display YAMAHA MAJESTY 400 2005 Instructieboekje (in Dutch)
Page 6 of 98
INHOUDSOPGAVE
VEILIGHEIDSINFORMATIE
...............1-1
Andere aandachtspunten voor veilig
motorrijden ...................................1-5
BESCHRIJVING
.................................2-1
Aanzicht linkerzijde ...........................2-1
Aanzicht rechterzijde ........................2-2
Bedieningen en instrumenten ...........2-3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN
BEDIENINGEN
....................................3-1
Startblokkeersysteem ......................3-1
Contactslot/stuurslot ........................3-2
Controle- en
waarschuwingslampjes ................3-3
Snelheidsmeter ................................3-4
Toerenteller .....................................3-5
Multifunctioneel display ...................3-5
Antidiefstal-alarmsysteem
(optie) .........................................3-10
Stuurschakelaars ...........................3-10
Voorremhendel ..............................3-11
Achterremhendel ...........................3-12
Achterremblokkeerhendel ..............3-12
Tankdop .........................................3-13
Brandstof .......................................3-14
Uitlaatkatalysator ...........................3-15
Zadels ............................................3-15
Verstellen van het
bestuurderszadel ........................3-17
Opbergcompartimenten .................3-18Zijstandaard .................................. 3-19
Startspersysteem .......................... 3-20
CONTROLES VOOR HET
STARTEN
............................................ 4-1
Controlelijst voor gebruik ................. 4-2
GEBRUIK EN BELANGRIJKE
RIJ-INFORMATIE
............................... 5-1
Starten van de motor ....................... 5-1
Wegrijden ........................................ 5-2
Sneller en langzamer rijden ............ 5-2
Remmen .......................................... 5-3
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik ......................... 5-4
Inrijperiode ...................................... 5-4
Parkeren .......................................... 5-5
PERIODIEK ONDERHOUD EN
KLEINERE REPARATIES
.................. 6-1
Boordgereedschapsset ................... 6-1
Periodiek smeer- en
onderhoudsschema ..................... 6-3
Stroomlijn- en framepanelen
verwijderen en aanbrengen ......... 6-6
Controleren van de bougie ............ 6-10
Motorolie en oliefilterelement ........ 6-12
Versnellingsbakolie ....................... 6-15
Koelvloeistof .................................. 6-16Luchtfilterelementen, aftapslangen
en luchtfilterelement in
V-snaarbehuizing ...................... 6-18
Controleren van de vrije slag
gaskabel .................................... 6-21
Klepspeling ................................... 6-21
Banden ......................................... 6-21
Gietwielen ..................................... 6-23
Vrije slag voor- en
achterremhendel ........................ 6-24
Kabel van achterremblokkeerhendel
afstellen ..................................... 6-25
Controleren van voor- en
achterremblokken ...................... 6-25
Controleren van
remvloeistofniveau ..................... 6-26
Verversen van remvloeistof .......... 6-27
Controleren en smeren van
kabels ........................................ 6-27
Controleren en smeren van gasgreep
en gaskabel ............................... 6-28
Smeren van voor- en
achterremhendels ...................... 6-28
Controleren en smeren van middenbok
en zijstandaard ........................... 6-28
Voorvork controleren ..................... 6-29
Controle van stuursysteem ........... 6-30
Controleren van wiellagers ........... 6-30
Accu .............................................. 6-31
Zekeringen vervangen .................. 6-32
Koplampgloeilamp vervangen ....... 6-34
Page 16 of 98
BESCHRIJVING
2-3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU10430
Bedieningen en instrumenten
1345678
9 10 11 12
2
1. Achterremhendel (pagina 3-12)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-10)
3. Achterremblokkeerhendel (pagina 3-12)
4. Snelheidsmeter (pagina 3-4)
5. Multifunctioneel display (pagina 3-5)
6. Toerenteller (pagina 3-5)
7. Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 3-10)
8. Voorremhendel (pagina 3-11)9. Gasgreep (pagina 6-21)
10. Voorste opbergcompartiment B (pagina 3-18)
11. Contactslot/stuurslot (pagina 3-2)
12. Voorste opbergcompartiment A (pagina 3-18)
Page 20 of 98
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU11080
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11480
Waarschuwingslampje motorsto-
ring “”
Dit waarschuwingslampje gaat bran-
den wanneer een elektrisch circuit dat
de motorwerking controleert defect is.
Vraag in dat geval een Yamaha dealer
het zelfdiagnosesysteem te controle-
ren.
Het elektrisch circuit voor het waar-
schuwingslampje controleert u door de
sleutel naar “ON” te draaien. Als het
waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft,
vraag dan een Yamaha dealer om het
elektrisch circuit te testen.
DAU26872
Controlelampje startblokkering “”
Het elektrisch circuit voor het controle-
lampje controleert u door de sleutel
naar “ON” te draaien.
Als het controlelampje niet een paar se-conden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elek-
trisch circuit te testen.
Als de sleutel naar “OFF” wordt ge-
draaid, begint het controlelampje na 30
seconden te knipperen om aan te ge-
ven dat het startblokkeersysteem is in-
geschakeld. Het controlelampje stopt
na 24 uur met knipperen, maar het
startblokkeersysteem blijft ingescha-
keld.
OPMERKING:
Dit model is ook uitgerust met een zelf-
diagnosesysteem voor het startblok-
keersysteem. Als het
startblokkeersysteem defect is, gaat
het controlelampje knipperen en toont
het multifunctionele display een foutco-
de wanneer de contactsleutel naar
“ON” wordt gedraaid. (Zie “Zelfdia-
gnosesysteem” op pagina 3-5 voor
meer informatie.)
DAU11601
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter toont de actuele rij-
snelheid.
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt
gedraaid, slaat de naald van de snel-
heidsmeter eenmaal helemaal uit tot
aan de hoogste snelheid en keert daar-
na weer terug naar nul om het elektri-
sche circuit te testen.
1. Snelheidsmeter
1
Page 21 of 98
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
2
34
5
6
7
8
9
DAU11872
Toerenteller
Met de elektrische toerenteller kan de
motorrijder het motortoerental controle-
ren en dit binnen het ideale bereik hou-
den.
Als de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, slaat de naald van de toerentel-
ler eenmaal helemaal uit tot aan het
hoogste aantal toeren per minuut en
keert daarna weer terug naar nul tpm
om het elektrische circuit te testen.
LET OP:
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl detoerenteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 8250 tpm en hoger
DAU34135
Multifunctioneel display
WAARSCHUWING
DWA12311
Zorg dat de machine stilstaat, voor-
dat u wijzigingen in de instellingen
van het multifunctionele display
gaat aanbrengen.
1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
12
1. Klok/omgevingstemperatuurdisplay
2. Temperatuurmeter koelvloeistof
3. Brandstofniveaumeter
4. Kilometerteller/rittellers
5. “SELECT”-toets
6. “RESET”-toets
1
2
3
4
5
6
Page 22 of 98
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Het multifunctionele display toont de
volgende voorzieningen:
een brandstofniveaumeter
een temperatuurmeter koelvloei-
stof
een kilometerteller (die de totale
afgelegde afstand toont)
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers
het laatst werden teruggesteld op
nul)
een ritteller voor brandstofreserve
(die de afgelegde afstand weer-
geeft vanaf het moment dat het on-
derste segment van de
brandstofniveaumeter en de waar-
schuwingsindicator brandstofni-
veau gaan knipperen)
een voorziening voor zelfdiagnose
een klok
een omgevingstemperatuurweer-
gave
een indicator olieverversing
een indicator V-snaarvervanging
OPMERKING:
Vergeet niet de sleutel naar “ON”
te draaien voordat u de toetsen
“SELECT” en “RESET” gebruikt.
Als de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, verschijnen alle segmen-
ten een voor een op het
multifunctionele display en ver-
dwijnen dan weer om het elek-
trisch circuit te testen.
Kilometerteller- en rittellermodus
Door indrukken van de toets “SELECT”
wisselt de weergave tussen de kilome-tertellermodus “ODO” en de rittellermo-
di “TRIP”, in de onderstaande volgorde:
ODO
→
TRIP (boven)
→
TRIP (onder)
→
ODO
Als er ongeveer 2.8 L (0.74 US gal)
(0.62 Imp.gal) brandstof in de tank over
is, beginnen het onderste segment van
de brandstofniveaumeter en de waar-
schuwingsindicator brandstofniveau te
knipperen. De displayweergave wisselt
automatisch naar de brandstofreser-
ve-ritteller “TRIP F”, waarop de afge-
legde afstand vanaf dat punt wordt
aangegeven. In dat geval wordt door
het indrukken van de toets “SELECT”
in de onderstaande volgorde gewisseld
tussen de diverse weergaven van rittel-
lers en kilometerteller:
TRIP F
→
TRIP (boven)
→
TRIP (on-
der)
→
ODO
→
TRIP F
1. Indicator V-snaarvervanging “V-BELT”
2. Waarschuwingsindicator brandstofniveau
“ ”
3. Waarschuwingsindicator koelvloeistof-
temperatuur “ ”
4. Indicator olieverversing “OIL”
123
4
Page 23 of 98
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
2
34
5
6
7
8
9
Om een ritteller op nul terug te stellen,
selecteert u deze door de toets “SE-
LECT” ingedrukt te houden totdat
“TRIP” of “TRIP F” begint te knipperen
(“TRIP” of “TRIP F” knippert slechts vijf
seconden). Terwijl “TRIP” of “TRIP F”
knippert, houdt u de toets “RESET”
minstens één seconde lang ingedrukt.
Wanneer u de brandstofreserve-ritteller
niet zelf met de hand op nul terugstelt,
wordt deze automatisch teruggesteld
zodra na het tanken 5 km (3 mi) is ge-
reden en verschijnt de vorige weerga-
vemodus weer.
OPMERKING:
Het display kan niet worden terugge-steld naar “TRIP F” nadat de toets “RE-
SET” is ingedrukt.
Brandstofniveaumeter
Als de contactsleutel op “ON” staat,
geeft de brandstofniveaumeter de hoe-
veelheid brandstof in de brandstoftank
aan. De displaysegmenten van de
brandstofniveaumeter verdwijnen rich-
ting “E” (Empty) naarmate het brand-
stofniveau verder daalt. Wanneer het
brandstofniveau het onderste segment
vlakbij “E” bereikt, gaan de waarschu-
wingsindicator brandstofniveau en het
onderste segment knipperen. Vul zo
snel mogelijk brandstof bij.
Temperatuurmeter koelvloeistof
Met de contactsleutel in de stand “ON”
geeft de temperatuurmeter koelvloei-
stof de temperatuur van de koelvloei-
stof aan. De koelvloeistoftemperatuur
is afhankelijk van de weersomstandig-
heden en de motorbelasting. Als het
bovenste segment en de waarschu-
wingsindicator voor koelvloeistoftem-
peratuur knipperen, stop de machine
dan en laat de motor afkoelen. (Ziepagina 6-38.)
LET OP:
DCA10020
Laat de motor niet draaien terwijl
deze oververhit is.
Indicator olieverversing “OIL”
Deze indicator knippert zodra de eerste
1000 km (600 mi) zijn afgelegd en na
5000 km (3000 mi). Vervolgens gaat de
indicator om de 5000 km (3000 mi)
knipperen, om zo aan te geven dat het
tijd is om de motorolie te verversen.
Nadat de motorolie is ververst moet de
indicator olieverversing worden terug-
gesteld. (Zie pagina 6-12.)
Als de motorolie werd ververst voordat
de indicator olieverversing brandde
1. Ritteller brandstofreserve
1
Page 24 of 98
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
1
2
3
4
5
6
7
8
9
(dus voordat de intervalperiode voor
olieverversing was verstreken), moet
de indicator na de olieverversing wor-
den teruggesteld zodat het eerstvol-
gende tijdstip voor olieverversing weer
correct wordt aangegeven. (Zie
pagina 6-12.)
Het elektrisch circuit van de indicator
kan via de volgende procedure worden
getest.
1. Zet de noodstopschakelaar in “ ”
en draai de sleutel naar “ON”.
2. Kijk of de indicator een paar se-
conden oplicht en dan dooft.
3. Als de indicator niet gaat branden,
vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te testen.
OPMERKING:
De indicator olieverversing kan gaan
knipperen als er gas wordt gegeven
terwijl de scooter op de middenbok
staat; dit wijst dan echter niet op een
storing.
Indicator V-snaarvervanging
“V-BELT”
Deze indicator knippert om de 20000km (12500 mi), wanneer de V-snaar
moet worden vervangen.
Het elektrisch circuit van de indicator
kan via de volgende procedure worden
getest.
1. Draai de contactsleutel naar “ON”
en controleer of de noodstopscha-
kelaar op “ ” is gezet.
2. Als de indicator niet gaat branden,
vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te testen.
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor diverse elektrische
circuits.
Als een van deze circuits uitvalt, toont
het multifunctionele display een foutco-
de van 2 cijfers (bijv. 12, 13, 14).
Noteer zo’n foutcode als die op het mul-
tifunctionele display staat aangegeven
en vraag een Yamaha dealer het voer-
tuig na te zien.
LET OP:
DCA11790
Wanneer het multifunctionele dis-
play een foutcode aangeeft, moet
het voertuig zo spoedig mogelijkworden gecontroleerd om motor-
schade te voorkomen.
Dit model is ook uitgerust met een zelf-
diagnosesysteem voor het startblok-
keersysteem.
Als een van de circuits van het start-
blokkeersysteem uitvalt, gaat het con-
trolelampje startblokkering knipperen
en geeft het multifunctionele display
een foutcode van twee cijfers weer
(bijv. 51, 52, 53) wanneer de sleutel
naar “ON” is gedraaid.
OPMERKING:
Als het multifunctionele display foutco-
de 52 weergeeft, betreft dit mogelijk
een storing in het transpondersignaal.
Als deze fout zich voordoet, probeer
dan het volgende.
1. Start de motor met behulp van de
codeersleutel.
OPMERKING:
Houd andere startblokkeersleutels uit
de buurt van het contactslot en bewaar
niet meer dan één startblokkeersleutel
aan dezelfde sleutelring! Startblokkeer-
Page 25 of 98
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
2
34
5
6
7
8
9
sleutels kunnen signaalstoring veroor-
zaken, waardoor de motor mogelijk niet
kan worden gestart.
2. Als de motor start, zet deze dan
weer uit en probeer hem opnieuw
te starten met de standaardsleu-
tels.
3. Als de motor niet kan worden ge-
start met een of beide standaards-
leutels, breng dan het voertuig, de
codeersleutel en beide standaard-
sleutels naar een Yamaha dealer
en laat de standaardsleutels op-
nieuw coderen.
Als het multifunctionele display foutco-
des toont, noteer deze dan en vraag
een Yamaha dealer om het voertuig te
controleren.
Klokweergave
De klok op tijd zetten:
1. Houd de toetsen “SELECT” en
“RESET” tegelijkertijd minstens
twee seconden lang ingedrukt.
2. Als de uuraanduiding begint te
knipperen, drukt u op de toets “RE-
SET” om de uren in te stellen.3. Druk op de toets “SELECT” en de
minutenaanduiding zal gaan knip-
peren.
4. Druk op de toets “RESET” om de
minuten in te stellen.
5. Druk op de toets “SELECT” en laat
deze dan los om de klok te starten.
Door de toets “SELECT” minstens
twee seconden lang ingedrukt te
houden, wisselt de klokweergave
naar de omgevingstemperatuur-
weergave.
Omgevingstemperatuurweergave
Deze weergave toont de omgeving-
stemperatuur vanaf –10 °C tot 50 °C in
stappen van 1 °C. De weergegeven
temperatuur kan afwijken van de om-
gevingstemperatuur. Door de toets
“SELECT” minstens twee seconden
lang ingedrukt te houden, wisselt de
omgevingstemperatuurweergave terug
naar de klokweergave.
OPMERKING:
Als de omgevingstemperatuur
daalt tot onder de –10 °C, wordt
een lagere temperatuur dan –10°C niet weergegeven.
Als de omgevingstemperatuur
stijgt tot boven de 50 °C, wordt een
hogere temperatuur dan 50 °C niet
weergegeven.
De nauwkeurigheid van de tempe-
ratuuraflezing kan worden bein-
vloed door langzaam rijden
(ongeveer onder 20 km/h (12.5 mi/
h)) of door het oponthoud bij ver-
keerslichten, spoorwegovergan-
gen etc.
Page 94 of 98
INDEX
A
Aandachtspunten voor veilig motorrijden .. 1-5
Accu ........................................................ 6-31
Achterlicht/remlicht unit ........................... 6-34
Achterremblokkeerhendel ....................... 3-12
Antidiefstal-alarmsysteem (optie)............ 3-10
B
Banden.................................................... 6-21
Bestuurderszadel, verstellen................... 3-17
Bougie, controleren ................................. 6-10
Brandstof................................................. 3-14
Brandstofverbruik, tips voor een zuinig ..... 5-4
C
Claxonschakelaar ................................... 3-11
Contactslot/stuurslot ................................. 3-2
Controle- en waarschuwingslampjes ........ 3-3
Controlelampje grootlicht .......................... 3-4
Controlelampjes richtingaanwijzers .......... 3-3
Controlelampje startblokkering ................. 3-4
Controlelijst voor gebruik .......................... 4-2
D
Dimlichtschakelaar .................................. 3-10
G
Gasgreep en gaskabel, controleren en
smeren.................................................. 6-28
Gereedschapsset ...................................... 6-1
Gloeilamp kentekenverlichting,
vervangen ............................................. 6-36
Gloeilamp richtingaanwijzer (achter),
vervangen ............................................. 6-36
Gloeilamp richtingaanwijzer (voor) of
parkeerlichtgloeilamp, vervangen ......... 6-34
I
Identificatienummers ................................. 9-1Inrijperiode .................................................5-4
K
Kabels, controleren en smeren ................6-27
Kabel van achterremblokkeerhendel,
afstellen .................................................6-25
Klepspeling ..............................................6-21
Koelvloeistof ............................................6-16
Koplampgloeilamp, vervangen ................6-34
L
Lichtsignaalschakelaar ............................3-10
Locaties van onderdelen ...........................2-1
Luchtfilterelementen, aftapslangen en
luchtfilterelement in V-snaarbehuizing ..6-18
M
Middenbok en zijstandaard, controleren en
smeren ..................................................6-28
Modelinformatiesticker ...............................9-2
Motorolie en oliefilterelement ...................6-12
Multifunctioneel display..............................3-5
N
Noodstopschakelaar ................................3-11
O
Opbergcompartimenten ...........................3-18
P
Parkeren ....................................................5-5
Periodiek smeer- en
onderhoudsschema .................................6-3
Problemen oplossen ................................6-37
R
Remhendel, achterrem ............................3-12
Remhendels, smeren...............................6-28
Remmen ....................................................5-3
Remvloeistofniveau, controleren .............6-26
Remvloeistof, verversen ..........................6-27Richtingaanwijzerschakelaar ................... 3-10
S
Schakelaar alarmverlichting .................... 3-11
Sleutelnummer .......................................... 9-1
Snelheidsmeter ......................................... 3-4
Sneller en langzamer rijden....................... 5-2
Specificaties .............................................. 8-1
Stalling....................................................... 7-3
Startblokkeersysteem ................................ 3-1
Starten van de motor ................................. 5-1
Startknop ................................................. 3-11
Startspersysteem .................................... 3-20
Storingzoekschema’s .............................. 6-38
Stroomlijn- en framepanelen, verwijderen en
aanbrengen ............................................. 6-6
Stuurschakelaars..................................... 3-10
Stuursysteem, controleren ...................... 6-30
T
Tankdop .................................................. 3-13
Toerenteller ............................................... 3-5
U
Uitlaatkatalysator ..................................... 3-15
V
Veiligheidsinformatie ................................. 1-1
Versnellingsbakolie ................................. 6-15
Verzorging ................................................. 7-1
Voertuigidentificatienummer ...................... 9-1
Voor- en achterremblokken
controleren ............................................ 6-25
Voorremhendel ........................................ 3-11
Voorvork, controleren .............................. 6-29
Vrije slag gaskabel, controleren .............. 6-21
Vrije slag voor- en achterremhendel ....... 6-24