YAMAHA AEROX50 2007 Instructieboekje (in Dutch)

Page 1 of 68

HANDLEIDING
5WJ-F8199-D1
YQ50 / YQ50L

Page 2 of 68

Page 3 of 68

INLEIDING
DAU10110
Welkom in de wereld van Yamaha rijders!
Als eigenaar van de YQ50/YQ50L profiteert u van Yamaha’s ervaring en technische kennis in het ontwerpen en fabriceren van producten
van topkwaliteit, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem rustig de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u plezier zult hebben van alle functies van uw YQ50/YQ50L. Deze
gebruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de scooter, terwijl ook wordt beschreven hoe u uzelf
en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
De vele tips in deze handleiding helpen u bovendien om uw scooter in optimale conditie te houden. Als er tenslotte toch nog vragen zijn,
aarzel dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u veilig en plezierig rijden toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!

Page 4 of 68

BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DAU34110
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:OPMERKING:
Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze scooter en moet altijd bij de scooter blijven, ook als
deze later wordt verkocht.

Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze reden kan er soms sprake zijn
van kleine verschillen tussen uw scooter en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest recenteproductinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen heeft over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha dealer.WAARSCHUWING
DWA12410
LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE SCOOTER GAAT GEBRUIKEN.Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW VEILIGHEID!
Wanneer de instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd, kan dit lei-
den tot ernstig of zelfs dodelijk letsel
voor de bestuurder, omstanders of degene die de scoo-
ter inspecteert of repareert.
De aanduiding LET OP geeft aan dat er speciale voorzorgsmaatregelen moeten worden ge-
troffen om schade aan de scooter te voorkomen.
De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakkelijken of
verhelderen.
WAARSCHUWING
LET OP:
OPMERKING:

Page 5 of 68

BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DAUM1010
YQ50/YQ50L
HANDLEIDING
©2004 door MBK INDUSTRIE
1e Uitgave, augustus 2004
Alle rechten voorbehouden
Elke vorm van herdruk of onbevoegd ge-
bruik
zonder schriftelijke toestemming van
MBK INDUSTRIE
is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Frankrijk.

Page 6 of 68

INHOUDSOPGAVEVEILIGHEIDSINFORMATIE ..............1-1
Andere aandachtspunten voor
veilig motorrijden .........................1-4
BESCHRIJVING ................................2-1
Aanzicht linkerzijde ..........................2-1
Aanzicht rechterzijde .......................2-2
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN
EN BEDIENINGEN.............................3-1
Contactslot/stuurslot .......................3-1
Controle- en
waarschuwingslampjes ...............3-2
Snelheidsmeterunit .........................3-3
Toerenteller
(Per model verschillend) ..............3-3
Brandstofniveaumeter ....................3-4
Stuurschakelaars ............................3-4
Voorremhendel ...............................3-5
Achterremhendel ............................3-5
Tankdop ..........................................3-5
Brandstof ........................................3-6
Uitlaatkatalysator ............................3-7
Oliereservoir voor 2-takt
injectiesmering ............................3-7
2-takt injectiesmering ......................3-8
Kickstarter .......................................3-8
Rijderzadel ......................................3-8
Opbergcompartiment A ...................3-9
Opbergcompartiment B .................3-10Afstellen van de schokdemperunit
(Per model verschillend) ........... 3-10
CONTROLES VOOR HET
STARTEN........................................... 4-1
Controlelijst voor gebruik ................ 4-2
GEBRUIK EN BELANGRIJKE
RIJ-INFORMATIE.............................. 5-1
Starten van de motor ...................... 5-1
Wegrijden ....................................... 5-2
Sneller en langzamer rijden ........... 5-2
Remmen ......................................... 5-2
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik ........................ 5-3
Inrijperiode ..................................... 5-3
Parkeren ......................................... 5-4
PERIODIEK ONDERHOUD EN
KLEINERE REPARATIES................. 6-1
Periodiek smeer- en
onderhoudsschema .................... 6-2
Verwijderen en aanbrengen van de
stroomlijn- en framepanelen ....... 6-5
Controleren van de bougie ............. 6-6
Versnellingsbakolie ........................ 6-7
Koelvloeistof ................................... 6-8
Reinigen van het
luchtfilterelement ......................... 6-9
Afstellen van de carburateur ........ 6-10Controleren van de vrije slag
gaskabel ................................... 6-11
Banden ........................................ 6-11
Gietwielen .................................... 6-13
Vrije slag van voor- en
achterremhendel controleren ... 6-13
Controleren van voor- en
achterremblokken ..................... 6-14
Controleren van
remvloeistofniveau ................... 6-15
Verversen van remvloeistof ......... 6-16
Controleren en smeren van
gasgreep en gaskabel .............. 6-16
Smeren van voor- en
achterremhendels ..................... 6-16
Controleren en smeren van de
middenbok ................................ 6-17
Voorvork controleren ................... 6-17
Controle van stuursysteem .......... 6-18
Controleren van wiellagers .......... 6-18
Accu ............................................. 6-18
Zekering vervangen ..................... 6-20
Koplampgloeilamp vervangen ..... 6-20
Gloeilamp in remlicht/achterlicht
vervangen ................................. 6-21
Gloeilamp in richtingaanwijzer
vervangen ................................. 6-21
Problemen oplossen .................... 6-22
Storingzoekschema’s ................... 6-23

Page 7 of 68

INHOUDSOPGAVE
VERZORGING EN STALLING VAN
DE SCOOTER.................................... 7-1
Verzorging ......................................7-1
Stalling ............................................7-3
SPECIFICATIES ................................8-1
GEBRUIKERSINFORMATIE.............. 9-1
Identificatienummers ......................9-1

Page 8 of 68

1-1
1
VEILIGHEIDSINFORMATIE
DAUT1010
SCOOTERS ZIJN TWEEWIELIGE VOER-
TUIGEN. HUN VEILIG GEBRUIK EN
WERKING ZIJN AFHANKELIJK VAN JUIS-
TE RIJTECHNIEKEN EN VAN DE DES-
KUNDIGHEID VAN DE BESTUURDER.
ELKE BESTUURDER MOET BEKEND
ZIJN MET DE VOLGENDE VEREISTEN
ALVORENS MET DEZE SCOOTER TE
GAAN RIJDEN.
HIJ OF ZIJ MOET:
DOOR EEN COMPETENTE INFOR-
MATIEBRON GRONDIG ZIJN INGE-
LICHT OVER ALLE ASPECTEN VAN
SCOOTERRIJDEN.

ZICH HOUDEN AAN DE WAAR-
SCHUWINGEN EN ONDERHOUD-
SEISEN VERMELD IN HET
INSTRUCTIEBOEKJE VOOR DE EI-
GENAAR.

GRONDIG GETRAIND ZIJN IN VEILI-
GE EN CORRECTE RIJTECHNIE-
KEN.

GEBRUIK MAKEN VAN PROFES-
SIONELE TECHNISCHE SERVICE,
ZOALS AANGEGEVEN IN HET IN-
STRUCTIEBOEKJE EN/OF WAN-
NEER DE MECHANISCHE
CONDITIES DIT VEREISEN.Veilig rijden

Controleer de machine altijd voor u
gaat rijden. Een zorgvuldige controle
kan een ongeval helpen voorkomen.

Deze scooter is gebouwd voor het ver-
voer van de bestuurder plus een pas-
sagier.
OPMERKING:Hoewel deze scooter is gebouwd voor het
vervoeren van de bestuurder en een passa-
gier, dient u altijd de lokale wet- en regelge-ving na te leven.
Het niet opmerken en herkennen van
scooters door andere weggebruikers
vormt de belangrijkste oorzaak van
auto/scooter ongevallen. Vaak worden
ongevallen veroorzaakt doordat een
autobestuurder de scooter niet heeft
gezien. Zorg dat u opvalt, dat blijkt het
meest effectief om het risico op een
dergelijk type ongeval te verminderen.
Dus:
Draag een jack in felle kleuren.
Wees extra voorzichtig bij het nade-
ren en passeren van kruisingen,
daar doen ongelukken met scooters
zich namelijk het meest voor.Ga daar rijden waar andere wegge-
bruikers u kunnen zien. Ga niet rij-
den in de dode zichthoek van een
andere weggebruiker.

Bij veel ongevallen zijn onervaren be-
stuurders betrokken. Vaak waren bij
een ongeval betrokken bestuurders
zelfs niet in het bezit van een geldig rij-
bewijs.
Zorg dat u bekwaam bent om te rij-
den en leen uw machine alleen uit
aan ervaren scooterrijders.
Weet wat u wel en niet aankunt.
Door rekening te houden met uw
beperkingen helpt u ongelukken
voorkomen.
We raden aan om het scooterrijden
te oefenen op plekken waar geen
verkeer is, totdat u grondig bekend
bent met de scooter en zijn bedie-
ning.

Ongelukken worden vaak veroorzaakt
door een fout van de scooterbestuur-
der. Veel bestuurders houden bij het
ingaan van een bocht een TE HOGE
RIJSNELHEID aan of rijden te lang

Page 9 of 68

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-2
1
rechtop (onvoldoende schuinleggen
bij de bewuste rijsnelheid), zodat de
bocht dan te wijd wordt genomen.
Neem altijd de maximum snelheid in
acht en rijd nooit sneller dan de
wegcondities en het verkeer toe-
staan.
Geef altijd richting aan voordat u af-
slaat of van rijstrook wisselt. Zorg
dat andere weggebruikers u kunnen
zien.

De zithouding van de bestuurder en de
passagier is belangrijk voor een goede
besturing.
De bestuurder moet tijdens het rij-
den beide handen aan het stuur
houden en beide voeten op de voet-
plaat, om zo de macht over het stuur
te behouden.
De passagier hoort steeds de be-
stuurder, de zadelband of de hand-
greep, indien aanwezig, met beide
handen vast te houden en beide
voeten op de passagiersvoetsteu-
nen te houden.
Neem nooit een passagier mee die
niet in staat is om beide voeten ste-
vig op de passagiersvoetsteunen te
zetten.

Rijd nooit onder invloed van alcohol of
andere drugs.

Deze scooter is uitsluitend ontworpen
voor gebruik op verharde wegen. De
machine is niet bedoeld voor off-road
gebruik.
Beschermende kleding
Scooterongelukken met dodelijke afloop
betreffen meestal hoofdletsel. Het dragen
van een helm is de belangrijkste factor bij
het voorkomen of reduceren van hoofdlet-
sel.

Draag altijd een goedgekeurde helm.

Draag ook een gezichtskap of een vei-
ligheidsbril. De rijwind in uw niet-afge-
schermde ogen kan het zicht
verslechteren, zodat u gevaren te laat
zou opmerken.

Door een jack, stevige schoenen, een
lange broek, handschoenen e.d. te
dragen verkleint u de kans op schaaf-
wonden of ontvellingen.

Draag nooit loszittende kleding, deze
kan blijven haken aan schakelhand-
grepen of door de wielen worden ge-
grepen en zo een ongeval of letsel
veroorzaken.

Raak nooit de motor of het uitlaatsys-
teem aan terwijl de motor draait. Deze
onderdelen worden zeer heet en kun-nen zo brandwonden veroorzaken.
Draag altijd beschermende kleding die
uw benen, enkels en voeten bedekt.

De hierboven vermelde voorzorgs-
maatregelen gelden ook voor passa-
giers.
Technische wijzigingen
Door het aanbrengen van technische wijzi-
gingen die niet door Yamaha zijn goedge-
keurd, of door originele onderdelen te
verwijderen, kan deze scooter onveilig wor-
den in het gebruik en ernstig persoonlijk let-
sel veroorzaken. Door dergelijke
wijzigingen kan het gebruik van uw scooter
ook onwettig worden.
Bagage en accessoires
Het monteren van accessoires of het ver-
voer van bagage kan een negatief effect
hebben op de rijstabiliteit en het weggedrag
als hierdoor de gewichtsverdeling van de
scooter verandert. Wees uiterst voorzichtig
bij het monteren van accessoires of het be-
laden van uw scooter, om zo mogelijke on-
gevallen te vermijden. Pas extra op
wanneer u op een scooter rijdt die beladen
is of waaraan accessoires zijn gemonteerd.
Hier volgen enkele algemene richtlijnen bij
het beladen van de scooter of het monteren
van accessoires:

Page 10 of 68

VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-3
1
BeladenHet totale gewicht van de bestuurder, pas-
sagier, accessoires en bagage mag de
maximale gewichtlimiet van 180 kg (397 lb)
niet overschrijden. Let op het volgende
wanneer u tot deze gewichtslimiet belaadt:
Het zwaartepunt van bagage en ac-
cessoires moet zo laag mogelijk liggen
en zo dicht mogelijk nabij de scooter.
Zorg dat het gewicht zo gelijkmatig
mogelijk aan beide zijden van de scoo-
ter wordt verdeeld, om zo onbalans of
instabiliteit te beperken.

Als gewicht gaat schuiven kan zich
een plotselinge onbalans voordoen.
Controleer voordat u gaat rijden of ac-
cessoires en bagage stevig aan de
scooter zijn bevestigd. Controleer de
bevestigingspunten voor accessoires
en bagage regelmatig.

Bevestig nooit omvangrijke of zware
goederen aan het stuur, de voorvork of
het voorwielspatbord. Dergelijke items
kunnen een instabiel weggedrag of
een te trage reactie op het stuur ver-
oorzaken.
Accessoires
Originele Yamaha accessoires werden spe-
ciaal ontworpen voor montage aan deze
scooter. Yamaha is niet in staat om alle ove-
rige leverbare accessoires te testen. U bentdus zelf verantwoordelijk voor de juiste keu-
ze, installatie en gebruik van niet-Yamaha
accessoires. Wees zorgvuldig bij de keuze
en installatie van accessoires.
Volg bij de montage van accessoires de on-
derstaande richtlijnen en die vermeld onder
het kopje “Beladen”.

Monteer nooit accessoires en vervoer
nooit bagage als deze een nadelige in-
vloed hebben op de prestaties van uw
scooter. Inspecteer het accessoire
zorgvuldig alvorens het te gebruiken,
om zeker te zijn dat het de grondspe-
ling of de hellinghoek op geen enkele
manier vermindert, de veerweg, de
stuuruitslag of de bediening beperkt of
lampen of reflectors afdekt.
Accessoires die aan of nabij het
stuur of de voorvork zijn gemon-
teerd zullen mogelijk instabiliteit ver-
oorzaken door een foutieve
gewichtsverdeling of door aërody-
namische effecten. Accessoires
aan het stuur of nabij de voorvork
moeten zo licht mogelijk zijn en tot
een minimum worden beperkt.
Omvangrijke accessoires kunnen
door hun aërodynamisch effect van
invloed zijn op de rijstabiliteit van de
scooter. De scooter kan door rijwind
worden opgetild of bij zijwind insta-biel worden. Zulke accessoires kun-
nen ook instabiliteit veroorzaken
terwijl u grote voertuigen inhaalt of
door deze wordt ingehaald.
Sommige accessoires noodzaken
de bestuurder om een andere dan
de normale zitpositie in te nemen.
Zo’n verkeerde zitpositie beperkt de
bewegingsvrijheid van de bestuur-
der en kan een comfortabele bedie-
ning hinderen, zodat we dergelijke
accessoires sterk afraden.

Wees voorzichtig bij het aanbrengen
van elektrische accessoires. Als elek-
trische accessoires de capaciteit van
het elektrisch systeem van de scooter
te boven gaan, kan zich een gevaarlij-
ke elektrische storing voordoen waar-
door de verlichting of de motor uitvalt.
Benzine en uitlaatgassen

BENZINE IS ZEER GEMAKKELIJK
ONTVLAMBAAR:
Zet de motor altijd af als u benzine
tankt.
Pas op en mors tijdens het tanken
geen benzine op de motor of op het
uitlaatsysteem.
Tank niet terwijl u rookt of in de na-
bijheid bent van open vuur.

Page:   1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 ... 70 next >