling wordt opge-
slagen voor het op dat moment
gebruikte bestuurdersprofiel. Als de auto de rijstrook verlaat en de rij-
strookmarkering wordt gesignaleerd,
trilt het stuurwiel in overeenstemming
met de instelling van de stuurwieltril-
lingsfunctie.
Als de richtingaanwijzer vóór het wisse-
len van rijstrook in de desbetreffende
richting is ingeschakeld, wordt er geen
waarschuwing gegeven.
Afhankelijk van de uitrusting: Als een
rijstrookmarkering wordt overschreden
in het snelheidsbereik tot 210 km/h,
grijpt het systeem mogelijk niet alleen
in door middel van trillingen, maar ook
met een korte actieve stuurinterventie.
De stuurinterventie helpt de auto op de
rijstrook te houden.
Stuurinterventie
kan aan het stuur worden gevoeld en
kan te allen tijde handmatig worden
opgeheven. Bij actieve stuurinterventie
knippert het display in het instrumen-
tenpaneel.
Aanpassen van de sterkte van de
stuurwieltrillingsfunctie
Stuurinterventie in-/uitschakelenWeergave op het instrumenten-
paneel
Het symbool brandt groen: er is
aan ten minste één kant van de
auto een rijstrookmarkering
gesignaleerd en er kunnen waar-
schuwingen worden gegeven.
Waarschuwingsfunctie
Bij het verlaten van de rijstrook
Stuurinterventie
Supra_OM_General_OM99X84E_1_2011.book Page 224 Thursday, October 8, 2020 9:53 AM

Page 225 of 512

225
3
3-1. BEDIENING
BEDIENING
Handleiding Supra_NL (vanaf productiedatum nov. 2020)
Afhankelijk van de uitrusting: Als het
systeem binnen 3 minuten meerdere
malen een actieve stuurinterventie uit-
voert zonder dat de bestuurder het
stuurwiel aanraakt, klinkt er een waar-
schuwingssignaal. Bij de tweede
stuurinterventie klinkt een kort waar-
schuwingssignaal. Een langer waar-
schuwingssignaal klinkt vanaf de derde
stuurinterventie.
Er wordt ook een voertuigmelding
weergegeven.
Het waarschuwingssignaal en de voer-
tuigmelding laten de bestuurder weten
dat hij beter op de rijstrook moet letten.
De waarschuwing wordt onder andere
in de volgende situaties onderbroken:

Automatisch na een paar seconden.
 Bij terugkeer naar de juiste rijstrook.
 Als de auto sterk afremt.
 Bij het richting aangeven.
 Bij een ingreep van de Vehicle
Stability Control (VSC). Voor meer informatie:
• Sensoren van de auto, zie blz. 50.
Het systeem werkt in de volgende situ-
aties mogelijk niet optimaal, bijvoor-
beeld:

Wanneer er ontbrekende, versleten,
slecht zichtbare, samenko-
mende/scheidende of onduidelijke
rijstrookmarkeringen zijn, bijvoor-
beeld in gebieden waar wegwerk-
zaamheden plaatsvinden.
 Als rijstrookmarkeringen bedekt zijn
met sneeuw, ijs, vuil of water.
 In scherpe bochten of op smalle
wegen.
 Als de rijstrookmarkeringen niet wit
zijn.
 Als rijstrookmarkeringen door objec-
ten worden overschaduwd.
 Als de auto te dicht achter een voor-
ligger rijdt.
 Maximaal 10 s na het starten van de
motor met behulp van de startknop.
Er wordt mogelijk een voertuigmelding
weergegeven bij beperkte functionaliteit.
Waarschuwingssignaal
Annulering van de waarschuwing
Beperkingen van het systeem
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Door werkingslimieten van het systeem
kan het voorkomen dat het systeem hele-
maal niet, te laat, onjuist of ten onrechte
reageert. Er bestaat een kans op ongeval-
len en schade.
Houd rekening met de informatie over de
beperkingen van het systeem en grijp
indien nodig actief in.
Systeembeperkingen van de
sensoren
Functionele beperkingen
Supra_OM_General_OM99X84E_1_2011.book Page 225 Thursday, October 8, 2020 9:53 AM

Page 226 of 512

2263-1. BEDIENING
Handleiding Supra_NL (vanaf productiedatum nov. 2020)
*: indien aanwezig
De Blind Spot Monitor signaleert voer-
tuigen in de dode hoek of voertuigen
die van achteren naderen in de aan-
grenzende rijstrook. In deze situaties
worden waarschuwingen van verschil-
lende niveaus gegeven.
Vanaf een minimumsnelheid bewaken
twee radarsensoren in de achterbum-
per het gebied achter en naast de auto.
De minimumsnelheid is landspecifiek
en wordt weergegeven in het menu
voor de Toyota S upra Safety-systemen.
Het systeem geeft aan wanneer voer-
tuigen zich in de dode hoek bevinden,
pijl 1, of van achteren in de aangren-
zende rijstrook naderen, pijl 2.
Het lampje in de buitenspiegel gaat
gedimd branden.
Voordat van rijstrook wordt gewisseld
met ingeschakelde richtingaanwijzer,
geeft het systeem in de bovenstaande
situaties een waarschuwing.
Het lampje in de buitenspiegel knippert
en het stuurwiel trilt.
Blind Spot Monitor*
Principe
Algemeen
Veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw per-
soonlijke verantwoordelijkheid om de
zichtbaarheid en verkeerssituatie goed in
te schatten. Er bestaat een kans op onge-
vallen. Pas uw rijstijl aan de omstandighe-
den op de weg aan. Houd de
verkeerssituatie in de gaten en grijp in als
de situatie dit vereist.
WAARSCHUWING
Weergaven en waarschuwingen ontslaan
u niet van uw verantwoordelijkheid om vei-
lig te rijden. Systeembeperkingen kunnen
betekenen dat waarschuwingen of reac-
ties van het systeem niet of te laat worden
gegeven, onjuist worden gegeven of zon-
der rechtvaardiging worden gegeven. Er
bestaat een kans op ongevallen. Pas uw
rijstijl aan de omstandigheden op de weg
aan. Houd de verkeerssituatie in de gaten
en grijp in als de situatie dit vereist.
Overzicht
Toets in de auto
Toyota Supra Safety
Supra_OM_General_OM99X84E_1_2011.book Page 226 Thursday, October 8, 2020 9:53 AM

Page 227 of 512

227
3
3-1. BEDIENING
BEDIENING
Handleiding Supra_NL (vanaf productiedatum nov. 2020)
Het systeem wordt geregeld door de
volgende sensoren:
• Radarsensoren opzij, achter.
Voor meer informatie:
Sensoren van de auto, zie blz. 50.
De Blind Spot Monitor wordt aan het
begin van een rit automatisch weer
ingeschakeld als de functie was inge-
schakeld toen de motor de laatste keer
werd uitgezet.
Het menu voor de Toyota Supra
Safety-systemen wordt weergegeven.
Als alle Toyota Supra Safety-systemen
waren uitgeschakeld, worden alle sys-
temen nu ingeschakeld.
“Customise Settings” (persoonlijke
voorkeursinstellingen): afhankelijk van
de uitrusting kunnen de Toyota Supra
Safety-systemen afzonderlijk worden
geconfigureerd. De afzonderlijke instel-
lingen worden ingeschakeld en opge-
slagen voor het op dat moment
gebruikte bestuurders
profiel. Zodra een
instelling wordt gewijzigd in het menu,
worden alle instellingen in het menu
ingeschakeld. De instelling schakelt tussen het onder-
staande:
ALL ON (alles ingeschakeld): alle
Toyota Supra Safety-systemen zijn
ingeschakeld. De basisinstellingen wor-
den ingeschakeld voor de subfuncties.
“Customise” (aanpassen): de Toyota
Supra Safety-systemen worden inge-
schakeld overeenkom
stig de afzonder-
lijke instellingen.
Sommige Toyota Supra Safety-syste-
men kunnen niet afzonderlijk worden
uitgeschakeld.
Alle Toyota Supra Safety-systemen
worden uitgeschakeld.
Sensoren
In-/uitschakelen
Automatisch inschakelen
Handmatig in-/uitschakelen
Druk op de toets.
Druk herhaaldelijk op de toets.
Houd de toets ingedrukt.
ToetsStatus
Controlelampje brandt groen:
alle Toyota Supra Safety-sys- temen zijn ingeschakeld.
Controlelampje brandt oranje: sommige Toyota Supra
Safety-systemen zijn uitge-
schakeld of op dat moment niet beschikbaar.
Controlelampje brandt niet:
alle Toyota Supra Safety-sys- temen zijn uitgeschakeld.
Supra_OM_General_OM99X84E_1_2011.book Page 227 Thursday, October 8, 2020 9:53 AM

Page 228 of 512

2283-1. BEDIENING
Handleiding Supra_NL (vanaf productiedatum nov. 2020)
Via Toyota Supra Command:
1 “My Vehicle” (mijn auto)
2 “Vehicle settings” (instellingen auto)
3 “Toyota Supra Safety”
4 “Blind spot monitor”
5 Selecteer de gewenste instelling.
“Off” (uit): er wordt voor deze instelling geen
waarschuwing gegeven.
De instelling wordt opgeslagen voor het
op dat moment gebr uikte bestuurders-
profiel.
Via Toyota Supra Command:
1 “My Vehicle” (mijn auto)
2 “Vehicle settings” (instellingen auto)
3 “Steering wheel vibration” (stuur-
wieltrillingsfunctie)
4 Selecteer de gewenste instelling.
De instelling wordt geaccepteerd voor
alle Toyota Supr a Safety-systemen en
opgeslagen voor het op dat moment
gebruikte bestuurdersprofiel. Het gedimde lampje in de buitenspiegel
geeft aan wanneer voertuigen zich in
de dode hoek bevinden of van achteren
naderen.
Als de richtingaanwijzer is ingescha-
keld terwijl een voertu
ig zich in het kri-
tieke gebied bevindt, trilt het stuurwiel
kort en knippert het lampje in de buiten-
spiegel fel.
De waarschuwing wordt beëindigd
wanneer de richtingaanwijzer wordt uit-
geschakeld of het andere voertuig het
kritieke gebied heeft verlaten.
Bij het ontgrendelen van de auto bete-
kent een knipperend lampje dat het
systeem een zelftest uitvoert.
Instellen van de waarschuwingstijd
Aanpassen van de sterkte van de
stuurwieltrillingsfunctie
Waarschuwingsfunctie
Lampje in de buitenspiegel
Vroegtijdige waarschuwing
Dringende waarschuwing
Knipperen van het lampje
Supra_OM_General_OM99X84E_1_2011.book Page 228 Thursday, October 8, 2020 9:53 AM

Page 229 of 512

229
3
3-1. BEDIENING
BEDIENING
Handleiding Supra_NL (vanaf productiedatum nov. 2020)
Bij snelheden boven ongeveer 250
km/h wordt het systeem tijdelijk uitge-
schakeld.
Bij snelheden onder ongeveer 250
km/h reageert het systeem weer vol-
gens de instelling.
Voor meer informatie:
• Radarsensoren, zie blz. 50.
Het systeem werkt in
de volgende situ-
aties mogelijk niet optimaal, bijvoor-
beeld:
 Als de snelheid van het naderende
voertuig aanzienlijk hoger is dan de
snelheid van de eigen auto.
 In dichte mist, onder natte omstan-
digheden of bij sneeuw.
 In scherpe bochten of op smalle
wegen.
 Als de bumper vuil is of is bedekt
met sneeuw of bijvoorbeeld stickers. 
Na onjuist uitgevoerde werkzaamhe-
den aan het lakwerk van de auto.
 Bij het vervoer van uitstekende
lading.
Het bevestigen van objecten (bijvoor-
beeld stickers of folie) in het gebied van
de radarstraal zal ook de werking van
de radarsensoren schaden en kan zelfs
tot gevolg hebben dat deze falen.
Er wordt een voertuigmelding weerge-
geven bij beperkte functionaliteit.
Afhankelijk van de geselecteerde
instelling voor waarschuwingen, bij-
voorbeeld de waarschuwingstijd, kun-
nen er meer waarschuwingen worden
weergegeven. Hierdoor worden er
mogelijk meer voortijdige waarschuwin-
gen met betrekking tot kritieke situaties
gegeven.
Beperkingen van het systeem
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Door werkingslimieten van het systeem
kan het voorkomen dat het systeem hele-
maal niet, te laat, onjuist of ten onrechte
reageert. Er bestaat een kans op ongeval-
len en schade.
Houd rekening met de informatie over de
beperkingen van het systeem en grijp
indien nodig actief in.
Maximale snelheidslimiet
Systeembeperkingen van de senso-
ren
Functionele beperkingenWeergave waarschuwingen
Supra_OM_General_OM99X84E_1_2011.book Page 229 Thursday, October 8, 2020 9:53 AM

Page 230 of 512

2303-1. BEDIENING
Handleiding Supra_NL (vanaf productiedatum nov. 2020)
Het systeem reageert op voertuigen die
van achteren naderen.
Twee radarsensoren in de achterbum-
per bewaken het gebied achter de auto.
Als een voertuig met de juiste snelheid
van achteren nadert, reageert het sys-
teem als volgt:
 De alarmknipperlichten worden inge-
schakeld om het verkeer achter u te
waarschuwen als er kans is op een
aanrijding van achteren. Het systeem wordt geregeld door de
volgende sensoren:
• Radarsensoren opzij, achter.
Voor meer informatie:
Sensoren van de auto, zie blz. 50.
Het systeem wordt aan het begin van
elke rit automatisch ingeschakeld.
In de volgende situaties wordt het sys-
teem uitgeschakeld:

Bij het achteruitrijden.
Voor meer informatie:
• Radarsensoren, zie blz. 50.
Voorkomen van een aanrijding
van achteren
Principe
Algemeen
Veiligheidsaanwijzingen
WAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw per-
soonlijke verantwoordelijkheid om de
zichtbaarheid en verkeerssituatie goed in
te schatten. Er bestaat een kans op onge-
vallen. Pas uw rijstijl aan de omstandighe-
den op de weg aan. Houd de
verkeerssituatie in de gaten en grijp in als
de situatie dit vereist.
WAARSCHUWING
Weergaven en waarschuwingen ontslaan
u niet van uw verantwoordelijkheid om vei-
lig te rijden. Systeembeperkingen kunnen
betekenen dat waarschuwingen of reac-
ties van het systeem niet of te laat worden
gegeven, onjuist worden gegeven of zon-
der rechtvaardiging worden gegeven. Er
bestaat een kans op ongevallen. Pas uw
rijstijl aan de omstandigheden op de weg
aan. Houd de verkeerssituatie in de gaten
en grijp in als de situatie dit vereist.
Overzicht
Sensoren
In-/uitschakelen
Beperkingen van het systeem
Systeembeperkingen van de
sensoren
Supra_OM_General_OM99X84E_1_2011.book Page 230 Thursday, October 8, 2020 9:53 AM

Page:   < prev 1-10 ... 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 ... 520 next >