TOYOTA YARIS HYBRID 2014 Instructieboekje (in Dutch)

Page 171 of 464

1714-1. Voor het rijden
4
Rijden
YARIS_HV_WE_52E13E
WAARSCHUWING
■Als de auto geparkeerd is
●Laat geen brillen, aanstekers, spuitbussen of blikken frisdrank in de auto
liggen als deze in de zon geparkeerd staat.
Dit kan resulteren in het volgende:
• Een aansteker of spuitbus kan gas gaan lekken, waardoor brand kan
ontstaan.
• De temperatuur in de auto kan zo hoog oplopen dat kunststof brillengla-
zen en kunststof monturen kunnen vervormen of barsten.
• Blikjes frisdrank kunnen openbarsten, waardoor de inhoud in het interi-
eur terechtkomt. Bovendien kan de vloeistof kortsluiting in de elektri-
sche componenten veroorzaken.
• Laat geen aanstekers achter in de auto. Als een aansteker in het dash-
boardkastje of op de vloer ligt, kan deze per ongeluk gaan branden als
er bagage wordt geplaatst of een stoel wordt afgesteld en brand veroor-
zaken.
●Plak geen parkeerschijven op de voorruit of andere ruiten. Plaats geen
reservoirs zoals luchtverfrissers op het instrumentenpaneel of dashboard.
Deze parkeerschijven of reservoirs kunnen als een lens werken en brand
veroorzaken in de auto.
●Laat geen portier of ruit open als het gebogen glas van naastliggende
gebouwen voorzien is van een gemetalliseerde film, bijvoorbeeld een zil-
verkleurige folie. Weerkaatst zonlicht kan van het glas een lens maken en
brand veroorzaken.
●Activeer altijd de parkeerrem, zet de selectiehendel in stand P, schakel het
hybridesysteem uit en vergrendel de auto.
Laat de auto niet onbeheerd achter als het controlelampje READY brandt.
●Raak de uitlaatpijp niet aan als het controlelampje READY brandt of direct
na het uitschakelen van het hybridesysteem.
Anders kunt u brandwonden oplopen.
■Als u even gaat slapen in de auto
Schakel altijd het hybridesysteem uit. Anders zou u per ongeluk de selectie-
hendel kunnen verplaatsen of het gaspedaal in kunnen trappen, waardoor
een ongeluk veroorzaakt zou kunnen worden of het hybridesysteem over-
verhit zou kunnen raken, waardoor brand kan ontstaan. Verder kunnen uit-
laatgassen in een slecht geventileerde omgeving in de auto terechtkomen,
hetgeen zeer schadelijk kan zijn voor de gezondheid.

Page 172 of 464

1724-1. Voor het rijden
YARIS_HV_WE_52E13E
WAARSCHUWING
■Bij het remmen
●Rijd voorzichtiger wanneer de remmen nat zijn.
De remweg neemt toe als de remmen nat zijn en bovendien kan vocht
ertoe leiden dat de ene kant van de auto sterker afgeremd wordt dan de
andere kant. Ook de werking van de parkeerrem kan door vocht in nega-
tieve zin beïnvloed worden.
●Rijd niet te dicht achter een andere auto als het elektronisch geregelde
remsysteem niet werkt en vermijd afdalingen en scherpe bochten die
afremmen noodzakelijk maken.
In dat geval kan de auto nog wel worden afgeremd maar er moet meer
kracht op het rempedaal worden uitgeoefend. De remweg zal ook langer
zijn. Laat uw remmen onmiddellijk repareren.
●Het remsysteem bestaat uit 2 of meer afzonderlijke hydraulische syste-
men: als een van de systemen uitvalt, werkt het andere systeem/werken
de andere systemen nog wel. In dat geval moet het rempedaal krachtiger
worden ingetrapt dan gewoonlijk en neemt ook de remweg toe.
Laat uw remmen onmiddellijk repareren.
OPMERKING
■Tijdens het rijden
●Trap tijdens het rijden niet tegelijkertijd het gaspedaal en het rempedaal in,
anders neemt het vermogen van het hybridesysteem mogelijk af.
●Gebruik het gaspedaal niet om de auto op een helling op zijn plaats te
houden en trap daartoe ook niet het rempedaal en het gaspedaal gelijktij-
dig in.
■Bij het parkeren
Zet de selectiehendel altijd in stand P. Als u dit niet doet, kan de auto onver-
wachts accelereren als het gaspedaal per ongeluk wordt ingetrapt.

Page 173 of 464

1734-1. Voor het rijden
4
Rijden
YARIS_HV_WE_52E13E
OPMERKING
■Vermijd schade aan onderdelen van de auto
●Draai het stuurwiel niet gedurende langere tijd in een van beide richtingen
tegen de aanslag aan.
Hierdoor kan schade aan de stuurbekrachtigingsmotor ontstaan.
●Rijd zo langzaam mogelijk over oneffenheden in de weg om schade aan
de wielen, de onderzijde van de auto, enz. te vermijden.
■Als u tijdens het rijden een lekke band krijgt
Een lekke of beschadigde band kan leiden tot de onderstaande situaties.
Houd het stuurwiel stevig vast en trap het rempedaal geleidelijk in om de
auto tot stilstand te brengen.
●Het kan moeilijk zijn om de auto onder controle te houden.
●De auto kan abnormale geluiden maken of trillen.
●De auto kan abnormaal gaan overhellen.
Informatie over wat u moet doen in het geval van een lekke band
(Blz. 379, 394)
■Overstroomde wegen
Rijd niet op wegen die na zware regenval e.d. zijn overstroomd. Indien u dat
toch doet, kan de auto hierdoor ernstig beschadigd raken:
●Motor slaat af
●Kortsluiting in elektrische componenten
●Motorschade door onderdompeling in water
Na het rijden op een overstroomde weg moet het volgende worden nageke-
ken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige:
●Remwerking
●Veranderingen in het peil en de kwaliteit van olie en vloeistoffen die wor-
den gebruikt voor de motor, transmissie, enz.
●Smering van de lagers en de wielophanging (indien mogelijk) en de wer-
king van alle koppelingen, lagers, enz.

Page 174 of 464

1744-1. Voor het rijden
YARIS_HV_WE_52E13E
Lading en bagage
Lees onderstaande informatie over voorzorgsmaatregelen, laad-
vermogen en belading zorgvuldig door:
WAARSCHUWING
■Zaken die niet in de bagageruimte vervoerd mogen worden
De volgende zaken kunnen brand veroorzaken als ze in de bagageruimte
vervoerd worden:
●Jerrycans met benzine
●Spuitbussen
■Voorzorgsmaatregelen bij het vervoer van goederen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat
de pedalen niet goed kunnen worden ingetrapt, dat het zicht van de
bestuurder wordt gehinderd of dat de bestuurder of passagiers door voor-
werpen geraakt worden, wat een ongeval kan veroorzaken.
●Vervoer lading en bagage indien mogelijk altijd in de bagageruimte.
●Stapel bagage in de bagageruimte nooit hoger dan de rugleuningen.
●Leg geen lading of bagage op de volgende plaatsen:
• In de voetenruimte bij de bestuurder
• Op de voorpassagiersstoel of de achterstoelen (als er goederen op
elkaar gestapeld worden)
• Op de bagageafdekking
• Op het instrumentenpaneel
• Op het dashboard
●Berg alle voorwerpen op in het passagierscompartiment.
●Plaats als u de achterstoelen neerklapt geen lange voorwerpen direct ach-
ter de voorstoelen.
●Sta nooit toe dat er personen in de bagageruimte meerijden. De bagage-
ruimte is niet ontworpen om personen te vervoeren. Personen dienen
plaats te nemen op een zitplaats en een gordel op de juiste manier om te
doen. Anders neemt de kans op ernstig letsel bij plotseling remmen of uit-
wijken en bij een ongeval sterk toe.
■Lading en gewichtsverdeling
●Overlaad uw auto niet.
●Verdeel de belading altijd gelijkmatig. Een onjuiste belading kan de bestu-
ring en de remwerking in negatieve zin beïnvloeden, waardoor een onge-
val met ernstig letsel zou kunnen ontstaan.

Page 175 of 464

175
4
4-1. Voor het rijden
Rijden
YARIS_HV_WE_52E13E
Rijden met een aanhangwagen
Toyota adviseert u geen aanhangwagen met uw auto te trekken.
Toyota adviseert u bovendien geen trekhaak te laten monteren
voor het gebruik van bijvoorbeeld een fietsendrager. Uw Toyota
is niet ontworpen voor het rijden met een aanhangwagen of het
gebruik van op de trekhaak bevestigde fietsendragers en derge-
lijke.

Page 176 of 464

1764-2. Rijprocedures
YARIS_HV_WE_52E13E
Contactslot (auto's zonder Smart entr y-
systeem en startknop)
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Controleer of de selectiehendel in stand P staat.
Trap het rempedaal stevig in.
Zet het contact in stand START om het hybridesysteem te starten.
Als het controlelampje READY gaat branden, werkt het hybridesysteem
normaal.
Houd het rempedaal ingetrapt tot het controlelampje READY brandt.
Controleer of het controlelampje READY brandt.
Wanneer het controlelampje READY uit is, kunt u niet wegrijden.
Breng de auto tot stilstand.
Zet de selectiehendel in stand P. (Blz. 188)
Activeer de parkeerrem. (Blz. 192)
Zet het contact UIT om het hybridesysteem uit te schakelen.
Laat het rempedaal los en controleer of het controlelampje READY
uit is.
Starten van het hybridesysteem
Uitschakelen van het hybridesysteem
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5

Page 177 of 464

1774-2. Rijprocedures
4
Rijden
YARIS_HV_WE_52E13E
UIT
Het stuurwiel is geblokkeerd en de
sleutel kan worden verwijderd. (De
sleutel kan alleen worden verwij-
derd als de selectiehendel in stand
P staat.)
ACC
Sommige elektrische componen-
ten zoals het audiosysteem kun-
nen worden gebruikt.
AAN
Alle elektrische componenten kun-
nen worden gebruikt.
START
Voor het starten van het hybride-
systeem.
Als het hybridesysteem wordt uitgeschakeld met de selectiehendel in
een andere stand dan P, dan wordt het contact niet UIT maar in stand
ACC gezet. Voer de volgende procedure uit om het hybridesysteem
uit te schakelen:
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Zet de selectiehendel in stand P. (Blz. 188)
Zet het contact UIT om het hybridesysteem uit te schakelen.
Wijzigen van de standen van het contact
1
2
3
4
Uitschakelen van het hybridesysteem met de selectiehendel in
een andere stand dan P
1
2
3

Page 178 of 464

1784-2. Rijprocedures
YARIS_HV_WE_52E13E
■Het contact van stand ACC naar UIT zetten
Zet de selectiehendel in stand P. (Blz. 188)
■Geluiden en trillingen die bij een hybrideauto voorkomen
Blz. 76
■Als de buitentemperatuur laag is, bijvoorbeeld bij rijden in de winter
Als het hybridesysteem gestart wordt, knippert het controlelampje READY
mogelijk lang. Bedien de auto niet totdat het controlelampje READY continu
brandt. Continu branden betekent dat de auto in beweging kan komen.
■Als het hybridesysteem niet kan worden ingeschakeld
De startblokkering is mogelijk niet uitgeschakeld. (Blz. 82)
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■Als het stuurslot niet ontgrendeld kan worden
■Het controlelampje READY gaat niet branden
Neem, als het controlelampje READY niet gaat branden nadat de juiste pro-
cedure voor het starten van de auto is gevolgd, direct contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.Druk de sleutel dieper in het slot en
draai deze naar UIT.
Bij het starten van het hybridesysteem
kan de sleutel moeilijk uit UIT worden
gedraaid. Draai het stuurwiel enigszins
naar links of naar rechts om het stuurslot
te ontgrendelen.
1
2

Page 179 of 464

1794-2. Rijprocedures
4
Rijden
YARIS_HV_WE_52E13E■Wanneer er een storing in het hybridesysteem aanwezig is
Blz. 370
■Waarschuwingssysteem sleutel in contactslot
Wanneer u het bestuurdersportier opent terwijl het contact in stand ACC of
UIT staat, klinkt er een zoemer die u helpt herinneren dat u de sleutel moet
verwijderen.
WAARSCHUWING
■Starten van het hybridesysteem
Ga altijd op de bestuurdersstoel zitten wanneer u het hybridesysteem start.
Trap onder geen enkele voorwaarde het gaspedaal in bij het starten van het
hybridesysteem.
Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan
ontstaan.
■Wees voorzichtig tijdens het rijden
Zet het contact onder het rijden nooit UIT. Als het hybridesysteem in een
noodgeval moet worden uitgezet terwijl de auto nog rijdt, zet het contact
dan alleen in stand ACC om het hybridesysteem uit te schakelen. Als het
hybridesysteem tijdens het rijden wordt uitgeschakeld kan er een ongeluk
ontstaan. (Blz. 361)
OPMERKING
■Voorkomen van ontlading van de 12V-accu
Laat het contact niet gedurende langere tijd in stand ACC of AAN staan
wanneer het hybridesysteem niet is ingeschakeld.
■Starten van het hybridesysteem
Indien het hybridesysteem moeilijk start, laat uw auto dan onmiddellijk con-
troleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.

Page 180 of 464

1804-2. Rijprocedures
YARIS_HV_WE_52E13E
Startknop (auto's met Smart entr y-systeem
en startknop)
Controleer of de parkeerrem geactiveerd is.
Controleer of de selectiehendel in stand P staat.
Trap het rempedaal stevig in.
Het controlelampje van het Smart entry-systeem met startknop (groen)
gaat branden.
Als het controlelampje niet gaat branden, kan het hybridesysteem niet wor-
den gestart.
Druk de startknop in.
Als het controlelampje READY
gaat branden, werkt het hybride-
systeem normaal.
Houd het rempedaal ingetrapt tot
het controlelampje READY brandt.
Het hybridesysteem kan vanuit
iedere stand van het contact wor-
den gestart.
Controleer of het controlelampje READY brandt.
Wanneer het controlelampje READY uit is, kunt u niet wegrijden.
Door de volgende handelingen wordt het hybridesysteem
gestart of wijzigt de stand van het contact wanneer u de elektro-
nische sleutel bij u draagt.
Starten van het hybridesysteem
1
2
3
4
5

Page:   < prev 1-10 ... 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 ... 470 next >