YAMAHA TMAX 2006 Instructieboekje (in Dutch)
Page 41 of 86
6-1
2
3
4
5
67
8
9
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU17280
De eigenaar is verplicht de optimale veilig-
heid te waarborgen. Door periodiek inspec-
ties, afstellingen en smeerbeurten uit te
laten voeren, zorgt u ervoor dat uw machine
in zo veilig en efficiënt mogelijke conditie
blijft. Op de volgende pagina’s wordt de be-
langrijkste informatie met betrekking tot in-
specties, afstellingen en smeerbeurten
gegeven.
De intervalperioden vermeld in het perio-
diek smeer- en onderhoudsschema moeten
worden beschouwd als een algemene richt-
lijn onder normale rijcondities Het is echter
mogelijk dat de INTERVALPERIODEN
VOOR ONDERHOUD MOETEN WORDEN
VERKORT AFHANKELIJK VAN HET
WEER, HET TERREIN, DE GEOGRAFI-
SCHE LOCATIE EN INDIVIDUEEL GE-
BRUIK.
WAARSCHUWING
DWA10320
Vraag een Yamaha dealer het onder-
houdswerk uit te voeren als u hiermee
niet echt vertrouwd bent.
WAARSCHUWING
DWA10330
Deze scooter is uitsluitend ontworpen
voor gebruik op verharde wegen. Wan-
neer deze scooter wordt gebruikt in eenabnormaal stoffige, modderige of voch-
tige omgeving, dient het luchtfilterele-
ment vaker te worden gereinigd of te
worden vervangen om snelle slijtage
van de motor te voorkomen. Raadpleeg
een Yamaha dealer voor de juiste onder-
houdsperiodes.
DAU17390
Boordgereedschapsset
De boordgereedschapsset is te vinden on-
der het rijderzadel. (Zie pagina 3-14.)
De onderhoudsinformatie in deze handlei-
ding en het gereedschap in de boordge-
reedschapsset zijn bedoeld om u te
ondersteunen bij het uitvoeren van preven-
tief onderhoud en kleinere reparaties. Het
gebruik van extra gereedschap zoals een
momentsleutel kan echter nodig zijn om be-
paalde onderhoudswerkzaamheden cor-
rect uit te voeren.
OPMERKING:
Laat een Yamaha dealer onderhoud ver-
richten als u niet beschikt over het gereed-
schap of de ervaring die voor bepaalde
1. Helmborgkabel
2. Boordgereedschapsset
2 1
Page 42 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
werkzaamheden vereist zijn.
WAARSCHUWING
DWA10350
Door modificaties die niet door Yamaha
zijn goedgekeurd kan het motorvermo-
gen achteruitgaan of de machine te on-
veilig worden om nog te gebruiken
Raadpleeg een Yamaha dealer voordat u
zelf wijzigingen aanbrengt.
Page 43 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-3 2
3
4
5
67
8
9
DAU17705
Periodiek smeer- en onderhoudsschema
OPMERKING:
De jaarlijkse controles horen eenmaal per jaar te worden uitgevoerd, beh\
alve wanneer in plaats daarvan een onder-
houdsbeurt op kilometerbasis wordt verricht.
Herhaal de onderhoudsintervallen vanaf 50000 km, beginnend vanaf 10000 k\
m.
Werkzaamheden gemarkeerd met een asterisk horen te worden uitgevoerd doo\
r een Yamaha dealer, omdat hiertoe speciaal gereed-
schap, technische gegevens en vakmanschap vereist zijn.
NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURT KILOMETERSTAND (
×
1000 km)
JAARLIJKSE CONTROLE
1 10203040
1*
Brandsto fleiding
Controleer de brandstofslangen op scheurtjes of
beschadigingen.
√√√√ √
2
Bougies
Controleer de conditie.
Reinigen en elektrodenafstand afstellen.
√√
Vervangen.
√√
3*
Ventielen
Controleer de klepspeling.
Afstellen. Elke 40000 km
4
Lucht filterelement
Reinigen.
√√
Vervangen.
√√
5*
Lucht filterelementen in
v-snaarbehuizing
Reinigen.
√√
Vervangen.
√√
6*
Voorrem
Controleer de werking en het vloeistofniveau en con-
troleer de machine op vloeisto flekkage.
√√√√√ √
Vervang de remblokken. Wanneer de slijtagelimiet is bereikt
7*
Achterrem
Controleer de werking en het vloeistofniveau en con-
troleer de machine op vloeisto flekkage.
√√√√√ √
Vervang de remblokken. Wanneer de slijtagelimiet is bereikt
8
Achterremblokkering
Controleer de werking.
Afstellen.
√√√√√ √
Page 44 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
9*
Remslangen
Controleer op scheurtjes en beschadigingen.
√√√√ √
Vervangen. Elke 4 jaar
10
*
Wielen
Controleer de speling en controleer op beschadigin-
gen.
√√√√
11
*
Banden
Controleer op slijtage en beschadigingen.
Vervang indien nodig.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig.
√√√√ √
12
*
Wiellagers
Controleer op speling of beschadigingen.
√√√√
13
*
Balhoofdlagers
Controleer de lagers op speling en oppervlakteruw-
heid.
√√√√√
Smeren met lithiumvet. Elke 20000 km
14
*
Framebevestigingen
Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig
zijn vastgezet.
√√√√ √
15
Zijstandaard, midden-
bok
Controleer de werking.
Smeren.
√√√√ √
16
*
Zijstandaardschakelaar
Controleer de werking.
√√√√√ √
17
*
Voorvork
Controleer op een correcte werking en olielekkage.
√√√√
18
*
Schokdemperunit
Controleer op een correcte werking en olielekkage.
√√√√
19
*
Brandstofinjectie
Stel het stationair toerental en de synchronisatie af.
√√√√√ √
20
Motorolie
Verversen. (Zie pagina’s 3-5 en 6-11.)
√
Wanneer de indicator olieverversing knippert
(elke 5000 km)
Controleer het olieniveau en controleer de machine op
olielekkage.Elke 5000 km
√
21
Oliefilterpatroon
Vervangen.
√√√
22
*
Koelsysteem
Controleer het koelvloeistofniveau en controleer de
machine op vloeistoflekkage.
√√√√ √
Verversen. Elke 3 jaar
NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (
×
1000 km)
JAARLIJKSE
CONTROLE
1 10203040
Page 45 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-5 2
3
4
5
67
8
9
DAU18670
OPMERKING:
Het luchtfilter dient vaker te worden gecontroleerd wanneer u in een ext\
reem vochtige of stoffige omgeving rijdt.
Hydraulisch remsysteem
Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders e\
n de remklauwen worden vervangen en de remvloei-
stof worden ververst.
De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze\
zijn gescheurd of beschadigd.
23
Kettingkastolie
Controleer de machine op olielekkage.
Verversen.
√√√√
24
*
V-snaar
Vervangen. Wanneer de indicator V-snaarvervanging knippert
(elke 20000 km)
25
*
Voor- en achterremscha-
kelaar
Controleer de werking.
√√√√√ √
26
Bewegende delen en
kabels
Smeren.
√√√√ √
27
*
Gaskabelhuis en gaska-
bel
Controleer de werking en speling.
Stel indien nodig de speling af.
Smeer het gaskabelhuis en de gaskabel.
√√√√ √
28
*
Lampen, richtingaanwij-
zers en schakelaars
Controleer de werking.
Stel de koplamplichtbundel af.
√√√√√ √
NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURT KILOMETERSTAND (
×
1000 km)
JAARLIJKSE CONTROLE
1 10203040
Page 46 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-6
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU18712
Stroomlijn- en framepanelen
verwijderen en aanbrengen
Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in dit
hoofdstuk moeten de afgebeelde stroom-
lijn- en framepanelen worden verwijderd.
Neem deze paragraaf door wanneer een
stroomlijn- of framepaneel moet worden
verwijderd of aangebracht.
DAU33422
Stroomlijnpaneel A
Verwijderen van stroomlijnpaneel
1. Verwijder de achteruitkijkspiegels door
de moeren los te halen.2. Verwijder de schroeven in het stroom-
lijnpaneel.
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-
spronkelijke positie en breng dan de
schroeven aan.
2. Monteer de achteruitkijkspiegels door
de moeren aan te brengen.
Stroomlijnpaneel B
Verwijderen van stroomlijnpaneel1. Verwijder de panelen C en E. (Zie
pagina 6-7.)
1. Paneel A
2. Paneel B
3. Paneel C
4. Stroomlijnpaneel A
1
23
4
5
1. Paneel D
2. Stroomlijnpaneel B
3. Paneel E
4. Stroomlijnpaneel C
5. Paneel F
4
3
1 2
1. Schroef
2. Moer
2(×4)
1
2
Page 47 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-7
2
3
4
5
67
8
9
2. Verwijder de schroeven en bouten van
het stroomlijnpaneel.
3. Haak het stroomlijnpaneel los uit de
houder onderaan.
4. Haak de voorzijde van het stroomlijn-
paneel los door dit omhoog te drukken
en trek dan het stroomlijnpaneel naar
buiten.
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-
spronkelijke positie en breng dan de
schroeven en bouten aan.2. Breng de panelen C en E aan.
Stroomlijnpaneel C
Verwijderen van stroomlijnpaneel
1. Verwijder de accukap door de schroe-
ven los te halen.2. Verwijder de bouten in het stroomlijn-
paneel en trek dan het stroomlijnpa-
neel los.
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-
spronkelijke positie en breng dan de
schroeven aan.
2. Monteer de accukap door de schroe-
ven aan te brengen.
DAU33431
Panelen A en D
Om een van de panelen te verwijderen
1. Verwijder paneel C (rechterkant) of
paneel E (linkerkant).
2. Verwijder de paneelschroeven.
1. Bout
2. Schroef
1(×2)2(×2)
1. Bout
2. Schroef
1
2
1. Schroef
1(x6)
1
Page 48 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-8
1
2
3
4
5
6
7
8
9
3. Trek de voorzijde van het paneel naar
buiten.
Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de schroeven aan.
Paneel B
Verwijderen van het paneelVerwijder de paneelschroeven en trek de
afgebeelde gedeelten naar buiten.Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de schroeven aan.
Panelen C en E
Om een van de panelen te verwijderenTrek de voetplaatmat los en verwijder dan
de paneelschroeven.Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie, breng de schroeven aan en leg dan de
voetplaatmat terug.
Paneel F
Verwijderen van het paneelVerwijder de paneelschroeven.
1. Schroef1
1
1. Schroef
1(×4)
Page 49 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
2
3
4
5
67
8
9
Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de schroeven aan.
DAU19592
Controleren van de bougies
De bougies zijn belangrijke onderdelen van
de motor die gemakkelijk kunnen worden
gecontroleerd. Omdat door verhitting en
neerslag bougies altijd langzaam slijten,
moeten de bougies worden verwijderd en
gecontroleerd volgens de tijden genoemd in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. De conditie van de bougies kan daar-
naast veel duidelijk maken over de conditie
van de motor.
Een bougie verwijderen
1. Verwijder het stroomlijnpaneel B. (Zie
pagina 6-6.)
2. Verwijder de bougieafdekkap door
deze zoals afgebeeld naar buiten te
trekken.3. Verwijder de bougiedop.
4. Verwijder de bougie zoals weergege-
ven met behulp van de bougiesleutel
in de boordgereedschapsset.
1. Schroef
1
1. Bougiekap1
1. Bougiedop
1. Bougiesleutel
11
Page 50 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Controleren van de bougies
1. Kijk of op elke bougie de porseleinen
isolator rond de centrale elektrode licht
tot gemiddeld bruin verkleurd is (de
ideale kleur als normaal met de machi-
ne wordt gereden).
2. Controleer of alle bougies in de motor
dezelfde kleur hebben.
OPMERKING:
Wanneer een bougie een heel andere kleur
vertoont, is de motor mogelijk defect. Pro-
beer dergelijke problemen niet zelf vast te
stellen. Laat in plaats daarvan uw motorfiets
nakijken door een Yamaha dealer.
3. Controleer bij elke bougie of de elek-
troden zijn afgesleten en let op over-
matige koolaanslag of andere
neerslag. Vervang indien nodig.
Een bougie aanbrengen
1. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.2. Reinig het oppervlak van de bougie-
pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
OPMERKING:
Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slagverder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.
4. Installeer de bougiedop.
5. Breng de bougieafdekkap aan op de
oorspronkelijke plaats (zie afbeelding)
en monteer dan het stroomlijnpaneel.
Voorgeschreven bougie:
NGK/CR7E
1. Elektrodenafstand
Elektrodenafstand:
0.7–0.8 mm (0.028–0.031 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
12.5 Nm (1.25 m·kgf, 9 ft·lbf)
1
1. Bougiekap
1