stop start YAMAHA FZ8 N 2013 Instructieboekje (in Dutch)
Page 23 of 108
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-6
3
DAU11535
Waarschuwingslampje 
motorstorin g“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden of
knipperen wanneer er een probleem wordt
aangegeven in het elektrisch circuit dat de
motor controleert. Vraag in dat geval een
Yamaha dealer het zelfdiagnosesysteem te controleren. (Zie pagina 3-9 voor uitleg over
de werking van het zelfdiagnosesysteem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het waarschu-
wingslampje moet enkele seconden oplich-
ten en dan uitgaan.
Licht het waarschuwingslampje niet met-
een op wanneer u de sleutel naar “ON”
draait of blijft het lampje branden, laat het
elektrisch circuit dan door een Yamaha
dealer controleren.
DAU51781
ABS-waarschuwin gslampje “ ” (voor 
mo dellen met ABS)
Onder normale omstandigheden gaat het
ABS-waarschuwingslampje branden als de
sleutel naar “ON” wordt gedraaid en uit als
met een snelheid van 10 km/h (6 mi/h) of
hoger wordt gereden.
Als het ABS-waarschuwingslampje:  niet gaat branden wanneer de sleutel
naar “ON” wordt gedraaid 
gaat branden of knipperen tijdens het
rijden
 niet uitgaat wanneer met een snelheid
van 10 km/h (6 mi/h) of hoger wordt
gereden
Werkt het ABS-systeem mogelijk niet goed.
Vraag als een van de bovenstaande geval-
len zich voordoet zo snel mogelijk een
Yamaha dealer het systeem te controleren.
(Zie pagina 3-13 voor uitleg over de wer-
king van het ABS-systeem.)
WAARSCHUWING
DWA16041
Als het ABS-waarschuwin gslampje niet
uit gaat zo dra met een snelhei d van 10
km/h (6 mi/h) of ho ger wor dt g ere den, of
als het waarschuwin gslampje tij dens
het rij den  gaat  bran den of knipperen,
keert het remsysteem teru g naar con-
ventioneel remmen. Als een van  de  bo-
venstaan de  gevallen zich voor doet, of
als het waarschuwin gslampje helemaal
niet  gaat  bran den, rij d an extra voorzich-
ti g  om te voorkomen  dat  de remmen in
noo dsituaties  blokkeren. Laat het rem-
systeem en  de elektrische circuits zo
snel mo gelijk  door een Yamaha  dealer
controleren.
OPMERKINGAls de startknop wordt ingedrukt terwijl de
motor draait gaat het ABS-waarschu-
wingslampje branden, maar dit duidt niet
op een storing.
DAU38626
Controlelampje start blokkerin g
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Het elektrisch circuit voor het controle-
lampje kan worden gecontroleerd door de
sleutel naar “ON” te draaien. Het controle-
lampje moet enkele seconden oplichten en
dan uitgaan.
Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem. (Zie pagina 3-9 voor uitleg
over de werking van het zelfdiagnosesy-
steem.)
ABS
U2SHD1D0.book  Page 6  Monday, July 7, 2014  2:25 PM 
Page 27 of 108
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-10
3
OPMERKINGAls het display foutcode 52 weergeeft, be-
treft dit mogelijk een storing in het trans-
pondersignaal. Als deze fout zich voordoet,
probeer dan het volgende.1. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.OPMERKINGHoud andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden
gestart.2. Als de motor start, zet deze dan weer
uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart
met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeer-
sleutel en beide standaardsleutels
naar een Yamaha dealer en laat de
standaardsleutels opnieuw coderen.
LET OP
DCA11591
Wanneer het  display een foutco de aan-
g eeft, moet  de machine zo spoe dig  mo-
g elijk wor den  gecontroleer d om
motorscha de te voorkomen.
DAU1234H
StuurschakelaarsLinks
Rechts 1. Lichtsignaalschakelaar “ ”
2. Dimlichtschakelaar “ / ”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
4. Claxonschakelaar “ ”
5. Schakelaar alarmverlichting “ ”
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Startknop “ ”
12345
12
U2SHD1D0.book  Page 10  Monday, July 7, 2014  2:25 PM 
Page 28 of 108
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-11
3
DAU12351
Lichtsignaalschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12401
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
DAU12461
Richtin gaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12661
Noo dstopschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “ ”. Zet deze schakelaar op “ ” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12713
Startknop “ ” 
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien. Zie pagina 5-1 voor
startinstructies voordat u de motor start.
DAU44712
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring en het ABS-waarschuwingslampje (al-
leen voor model met ABS) kan gaan
branden als de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid en de startknop wordt ingedrukt. Dit
wijst echter niet op een storing.
DAU12735
Schakelaar alarmverlichtin g“” 
Met de sleutel in de stand “ON” of “ ”
kan deze schakelaar worden gebruikt voor
het inschakelen van  de alarmverlichting
(gelijktijdig knipperen van alle richtingaan-
wijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP
DCA10062
Ge bruik  de alarmverlichtin g niet g ed u-
ren de lan gere tij d als d e motor niet
d raait om dat hier door  de accu kan ont-
la den.
DAU12821
Koppelin gshen delDe koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppelen.
Laat de hendel los om de koppeling te laten
aangrijpen. Voor een soepele werking van
de koppeling moet de hendel snel ingetrok-
ken worden en langzaam worden losgela-
ten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-23.)1. Koppelingshendel
1
U2SHD1D0.book  Page 11  Monday, July 7, 2014  2:25 PM 
Page 41 of 108
WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-24
3
Met de motor uit:
1. Beweeg de zijstandaard omlaag.
2. De motorstopknop moet in de stand        staan.
3. Draai de sleutel naar aan.
4. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand.
5. Druk op de startknop.
Start de motor?
Met de motor nog aan:
6. Beweeg de zijstandaard omhoog.
7. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.
8. Schakel de versnellingsbak in een versnellingsstand.
9. Beweeg de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
Als de motor is afgeslagen:
10. Beweeg de zijstandaard omhoog.
11. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.
12. Druk op de startknop.
Start de motor?
Het systeem is in orde. De motorfiets mag worden gebruikt. De vrijstandschakelaar werkt mogelijk niet goed.
Rijd niet met de motorfiets 
voordat deze is 
nagekeken door een Yamaha dealer.
De zijstandaardschakelaar werkt mogelijk niet goed.
Rijd niet met de motorfiets  voordat deze is 
nagekeken door een Yamaha dealer.
De koppelingsschakelaar werkt mogelijk niet goed.
Rijd niet met de motorfiets  voordat deze is 
nagekeken door een Yamaha dealer.
JA NEE JA NEE JA NEE
Als zich een storing voordoet, vraag dan alvorens 
te gaan rijden een Yamaha dealer het systeem te 
controleren.
WAARSCHUWING
  “    ” 
U2SHD1D0.book  Page 24  Monday, July 7, 2014  2:25 PM 
Page 45 of 108
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-1
5
DAU15952
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te  maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING
DWA10272
Een onvol doen de vertrouw dhei d met  de
b ed ienin gselementen kan lei den tot ver-
lies van d e controle, met mo gelijk een
on geval of letsel tot g evolg.
DAU48712
OPMERKINGDit model is uitgerust met:
 een hellingshoeksensor, waarbij de
motor afslaat bij kanteling. In dit geval
geeft het display foutcode 30 weer,
maar dit is geen storing. Draai de sleu-
tel naar “OFF” en vervolgens naar
“ON” om de foutcode te wissen. Als u
dat niet doet zal de motor niet starten,
ondanks dat de motor wordt aange-
zwengeld als u op de startknop drukt.
 een automatische motorstop. De mo-
tor stopt automatisch als deze 20 mi-
nuten stationair draait. Als de motor
stopt, druk dan simpelweg op de
startknop om de motor opnieuw te
starten.
DAU51792
De motor starten Door het startspersysteem is starten alleen
mogelijk als aan een van de volgende voor-
waarden is voldaan:
 De versnellingsbak staat in de vrij-
stand.
 De versnellingsbak staat in een ver-
snelling geschakeld terwijl de koppe-
lingshendel is ingetrokken en de
zijstandaard is opgeklapt.
Zie pagina 3-23 voor meer informatie.
1. Draai de contactsleutel naar “ON” en controleer of de noodstopschakelaar
op “ ” is gezet.
De volgende waarschuwingslampjes
en het controlelampje moeten enkele
seconden oplichten en dan uitgaan.
 Waarschuwingslampje olieni-
veau
 Waarschuwingslampje koelvloei-
stoftemperatuur
 Waarschuwingslampje motor-
storing
 Controlelampje startblokkeringLET OP
DCA17671
Als  de  boven genoem de waarschu-
win gs- of controlelampjes niet g aan
b ran den wanneer d e sleutel naar “ON”
wor dt  ged raai d, of als een waarschu-
U2SHD1D0.book  Page 1  Monday, July 7, 2014  2:25 PM 
Page 94 of 108
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-46
6
Oververhitte motor
WAARSCHUWING
DWA10401
Verwij der  de koelvloeistofra diatorvul dop niet terwijl  de motor en  de koelvloeistofra diator no g heet zijn. Hete vloeistof en
stoom kan naar  buiten spuiten en zo ernsti ge  bran dwon den veroorzaken. Wacht tot  de motor is afg ekoeld.
 Bren g na verwij deren van d e bor gbout voor  de rad iatorvuld op een dikke  doek,  bijvoor beel d een han ddoek, aan over  de ra-
d iatorvul dop en  draai  deze  dan lan gzaam linksom te gen  de aansla g zo dat  de no g aanwezi ge  druk kan ontsnappen. Druk
d e  dop omlaa g zod ra het sis
gel
 uid stopt en  draai  deze linksom en verwij der  de  dop.
OPMERKINGAls geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater wo rden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschre-
ven koelvloeistof worden vervangen.
Wacht tot de 
motor is afgekoeld.
Controleer het 
koelvloeistofniveau in het 
reservoir en in de radiator.
Het koelvloeistofniveau is 
in orde. Het koelvloeistofniveau is 
laag. Controleer het 
koelsysteem op lekkage.
Vraag een Yamaha dealer het 
koelsysteem te controleren en te 
repareren.Vul koelvloeistof bij. 
(Zie OPMERKING.)
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem 
te controleren en te repareren als de motor opnieuw 
oververhit raakt.
Er is lekkage.
Er is geen 
lekkage.
U2SHD1D0.book  Page 46  Monday, July 7, 2014  2:25 PM 
Page 104 of 108
10-1
10
INDEXAAandrijfketting, reinigen en smeren ...... 6-27
ABS (voor modellen met ABS) .............. 3-13
ABS-waarschuwingslampje (voor modellen met ABS)............................... 3-6
Accu ...................................................... 6-32BBagageriembevestiging ........................ 3-22
Banden ................................................. 6-19
Bougies, controleren............................. 6-10
Brandstof .............................................. 3-14
Brandstofverbruik, tips voor een 
zuinig .................................................... 5-3CClaxonschakelaar ................................. 3-11
Contactslot/stuurslot .............................. 3-2
Controlelampje grootlicht ....................... 3-4
Controlelampje richting aanwijzers .......... 3-3
Controlelampjes en  waarschuwingslampjes ........................ 3-3
Controlelampje startblokkering............... 3-6DDe motor starten ..................................... 5-1
Dimlichtschakelaar................................ 3-11GGasgreep en gaskabel, controleren en  smeren................................................ 6-28
Gereedschapsset.................................... 6-2
Gloeilamp kentekenverlichting,  vervangen ........................................... 6-39
Gloeilamp remlicht/achterlicht,  vervangen ........................................... 6-38
Gloeilamp richtingaanwijzer, 
vervangen ........................................... 6-39
IIdentificatienummers .............................. 9-1
Inrijperiode.............................................. 5-3KKabels, controleren en smeren ............ 6-28
Klepspeling ........................................... 6-18
Koelvloeistof ......................................... 6-14
Koplampgloeilamp, vervangen ............. 6-35
Koppelingshendel................................. 3-11
Koppelingshendel, vrije slag afstellen .............................................. 6-21LLichtsignaalschakelaar ......................... 3-11
Luchtfilterelement, vervangen .............. 6-15MMatkleur, let op ...................................... 7-1
Modelinformatiesticker ........................... 9-1
Motorolie en oliefilterpatroon ............... 6-11
Multifunctionele meter ............................ 3-7NNoodstopschakelaar ............................ 3-11OOnderhoud, uitstootcontrolesysteem..... 6-3
Ondersteunen van de motorfiets .......... 6-40
Opbergcompartiment ........................... 3-18PParkeerlichtgloeilamp, vervangen ........ 6-38
Parkeren ................................................. 5-4
Plaats van de onderdelen ....................... 2-1
Problemen oplossen ............................ 6-44RRem- en koppelingshendels, controleren en smeren ....................... 6-29 Rem- en schakelpedalen controleren 
en smeren ...........................................6-29
Remhendel ............................................3-12
Remlichtschakelaars .............................6-23
Rempedaal ............................................3-12
Remvloeistofniveau, controleren ..........6-24
Remvloeistof, verversen........................6-25
Richtingaanwijzerschakelaar.................3-11
SSchakelaar alarmverlichting ..................3-11
Schakelen ...............................................5-2
Schakelpedaal ......................................3-12
Schokdemperunit, afstellen ..................3-20
Serienummer motorblok .........................9-1
Smering en onderhoud, periodiek ..........6-5
Spanning aandrijfketting .......................6-26
Specificaties............................................8-1
Stalling ....................................................7-3
Startblokkeersysteem .............................3-1
Startknop ..............................................3-11
Startspersysteem ..................................3-23
Stationair toerental................................6-17
Storingzoekschema’s ...........................6-45
Stroomlijnpaneel en framepaneel,  verwijderen en aanbrengen ..................6-9
Stuurschakelaars ..................................3-10
Stuursysteem, controleren ....................6-31TTankbeluchtingsslang en  overloopslang .....................................3-16
Tankdop ................................................3-14UUitlaatkatalysator ..................................3-16
U2SHD1D0.book  Page 1  Monday, July 7, 2014  2:25 PM