YAMAHA TRICITY 2015 Instructieboekje (in Dutch)

Page 31 of 84

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-16
3
regelmati g en laat het repareren door
een Yamaha dealer als d e werking niet
naar behoren is.
DAUT1096
StartspersysteemControleer de werking van de sperschake-
laar van de zijstandaard als volgt.
U2CMD1D0.book Page 16 Tuesday, January 6, 2015 10:06 AM

Page 32 of 84

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-17
3

Bij deze inspectie moet de machine op de
middenbok worden gezet.

Als zich een storing voordoet, vraag dan
alvorens te gaan rijden een Yamaha dealer
het systeem te controleren.WAARSCHUWING
Draai de sleutel naar aan.
Trek de zijstandaard op.Druk de startknop in terwijl een der
remhendels is aangetrokken. De motor
start.
Duw de zijstandaard omlaag.Als de motor afslaat:
De sperschakelaar voor de
zijstandaard is in orde.
U2CMD1D0.book Page 17 Tuesday, January 6, 2015 10:06 AM

Page 33 of 84

WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
3-18
3
DAU61140
Gelijkstroom kabelstekker voor
accessoiresLET OP
DCA21160
Het accessoire dat is aan gesloten op d e
g elijkstroom ka belstekker voor acces-
soires ma g niet wor den geb ruikt terwijl
d e motor uit staat en de belastin g ma g
niet meer bed ra gen dan 120 W (10 A), an-
d ers kan d e zekering d oor bran den of d e
accu ontla den raken.Dit voertuig is uitgerust met een gelijk-
stroom kabelstekker voor accessoires. U
kunt een op de gelijkstroom kabelstekker
voor accessoires aangesloten 12 V-acces-
soire gebruiken als de sleutel in de stand
“ON” staat.1. Gelijkstroom kabelstekker voor accessoires
1
U2CMD1D0.book Page 18 Tuesday, January 6, 2015 10:06 AM

Page 34 of 84

VOOR UW VEILIGHEID – CONTROLES VOOR HET RIJDEN
4-1
4
DAU15599
Inspecteer uw machine voor elk gebruik om te waarborgen dat deze in een veilige werkende staat is. Volg altijd de schema’s en proce-
dures voor inspectie en onderhoud in de gebruikershandleiding.
WAARSCHUWING
DWA11152
Onvol doen de inspectie of on derhou d van de machine ver groot het risico op on geval of scha de. Rij d niet met d e machine als u
een pro bleem he bt g evon den. Als een pro bleem niet kan wor den op gelost via de proce dures in d eze handleid ing, laat de machi-
ne dan nazien door een Yamaha d ealer.Controleer voor het gebruik van deze machine de volgende punten:
ITEM CONTROLES PAGINA
Bran dstof • Controleer het brandstofniv
eau in de brandstoftank.
• Vul indien nodig brandstof bij.
• Controleer de brandstofleiding op lekkage. 3-11
Motorolie • Controleer het olieniveau in de motor.
• Vul indien nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
• Controleer de machine op olielekkage. 6-10
Versnelling sb akolie • Controleer de machine op olielekkage. 6-11
Koelvloeistof • Controleer het koelvloeistofniveau in het reservoir.
• Vul indien nodig de aanbevolen koelvloe
istof bij tot aan het voorgeschreven ni-
veau.
• Controleer het koelsysteem op lekkage. 6-12
Voorrem • Controleer de werking.
• Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het
hydraulisch systeem te ontluchten.
• Controleer de remblokken op slijtage.
• Vervang indien nodig.
• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
• Vul indien nodig het voorgeschreven type remvloeistof bij tot aan het voorge- schreven niveau.
• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage. 6-19, 6-20
U2CMD1D0.book Page 1 Tuesday, January 6, 2015 10:06 AM

Page 35 of 84

VOOR UW VEILIGHEID – CONTROLES VOOR HET RIJDEN
4-2
4
Achterrem• Controleer de werking.
• Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het
hydraulisch systeem te ontluchten.
• Controleer de remblokken op slijtage.
• Vervang indien nodig.
• Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
• Vul indien nodig het voorgeschreven type remvloeistof bij tot aan het voorge- schreven niveau.
• Controleer het hydraulisch systeem op lekkage. 6-19, 6-20
Gas greep • Controleer of de werking soepel is.
• Controleer de vrije slag van de gasgreep.
• Vraag indien nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de gasgreep af te stel-
len en de kabel en het kabelhuis te smeren. 6-16, 6-22
Be dienin gska bels • Controleer of de werking soepel is.
• Smeer indien nodig. 6-22
Wielen en ban den • Controleer op schade.
• Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
• Controleer de bandspanning.
• Corrigeer indien nodig. 6-16, 6-18
Remhen dels • Controleer of de werking soepel is.
• Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten.
6-22
Mi dden bok, zijstan daar d • Controleer of de werking soepel is.
• Smeer indien nodig de scharnierpunten.
6-23
Frame bevesti gin gen • Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
• Zet indien nodig vast. —
Instrumenten, verlichtin g,
si gnalering ssysteem en
schakelaars • Controleer de werking.
• Corrigeer indien nodig.

Zijstan daar dschakelaar • Controleer de werking van het startspersysteem.
• Als het systeem niet correct werkt, vraag dan een Yamaha dealer de machine te
controleren. 3-15
ITEM
CONTROLES PAGINA
U2CMD1D0.book Page 2 Tuesday, January 6, 2015 10:06 AM

Page 36 of 84

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-1
5
DAU15952
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING
DWA10272
Een onvoldoen de vertrouw dhei d met de
b ed iening selementen kan lei den tot ver-
lies van de controle, met mo gelijk een
on geval of letsel tot gevol g.
DAU45311
OPMERKINGDit model is uitgerust met een hellings-
hoeksensor, waarbij de motor afslaat bij
kanteling. Om de motor na een kanteling
weer te starten zet u het contactslot eerst
op “OFF” en daarna op “ON”. Als u dat niet
doet zal de motor niet starten, ondanks dat
de motor wordt aangezwengeld als u op de
startknop drukt.
DAUU1820
De motor startenLET OP
DCA10251
Zie pa gina 5-3 voor instructies over het
inrij den van d e motor alvorens de machi-
ne in g eb ruik wor dt genomen.Het startspersysteem staat starten alleen
toe als de zijstandaard is opgetrokken.
Zie pagina 3-16 voor meer informatie.
1. Draai de sleutel naar “ON”. De volgende waarschuwingslampjes
moeten enkele seconden oplichten en
dan uitgaan. Waarschuwingslampje motor-
storing
 Waarschuwingslampje koelvloei-
stoftemperatuurLET OP
DCA15485
Als een waarschuwin gslampje niet gaat
b ran den wanneer d e sleutel naar “ON”
wor dt ged raai d, of wanneer een waar-
schuwing slampje niet dooft, zie dan pa-
g ina 3-2 voor een controle van het circuit
van het betreffen de waarschu-
win gslampje.
U2CMD1D0.book Page 1 Tuesday, January 6, 2015 10:06 AM

Page 37 of 84

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-2
5
Het ABS-waarschuwingslampje moet
gaan branden als het contactslot op
“ON” wordt gezet en weer uitgaan zo-
dra met een snelheid van 10 km/h (6
mi/h) of hoger wordt gereden.
LET OP
DCA17682
Als het ABS-waarschuwingslampje niet
g aat bran den en weer uit gaat zoals hier-
b oven beschreven, zie dan pa gina 3-2
voor een controle van het circuit van het
waarschuwin gslampje.2. Sluit de gasklep volledig.
3. Start de motor door de startknop in te
drukken terwijl de voor- of achterrem
wordt bekrachtigd.
Als de motor niet wil starten, laat dan
de startknop los, wacht een paar se-
conden en probeer het dan opnieuw.
Iedere startpoging moet zo kort mo-
gelijk duren om de accu te sparen.
Laat de startmotor nooit langer dan 10
seconden achtereen draaien.LET OP
DCA11043
Trek nooit snel op terwijl de motor no g
kou d is, d it verkort de levensd uur van de
motor!
DAU60640
We grij den1. Houd met uw linkerhand de achter-
remhendel ingedrukt, houd met uw
rechterhand de handgreep vast en
duw de machine van de middenbok
af.
2. Ga schrijlings op het zadel zitten en stel de achteruitkijkspiegels af.
3. Zet de richtingaanwijzers aan.
4. Controleer op tegemoetkomend ver- keer en draai voorzichtig aan de gas-
greep (rechts) om weg te rijden.
5. Schakel de richtingaanwijzers uit.
DAU16782
Sneller en lan gzamer rij denDe rijsnelheid wordt geregeld door de gas-
greep open of dicht te draaien. Draai de
gasgreep richting (a) om sneller te gaan rij-
den. Draai de gasgreep richting (b) om
langzamer te gaan rijden.
1. Handgreep
1
(b)
(a)
ZAUM0199
U2CMD1D0.book Page 2 Tuesday, January 6, 2015 10:06 AM

Page 38 of 84

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-3
5
DAU60650
Remmen
WAARSCHUWING
DWA17790
Vermij d har d en ab rupt remmen
(met name wanneer u naar één kant
overhelt). Hier door zou de machine
kunnen slippen of kantelen.
 Spoorwe gover gan gen, tramrails,
ijzeren platen g eb ruikt in d e wegen-
b ouw en put deksels wor den in nat-
te toestan d zeer gla d. U d ient deze
o bstakels daarom met aan gepaste
snelhei d te na deren en voorzichti g
te passeren.
 Onthou d d at remmen op een nat
we gdek veel moeilijker is.
 Rijd lan gzaam heuvelafwaarts,
remmen kan tij dens af dalin gen
soms lastig zijn.1. Sluit de gasklep volledig.
2. Bekrachtig de voor- en achterrem ge-
lijktijdig en oefen daarbij geleidelijk
meer druk uit.
DAU16821
Tips voor een zuinig b ran dstof-
ver bruikHet brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om
het brandstofverbruik te verlagen:
 Voer het motortoerental tijdens acce-
lereren niet te hoog op.
 Voer het toerental niet te hoog op ter-
wijl de motor onbelast draait.
 Laat de motor niet langdurig stationair
draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld
in files, bij stoplichten of bij spoorweg-
overgangen).
DAU16831
Inrijperio deDe belangrijkste periode in de levensduur
van het motorblok is de tijd tussen 0 en
1000 km (600 mi). Lees daarom de volgen-
de informatie aandachtig door.
Omdat het motorblok gloednieuw is, mag
dit gedurende de eerste 1000 km (600 mi)
niet te zwaar worden belast. De verschillen-
de onderdelen van de motor slijten op el-
kaar in totdat de juiste bedrijfsspelingen zijn
bereikt. Rijd tijdens deze periode nooit
langdurig volgas en vermijd ook andere
manoeuvres die tot oververhitting van de
motor kunnen leiden.
DAU61040
0–150 km (0–90 mi)
Houd de gasgreep niet langdurig voorbij
1/3 opengedraaid.
Zet de motor steeds af nadat deze een uur
heeft gedraaid en laat deze dan vijf tot tien
minuten lang afkoelen.
Varieer van tijd tot tijd het motortoerental.
Laat de motor niet steeds in één vaste
stand van de gasgreep draaien.
150–500 km (90–300 mi)
Houd de gasgreep niet langdurig voorbij
1/2 opengedraaid.
Gebruik de motor in alle versnellingen,
maar draai het gas nooit helemaal open.
U2CMD1D0.book Page 3 Tuesday, January 6, 2015 10:06 AM

Page 39 of 84

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-4
5
500–1000 km (300–600 mi)
Houd de gasgreep niet langdurig voorbij
3/4 opengedraaid.
1000 km (600 mi) en verder
Laat de motor niet langdurig volgas draai-
en. Varieer het toerental zo nu en dan. LET
OP: Na 1000 km (600 mi) moeten d e mo-
torolie en de ein dover bren gin gsolie wor-
d en ververst en moet de oliezeef wor den
g ereini gd.
[DCA16502]
LET OP
DCA10271
Als tij dens de inrijperio de motorscha de
optree dt, vraa g d an direct een Yamaha
d ealer de machine te controleren.
DAU17214
ParkerenZet om te parkeren de motor af en neem
dan de sleutel uit het contactslot.
WAARSCHUWING
DWA10312
 De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet wor den, parkeer
d us op een plek waar voet gan gers
of kin deren niet gemakkelijk met
d eze on der delen in aanrakin g kun-
nen komen en b randwon den kun-
nen oplopen.
 Parkeer nooit op een hellin g of een
zachte on der gron d, hier door kan
d e machine kantelen met mo gelijk
b ran dstoflekka ge en b rand tot g e-
vol g.
 Parkeer niet na bij gras of an dere
b ran dbare materialen die vlam zou-
d en kunnen vatten.
U2CMD1D0.book Page 4 Tuesday, January 6, 2015 10:06 AM

Page 40 of 84

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-1
6
DAU17245
Door periodiek inspecties, afstellingen en
smeerbeurten uit te laten voeren, zorgt u
ervoor dat uw machine in zo veilig en effi-
ciënt mogelijke conditie blijft. De eige-
naar/bestuurder van de machine is
verplicht de optimale veiligheid te waarbor-
gen. Op de volgende pagina’s wordt de be-
langrijkste informatie met betrekking tot
inspecties, afstellingen en smeerbeurten
gegeven.
De intervalperioden vermeld in de periodie-
ke onderhoudsschema’s moeten worden
beschouwd als een algemene richtlijn on-
der normale rijcondities. Het is echter mo-
gelijk dat de intervalperioden voor
onderhoud moeten worden verkort afhan-
kelijk van het weer, het terrein, de geografi-
sche locatie en individueel gebruik.
WAARSCHUWING
DWA10322
Het niet of onjuist uitvoeren van onder-
hou d aan d e machine ver groot het risico
op letsel of overlij den tij dens het uitvoe-
ren van on derhou d of het rij den met de
machine. Als u niet beken d b ent met
voertui gon derhou d, laat het on derhou d
d an uitvoeren d oor uw Yamaha dealer.
WAARSCHUWING
DWA15123
Zet voor het uitvoeren van on derhou d d e
motor af tenzij an ders aan geg even.
 Een draaien de motor heeft bewe-
g en de delen die lichaamsd elen of
kled ing kunnen grijpen en elektri-
sche on der delen die schokken of
b ran d kunnen veroorzaken.
 Het laten d raaien van d e motor tij-
d ens het uitvoeren van on derhou d
kan lei den tot oo gletsel, bran dwon-
d en, bran d of koolmonoxi dever gif-
ti g in g, mo gelijk met de dood tot
g evol g. Zie pa gina 1-2 voor meer in-
formatie over koolmonoxi de.
WAARSCHUWING
DWA15461
Remschijven, -klauwen, -trommels en
-voerin gen kunnen tij dens het geb ruik
zeer heet wor den. Laat on der delen van
het remsysteem afkoelen alvorens deze
aan te raken.
DAU17303
Emissiecontroles zorgen niet alleen voor
een betere luchtkwalite it, maar zijn ook zeer
belangrijk voor een juiste werking van de
motor en om maximale prestaties te beha-
len. In de volgende periodieke onderhouds-
schema’s is het emissiecontrole-
onderhoud apart gegroepeerd. Dit onder-
houd vereist gespecialiseerde gegevens,
kennis en gereedschap. Onderhoud, ver-
vanging, of reparatie van emissiecontrole-
apparatuur en -systemen kan door elke
gecertificeerde reparateur worden uitge-
voerd (indien van toepassing). Yamaha
dealers beschikken over de training en het
gereedschap om dit onderhoud uit te voe-
ren.
U2CMD1D0.book Page 1 Tuesday, January 6, 2015 10:06 AM

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 ... 90 next >