YAMAHA FZ1 S 2011 Instructieboekje (in Dutch)
Page 61 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
6
DAU20070
Koelvloeistof Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU40044
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op de middenbok.OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofni-
veau. Wanneer hij iets schuin staat,
kan het niveau al foutief worden afge-
lezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.OPMERKINGHet koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.
3. Als het koelvloeistofniveau zich op of
onder de merkstreep voor minimumni-
veau bevindt, verwijder dan paneel C
om bij het koelvloeistofreservoir te ko-
men. (Zie pagina 6-9.)
4. Verwijder de dop van het koelvloei-
stofreservoir, vul koelvloeistof bij tot
aan de merkstreep voor maximumni-
veau, en breng dan de dop van het
koelvloeistofreservoir weer aan.
WAARSCHUWING! Verwijder alleen
de dop van het koelvloeistofreser-
voir. Probeer nooit om de radiator-
vuldop te verwijderen als de motor
koud is.
[DWA15161]
LET OP: Als er geen
koelvloeistof aanwezig is, gebruik
dan in plaats daarvan gedistilleerd
water of onthard leidingwater. Ge-bruik geen hard water of zout water,
dit is schadelijk voor de motor. Als
er in plaats van koelvloeistof water
is gebruikt, vervang dit dan zo snel
mogelijk door koelvloeistof, anders
is het systeem niet beschermd te-
gen vorst en corrosie. Als er water
aan de koelvloeistof is toegevoegd,
laat dan een Yamaha dealer zo snel
mogelijk het antivriesgehalte van
de koelvloeistof controleren om te
voorkomen dat de effectiviteit van
de koelvloeistof afneemt.
[DCA10472]
5. Monteer het paneel.
1. Koelvloeistofreservoir
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1. Dop koelvloeistofreservoir
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximum-
niveau):
0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)
U1CAD0D0.book Page 14 Thursday, September 9, 2010 5:12 PM
Page 62 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
6
DAU33031
De koelvloeistof verversen
De koelvloeistof moet volgens de interval-
perioden vermeld in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema ververst worden.
Laat de koelvloeistof verversen door een
Yamaha dealer. WAARSCHUWING! Pro-
beer nooit om de radiatorvuldop te ver-
wijderen als de motor warm is.
[DWA10381]DAU40054
Het luchtfilterelement vervangen Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Vervang het luchtfilterelement vaker als
u in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
1. Verwijder het bestuurderszadel. (Zie
pagina 3-17.)
2. Verwijder de panelen A en B. (Zie pa-
gina 6-9.)
3. Verwijder de bouten van het stroom-
lijnpaneel van de brandstoftank en trek
dan het stroomlijnpaneel los.
4. Verwijder de tankbevestigingsbouten.5. Licht de brandstoftank aan de voorzij-
de op en kantel de tank dan voorzich-
tig naar achteren bij het luchtfilterhuis
vandaan, maar zonder de brand-
stofslangen los te maken.
WAARSCHUWING! Zorg ervoor dat
de brandstoftank goed wordt on-
dersteund. Kantel de brandstoftank
niet te veel en trek er niet te hard
aan, hierdoor kunnen de brand-
stofslangen losraken met mogelijk
brandstoflekkage en brandrisico tot
gevolg.
[DWA10411]
1. Stroomlijnpaneel brandstoftank
2. Bout stroomlijnpaneel brandstoftank
1. Tankbevestigingsbout
U1CAD0D0.book Page 15 Thursday, September 9, 2010 5:12 PM
Page 63 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
6
6. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen. LET OP:
Let er bij het verwijderen van het
deksel van het luchtfilterhuis op dat
geen vreemde materialen in het
luchtinlaatspruitstuk terechtko-
men.
[DCA12881]
7. Trek het luchtfilterelement uit.8. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan in het luchtfilterhuis. LET OP:
Zorg ervoor dat het filterelement
goed aanligt in het luchtfilterhuis.
Laat de motor nooit draaien met het
luchtfilterelement uitgenomen,
hierdoor kunnen de zuiger(s) en/of
cilinder(s) overmatig versleten ra-
ken.
[DCA10481]
9. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
10. Plaats de brandstoftank terug. Contro-
leer of de brandstofslangen stevig zijn
aangesloten, de juiste ligging hebben
en niet worden afgekneld. Vergeet niet
de tankbeluchtingsslang en de over-
loopslang weer in de oorspronkelijke
positie te leggen. WAARSCHUWING!
Controleer alvorens de brandstof-tank in de oorspronkelijke positie
terug te plaatsen of de brand-
stofslangen niet beschadigd zijn.
Als een brandstofslang beschadigd
is, start de motor dan niet maar laat
een Yamaha dealer de slang ver-
vangen, anders kan brandstoflek-
kage ontstaan met brandrisico tot
gevolg.
[DWA11361]
FZ1-S
1. Schroef
2. Luchtfilterdeksel
1. Luchtfilterelement
2. Luchtinlaatspruitstuk
1. Tankbeluchtingsslang
2. Oorspronkelijke positie (verfmerkteken)
3. Overloopslang brandstoftank
3
21
U1CAD0D0.book Page 16 Thursday, September 9, 2010 5:12 PM
Page 64 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
6
FZ1-SA
FZ1-SA
11. Breng de tankbevestigingsbouten aan.
12. Plaats het stroomlijnpaneel van de
brandstoftank in de oorspronkelijke
positie en breng dan de bouten aan.13. Monteer de panelen.
14. Breng het bestuurderszadel aan.
DAU34301
Afstellen van het stationair toe-
rental Het stationair toerental moet als volgt wor-
den gecontroleerd en eventueel afgesteld
volgens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
De motor moet warm zijn om deze afstelling
te verrichten.
Controleer het stationair toerental en stel dit
indien nodig volgens de specificatie af door
de stationair stelschroef te verdraaien.
Draai de schroef in de richting (a) om het
stationair toerental te verhogen. Draai de
schroef in de richting (b) om het stationair
toerental te verlagen.
1. Overloopslang brandstoftank
2. Oorspronkelijke positie (verfmerkteken)
1. Tankbeluchtingsslang
2. Oorspronkelijke positie (verfmerkteken)
21
12
1. Stationair stelschroefStationair toerental:
1100–1300 tpm
U1CAD0D0.book Page 17 Thursday, September 9, 2010 5:12 PM
Page 65 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-18
6
OPMERKINGAls het voorgeschreven stationair toerental
niet haalbaar is volgens de hierboven be-
schreven werkwijze, vraag dan een
Yamaha dealer de afstelling uit te voeren.
DAU21384
De vrije slag van de gasgreep
controleren De vrije slag van de gasgreep dient bij de
binnenrand van de gasgreep 3.0–5.0 mm
(0.12–0.20 in) te bedragen. Controleer de
vrije slag van de gasgreep regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
DAU21401
Klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
1. Vrije slag van gasgreep
U1CAD0D0.book Page 18 Thursday, September 9, 2010 5:12 PM
Page 66 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-19
6
DAU21774
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10503
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10511
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machine
kan leiden tot een ongeval.
Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen. Bandenspanning (gemeten op kou-
de banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Voor:
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Achter:
290 kPa (2.90 kgf/cm², 42 psi)
FZ1-S 90–190 kg (198–419 lb)
FZ1-SA 90–184 kg (198–406 lb):
Voor:
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Achter:
290 kPa (2.90 kgf/cm², 42 psi)
Rijden met hoge snelheid:
Voor:
250 kPa (2.50 kgf/cm², 36 psi)
Achter:
290 kPa (2.90 kgf/cm², 42 psi)
Maximale belasting*:
FZ1-S 190 kg (419 lb)
FZ1-SA 184 kg (406 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires 1. Wang van band
2. BandprofieldiepteMinimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
U1CAD0D0.book Page 19 Thursday, September 9, 2010 5:12 PM
Page 67 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-20
6
OPMERKINGDe slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht.
WAARSCHUWING
DWA10471
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt om dit te doen.
Rijd niet te snel direct na het verwis-
selen van een band. Het bandopper-
vlak dient eerst te zijn ingereden
voordat het zijn optimale eigen-
schappen verkrijgt.
Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden met bandventielen.
WAARSCHUWING
DWA10481
Monteer altijd voor- en achterban-
den van hetzelfde merk en type.
Verschillende banden kunnen het
weggedrag van de machine veran-
deren, wat kan leiden tot een onge-
val.
Controleer altijd of de ventieldopjes
stevig zijn bevestigd om zo lucht-
lekkage te voorkomen.
Gebruik uitsluitend de hierna ver-
melde bandventielen en luchtven-
tielbuisjes om bij hoge rijsnelheden
een te lage bandspanning te voor-
komen.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieronder
vermelde banden voor dit model goedge-
keurd door Yamaha Motor Co., Ltd.
WAARSCHUWING
DWA10600
Deze motorfiets is uitgerust met speciale
banden die geschikt voor zeer hoge rij-
snelheden. Let op het volgende om deze
banden zo effectief mogelijk te kunnen
gebruiken.
1. Bandventiel
2. Bandventielbuis
3. Bandventieldop met afdichting
Voorband:
Maat:
120/70 ZR17M/C (58W)
Fabrikant/model:
DUNLOP/D221FA
Achterband:
Maat:
190/50 ZR17M/C (73W)
Fabrikant/model:
DUNLOP/D221G
VOOR en ACHTER:
Bandventiel:
TR412
Luchtventielbuis:
#9100 (origineel)
U1CAD0D0.book Page 20 Thursday, September 9, 2010 5:12 PM
Page 68 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-21
6
Gebruik bij vervanging uitsluitend
het voorgeschreven type banden.
Bij andere banden is het risico op
een klapband bij zeer hoge rijsnel-
heden niet denkbeeldig.
Gloednieuwe banden bieden op
sommige typen wegdek relatief wei-
nig grip totdat ze zijn “ingereden”.
Het is dan ook verstandig de eerste
100 km (60 mi) nadat een nieuwe
band is aangebracht rustig te blij-
ven rijden en pas daarna de rijsnel-
heid te verhogen.
Voordat met hoge snelheid wordt
gereden moeten de banden zijn op-
gewarmd.
Pas de bandspanning steeds aan
volgens de rijomstandigheden.
DAU21962
Gietwielen Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw voertuig.
Voor elke rit moeten de velgranden
worden gecontroleerd op scheurtjes,
verbuiging, kromheid of andere scha-
de. Laat in geval van schade het wiel
door een Yamaha dealer vervangen.
Probeer het wiel nooit zelf te repare-
ren, hoe klein de reparatie ook is. Ver-
vang een wiel dat vervormd is of
haarscheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of band
moet het wiel worden uitgebalanceerd.
Een niet uitgebalanceerd wiel zal mo-
gelijk slecht functioneren of kan een
slechte wegligging en een verkorte le-
vensduur van de banden tot gevolg
hebben.
DAU22081
Vrije slag van koppelingshendel
afstellen De vrije slag van de koppelingshendel dient
10.0–15.0 mm (0.39–0.59 in) te bedragen,
zoals weergegeven. Controleer de vrije slag
van de koppelingshendel regelmatig en stel
indien nodig als volgt af.
Draai de stelbout van de koppelingsspeling
richting (a) voor meer vrije slag van de kop-
pelingshendel. Draai de stelbout richting (b)
voor minder vrije slag van de koppe-
lingshendel.1. Stelbout voor vrije slag koppelingshendel
2. Vrije slag van koppelingshendel
U1CAD0D0.book Page 21 Thursday, September 9, 2010 5:12 PM
Page 69 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-22
6
OPMERKINGAls de voorgeschreven vrije slag niet kan
worden gehaald op de hierboven beschre-
ven wijze, vraag dan een Yamaha dealer
het inwendig koppelingsmechanisme te
controleren.
DAU37913
Vrije slag van remhendel contro-
leren Aan het uiteinde van de remhendel mag
geen vrije slag aanwezig zijn. Als er toch
een vrije slag is, laat dan een Yamaha
dealer het remsysteem inspecteren.
WAARSCHUWING
DWA14211
Een zacht of sponzig gevoel in de rem-
hendel kan betekenen dat er lucht in het
hydraulisch systeem aanwezig is. Als er
lucht in het hydraulisch systeem zit, laat
dan het systeem door een Yamaha
dealer ontluchten voordat de machine
wordt gebruikt. Lucht in het hydraulisch
systeem heeft een negatief effect op deremwerking, waardoor u de macht over
het stuur zou kunnen verliezen met een
ongeluk als gevolg.1. Geen vrije slag remhendel
1
U1CAD0D0.book Page 22 Thursday, September 9, 2010 5:12 PM
Page 70 of 102
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-23
6
DAU50750
Remlichtschakelaars (voor mo-
dellen met ABS) Het remlicht, dat wordt geactiveerd door het
rempedaal en de remhendel, moet oplich-
ten nét voordat de remmen aangrijpen. Laat
de remlichtschakelaars indien nodig door
een Yamaha dealer afstellen.
DAU50760
Remlichtschakelaars (voor mo-
dellen zonder ABS) Het remlicht, dat wordt geactiveerd door het
rempedaal en de remhendel, moet oplich-
ten nét voordat de remmen aangrijpen. Stel
de remlichtschakelaar achter indien nodig
als volgt af. De remlichtschakelaar voor
dient te worden afgesteld door een Yamaha
dealer.
Verdraai de stelmoer van de achterste rem-
lichtschakelaar en houd daarbij de remlicht-
schakelaar vast. Draai de stelmoer in de
richting (a) om het remlicht eerder te laten
branden. Draai de stelmoer in de richting (b)
om het remlicht later te laten branden.
DAU22392
Controleren van voor- en achter-
remblokken De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU36890
Remblokken voorrem
Elk voorremblok heeft een eigen slijtage-in-
dicator, zodat het remblok kan worden ge-
controleerd zonder de rem te hoeven
demonteren. Bekrachtig de rem en let op de
stand van de slijtage-indicator om de rem-
blokslijtage te controleren. Wanneer een
remblok zover is afgesleten dat de slijtage-
1. Remlichtschakelaar
2. Stelmoer remlichtschakelaar
1. Slijtage-indicator remblok
U1CAD0D0.book Page 23 Thursday, September 9, 2010 5:12 PM