YAMAHA MAJESTY 400 2009 Instructieboekje (in Dutch)

Page 31 of 92


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-16
2
34
5
6
7
8
9

Sluiten van het bestuurderszadel
1. Klap het bestuurderszadel omlaag en
druk dan aan om te vergrendelen.
2. Neem de sleutel uit het contactslot als
de scooter onbeheerd wordt achterge-
laten.OPMERKING

Controleer of het bestuurderszadel stevig is
vergrendeld alvorens te gaan rijden.
Duozadel
Verwijderen van het duozadel
1. Open het bestuurderszadel.
2. Verwijder de bout en trek dan het duo-
zadel naar voren.Aanbrengen van het duozadel
1. Steek de uitsteeksels aan de voorzijde
van het duozadel in de zadelbevesti-
gingen zoals getoond, plaats het duo-
zadel in de oorspronkelijke positie en
breng dan de bout aan.
2. Sluit het bestuurderszadel.OPMERKING

Controleer of het duozadel stevig is ver-
grendeld alvorens te gaan rijden.
DAU34150
Verstellen van het
bestuurderszadel
Het bestuurderszadel kan als volgt worden
versteld om de rijpositie aan te passen.
1. Open het bestuurderszadel. (Zie
pagina 3-15.)
2. Verwijder de bouten.
1. Duozadel
2. Bout
2
1

1. Duozadel
2. Zadelbevestiging
1
2
2

1. Bestuurderszadel
1

Page 32 of 92


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-17
1
2
3
4
5
6
7
8
9

3. Schuif het bestuurderszadel naar vo-
ren of achteren naar de gewenste po-
sitie.
4. Plaats de bouten en haal deze stevig
aan.
5. Sluit het bestuurderszadel.
DAU14494
Opbergcompartimenten
Opbergcompartiment voorzijde A
Steek om het afgesloten opbergcomparti-
ment te openen de sleutel in het slot, draai
linksom en houd dan het slot vast terwijl u
de knop indrukt.
Om een niet-afgesloten opbergcomparti-
ment te openen houdt u gewoon het slot
vast terwijl u de knop indrukt.
Om het opbergcompartiment af te sluiten
drukt u het paneel in de oorspronkelijke
stand. Steek dan de sleutel in het slot, draai
rechtsom en neem de sleutel weer uit.
Opbergcompartiment voorzijde B
Om het opbergcompartiment te openen
schuift u de hendel omhoog en trekt u hier-
aan.
1. Bout
11

1. Openen.
2. Knop
3. Deksel23
1

1. Vergrendelen.
2. Deksel
1. Openingshendel opbergcompartiment
2. Deksel
2
1
2
1

Page 33 of 92


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-18
2
34
5
6
7
8
9

Om het opbergcompartiment te sluiten
drukt u het paneel terug in de oorspronkelij-
ke stand.
WAARSCHUWING! Berg geen
zware voorwerpen op in dit comparti-
ment.
[DWA11161]

Achterste opbergcompartiment
In het opbergcompartiment onder de zadels
kunnen twee helmen worden opgeborgen.
(Zie pagina 3-15.)
LET OP

DCA10080
Let op het volgende bij het gebruik van
het opbergcompartiment.

Het opbergcompartiment wordt
snel warmer als het is blootgesteld
aan direct zonlicht, bewaar hierin
dus geen goederen die slecht tegenwarmte kunnen.

Wikkel natte voorwerpen in een
plastic zak, om zo vochtig worden
van het opbergcompartiment te
voorkomen.

Het opbergcompartiment kan nat
worden als de scooter wordt ge-
wassen, omwikkel te bewaren voor-
werpen dus in een plastic zak.

Bewaar geen waardevolle of breek-
bare voorwerpen in het opbergcom-
partiment.
LET OP

DCA11100
Laat het zadel niet langdurig open staan,
anders kan door het branden van de ver-
lichting in het opbergcompartiment de
accu ontladen raken.
WAARSCHUWING

DWA11171
Overschrijd de volgende maximumlaad-
gewichten niet:

Opbergcompartiment A voorzijde:
2 kg (4 lb)

Opbergcompartiment achterzijde:
5 kg (11 lb)

Maximumlaadgewicht voor het
voertuig: 185 kg (408 lb)
DAU14891
Afstellen van de
schokdemperunits
Elke schokdemperunit is uitgerust met een
stelring voor veervoorspanning.
LET OP

DCA10101
Probeer nooit voorbij de maximum- of
minimuminstellingen te draaien om
schade aan het mechanisme te voorko-
men.
1. Bestuurderszadel
1

1. Stelring veervoorspanning
2. Positie-indicator
3. Stelgereedschap veervoorspanning
1
3
2
(b)(a)
12 3 4
5

Page 34 of 92


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-19
1
2
3
4
5
6
7
8
9
WAARSCHUWING

DWA10210
Geef beide vorkpoten steeds dezelfde
afstelling, anders kan slecht wegge-
drag en verminderde rijstabiliteit het
gevolg zijn.
Stel de veervoorspanning als volgt af.
Draai om de veervoorspanning te verhogen
en zo de vering stugger te maken de stel-
ring op beide schokdemperunits in de rich-
ting (a). Draai om de veervoorspanning te
verlagen en zo de vering zachter te maken
de stelring op beide schokdemperunits in
de richting (b).

Zet de gewenste inkeping in de stel-
ring tegenover de positie-indicator op
de schokdemper.

Verricht de afstelling met het afstelge-
reedschap voor veervoorspanning in
de boordgereedschapsset.
DAU15301
Zijstandaard
De zijstandaard bevindt zich aan de linker-
zijde van het frame. Trek of druk de zijstan-
daard met uw voet omhoog of omlaag
terwijl u de machine rechtop houdt.
OPMERKING

De ingebouwde sperschakelaar voor de zij-
standaard maakt deel uit van het startsper-
systeem, dat in bepaalde situaties de
werking van het ontstekingssysteem blok-
keert. (Zie hierna voor een nadere uitleg
over het startspersysteem.)
WAARSCHUWING

DWA10240
Met de machine mag nooit worden gere-
den terwijl de zijstandaard omlaag staat
of niet behoorlijk kan worden opgetrok-
ken (of niet omhoog blijft), anders kan de
zijstandaard de grond raken en zo de be-
stuurder afleiden, waardoor de machine
mogelijk onbestuurbaar wordt. Het
Yamaha startspersysteem is ontworpen
om de bestuurder te helpen bij zijn ver-
antwoordelijkheid de zijstandaard op te
trekken alvorens weg te rijden. Contro-
leer dit systeem daarom regelmatig zo-
als hierna beschreven en laat het
repareren door een Yamaha dealer als
de werking niet naar behoren is.
DAU45051
Startspersysteem
Het startspersysteem (waarvan de zijstan-
daardschakelaar en de remlichtschakelaars
deel uitmaken) heeft de volgende functies:

Het verhindert starten wanneer de zij-
standaard is opgetrokken, terwijl geen
der remmen is bekrachtigd.

Het verhindert starten wanneer een
der remmen is bekrachtigd, terwijl de
zijstandaard nog omlaag staat.

Het schakelt een draaiende motor af
zodra de zijstandaard omlaag bewo-
gen wordt.
Controleer de werking van het startspersys-
teem regelmatig volgens de onderstaande
procedure.
Afstelling veervoorspanning:
Minimum (zacht):
1
Standaard:
2
Maximum (hard):
5

Page 35 of 92


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-20
2
34
5
6
7
8
9
Met de motor uit:
1. Beweeg de zijstandaard omlaag.
2. Controleer of de noodstopschakelaar aan staat.
3. Draai de sleutel naar aan.
4. Knijp de voor- of achterrem in en houd deze vast.
5. Druk op de startknop.
Start de motor?
Met de motor nog uit:
6. Beweeg de zijstandaard omhoog.
7. Knijp de voor- of achterrem in en houd deze vast.
8. Druk op de startknop.
Start de motor?
Met de motor nog aan:
9. Beweeg de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
Het systeem is in orde. De scooter mag worden gebruikt.De zijstandaardschakelaar werkt mogelijk niet
goed.
De scooter mag niet worden gebruikt voordat
deze is nagekeken door een Yamaha dealer.
De remschakelaar werkt mogelijk niet goed.
De scooter mag niet worden gebruikt
voordat deze is nagekeken door een Yamaha
dealer.
De zijstandaardschakelaar werkt mogelijk niet
goed.
De scooter mag niet worden gebruikt voordat
deze is nagekeken door een Yamaha dealer.
JA NEE JA NEE NEE JA
Als zich een storing voordoet, vraag dan alvorens
te gaan rijden een Yamaha dealer het systeem te
controleren.
WAARSCHUWING

Page 36 of 92


4-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9

VOOR UW VEILIGHEID – CONTROLES VOOR HET RIJDEN
DAU15596
Inspecteer uw machine voor elk gebruik om te waarborgen dat deze in een veilige werkende staat is. Volg altijd de schema’s en procedures
voor inspectie en onderhoud in de gebruikershandleiding.
WAARSCHUWING

DWA11151
Onvoldoende inspectie of onderhoud van de machine vergroot het risico op ongeval of schade. Rijd niet met de machine als u
een probleem hebt gevonden. Als een probleem niet kan worden opgelost via de procedures in deze handleiding, laat de machi-
ne dan nazien door een Yamaha dealer.
Controleer voor het gebruik van deze machine de volgende punten:
ITEM CONTROLES PAGINA
Brandstof

Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.

Vul indien nodig brandstof bij.

Controleer de brandstofleiding op lekkage.3-13
Motorolie

Controleer het olieniveau in de motor.

Vul indien nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.

Controleer de machine op olielekkage.6-12
Versnellingsbakolie

Controleer de machine op olielekkage. 6-15
Koelvloeistof

Controleer het koelvloeistofniveau in het reservoir.

Vul indien nodig de aanbevolen koelvloeistof bij tot aan het voorgeschreven
niveau.

Controleer het koelsysteem op lekkage.6-16
Voorrem

Controleer de werking.

Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het
hydraulisch systeem te ontluchten.

Controleer de remblokken op slijtage.

Vervang indien nodig.

Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.

Vul indien nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het
voorgeschreven niveau.

Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.6-23, 6-24, 6-25

Page 37 of 92


VOOR UW VEILIGHEID – CONTROLES VOOR HET RIJDEN
4-2
2
3
45
6
7
8
9

Achterrem

Controleer de werking.

Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het
hydraulisch systeem te ontluchten.

Controleer de remblokken op slijtage.

Vervang indien nodig.

Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.

Vul indien nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het
voorgeschreven niveau.

Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.6-23, 6-24, 6-25
Gasgreep

Controleer of de werking soepel is.

Controleer de vrije slag van de kabel.

Vraag indien nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de kabel af te stellen,
en de kabel en het kabelhuis te smeren.6-20, 6-27
Wielen en banden

Controleer op schade.

Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.

Controleer de bandspanning.

Corrigeer indien nodig.6-21, 6-22
Remhendels

Controleer of de werking soepel is.

Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten.6-27
Middenbok, zijstandaard

Controleer of de werking soepel is.

Smeer indien nodig de scharnierpunten.6-28
Framebevestigingen

Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.

Zet indien nodig vast.—
Instrumenten, verlichting,
signaleringssysteem en
schakelaars

Controleer de werking.

Corrigeer indien nodig.—
Zijstandaardschakelaar

Controleer de werking van het startspersysteem.

Als het systeem niet correct werkt, vraag dan een Yamaha dealer de machine te
controleren.3-19
ITEM CONTROLES PAGINA

Page 38 of 92


5-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
DAU15951
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING

DWA10271
Een onvoldoende vertrouwdheid met de
bedieningselementen kan leiden tot ver-
lies van de controle, met mogelijk een
ongeval of letsel tot gevolg.
DAU48020
OPMERKING

Dit model is uitgerust met een hellingshoek-
sensor, waarbij de motor afslaat bij kante-
ling. In dat geval wordt op het
multifunctionele display foutcode 30 weer-
gegeven, maar dit betreft geen storing.
Draai de sleutel naar “OFF” en vervolgens
naar “ON” om de foutcode te wissen. Als u
dat niet doet zal de motor niet starten, on-
danks dat de motor wordt aangezwengeld
als u op de startknop drukt.
DAU36512
Starten van de motor
LET OP

DCA10250
Zie pagina 5-4 voor instructies over het
inrijden van de motor alvorens de ma-
chine in gebruik wordt genomen.
Het startspersysteem staat starten alleen
toe als de zijstandaard is opgetrokken.
Zie pagina 3-19 voor meer informatie.
1. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de noodstopschakelaar
op “” is gezet.
De volgende waarschuwingslampjes,
het volgende controlelampje en de vol-
gende indicatoren moeten enkele se-
conden oplichten en dan uitgaan.

Waarschuwingslampje motorstoring

ABS-waarschuwingslampje (voor mo-
dellen met ABS)

Controlelampje startblokkering

Indicator V-snaarvervanging

Olieverversingsindicator
LET OP

DCA15022
Als een waarschuwingslampje, contro-
lelampje of indicator niet dooft, zie dan
pagina 3-3, 3-6, 3-7 of 3-5 voor een con-
trole van het circuit van het desbetref-
fende waarschuwingslampje of

Page 39 of 92


GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-2
2
3
4
56
7
8
9

controlelampje of de desbetreffende in-
dicator.
2. Sluit de gasklep volledig.
3. Start de motor door de startknop in te
drukken terwijl de voor- of achterrem
wordt bekrachtigd.
LET OP:
Trek
voor een maximale levensduur van
de motor nooit hard op als de motor
koud is!
[DCA11041]

Als de motor niet wil starten, laat dan
de startknop los, wacht een paar se-
conden en probeer het dan opnieuw.
Iedere startpoging moet zo kort moge-
lijk duren om de accu te sparen. Laat
de startmotor nooit langer dan tien se-
conden achtereen draaien.
DAU45091
Wegrijden
1. Houd met uw linkerhand de achter-
remhendel ingedrukt, houd met uw
rechterhand de rechterhandgreep vast
en duw de scooter van de middenbok
af.
2. Ga schrijlings op het zadel zitten en
stel de achteruitkijkspiegels af.
3. Zet de richtingaanwijzers aan.
4. Controleer op tegemoetkomend ver-
keer en draai voorzichtig aan de gas-
greep (rechts) om weg te rijden.
5. Schakel de richtingaanwijzers uit.
DAU16780
Sneller en langzamer rijden
De rijsnelheid wordt geregeld door de gas-
greep open of dicht te draaien. Draai de
gasgreep richting (a) om sneller te gaan rij-
den. Draai de gasgreep richting (b) om
langzamer te gaan rijden.
1. Handgreep1
(a)
(b)

Page 40 of 92


GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-3
1
2
3
4
5
6
7
8
9

DAU16793
Remmen
WAARSCHUWING

DWA10300

Vermijd hard en abrupt remmen
(met name wanneer u naar één kant
overhelt). De scooter zou namelijk
kunnen slippen of omvallen.

Spoorwegovergangen, tramrails, ij-
zeren platen gebruikt in de wegen-
bouw en putdeksels worden in
natte toestand zeer glad. U dient
deze obstakels daarom met aange-
paste snelheid te naderen en voor-
zichtig te passeren.

Onthoud dat remmen op een nat
wegdek veel moeilijker is.

Rijd langzaam heuvelafwaarts, rem-
men kan tijdens afdalingen soms
lastig zijn.
1. Sluit de gasklep volledig.
2. Bekrachtig de voor- en achterrem ge-
lijktijdig en oefen daarbij geleidelijk
meer druk uit.
Voor
Achter
DAU16820
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik
Het brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om
het brandstofverbruik te verlagen:

Voer het motortoerental tijdens acce-
lereren niet te hoog op.

Voer het toerental niet te hoog op ter-
wijl de motor onbelast draait.

Laat de motor niet langdurig stationair
draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld
in files, bij stoplichten of bij spoorweg-
overgangen).

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 ... 100 next >