YAMAHA VERSITY 300 2003 Instructieboekje (in Dutch)

Page 41 of 104

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5
Starten van de motor.......................................................................... 5-1
Wegrijden .......................................................................................... 5-2
Sneller en langzamer rijden .............................................................. 5-3
Remmen ............................................................................................ 5-3
Tips voor een zuinig brandstofverbruik ............................................. 5-4
Inrijperiode ........................................................................................ 5-4
Parkeren ............................................................................................ 5-5

Page 42 of 104

5-1
5
DAU00372
5-GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
DAU01118
WAARSCHUWING
_ 
Zorg dat u volkomen vertrouwd
bent met alle bedieningsfuncties en
hun werking voordat u gaat rijden.
Informeer bij een Yamaha dealer als
u de werking van een schakelaar of
functie niet volkomen begrijpt.

Start de motor nooit in een afgeslo-
ten ruimte en laat deze hierin ook
niet lange tijd aaneen draaien. Uit-
laatgassen zijn giftig en het inade-
men ervan kan al binnen korte tijd
leiden tot bewusteloosheid en do-
delijk letsel. Controleer altijd of er
voldoende ventilatie is.

Start de motor om veiligheidsrede-
nen te allen tijde met de middenbok
naar beneden.
_
DAU03843
Starten van de motor
DC000046
LET OP:_ Zie pagina 5-4 voor instructies over het
inrijden van de motor alvorens de ma-
chine in gebruik wordt genomen. _Het startspersysteem staat starten alleen
toe als de zijstandaard is opgetrokken.
DW000054
WAARSCHUWING
_ 
Controleer voor het starten van de
motor de werking van het startsper-
systeem en volg daarbij de werkwij-
ze beschreven op pagina 3-16.

Ga nooit rijden terwijl de zijstan-
daard omlaag staat.
_
1. Draai de contactsleutel naar “” en
controleer of de noodstopschakelaar
op “” is gezet.
2. Sluit de gasklep volledig.
3. Start de motor door de startknop in te
drukken terwijl de voor- of achterrem
wordt bekrachtigd.1. Achterremhendel
2. Noodstopschakelaar
3. Startknop
4. Voorremhendel
1234
ZAUM0418

Page 43 of 104

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-2
5
OPMERKING:_ Als de motor niet wil starten, laat dan de
startknop los, wacht een paar seconden en
probeer het dan opnieuw. Iedere startpo-
ging moet zo kort mogelijk duren om de
accu te sparen. Laat de startmotor nooit
langer dan 10 seconden aaneen draaien.
Als de motor niet wil starten draai dan de
gasgreep 1/8 slag open en probeer het nog
eens. _
DCA00045
LET OP:_ Trek nooit snel op terwijl de motor nog
koud is, dit verkort de levensduur van de
motor! _
DAU00433
Wegrijden OPMERKING:_ Laat de motor warmdraaien voordat u weg-
rijdt. _1. Houd met uw linkerhand de achter-
remhendel ingedrukt, houd met uw
rechterhand de rechterhandgreep
vast en duw de scooter van de mid-
denbok af.
2. Ga schrijlings op het zadel zitten en
stel de achteruitkijkspiegels af.3. Zet de richtingaanwijzer aan.
4. Controleer op tegemoetkomend ver-
keer en draai voorzichtig aan de gas-
greep (rechts) om weg te rijden.
5. Schakel de richtingaanwijzer uit. 1. Handgreep
1
ZAUM0419

Page 44 of 104

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-3
5
DAU00434
Sneller en langzamer rijden De rijsnelheid wordt geregeld door de gas-
greep open of dicht te draaien. Om meer
snelheid te maken draait u de gasgreep
richting
a. Om langzamer te gaan rijden
draait u de gasgreep richting
b.
DAU00435
Remmen 1. Sluit de gasklep volledig.
2. Knijp de voor- en achterremmen ge-
lijktijdig in en oefen geleidelijk meer
druk uit.
DW000057
WAARSCHUWING
_ 
Vermijd hard en abrupt remmen
(met name wanneer u naar één kant
overhelt). De scooter zou namelijk
kunnen slippen of omvallen.

Spoorwegovergangen, tramrails, ij-
zeren platen gebruikt in de wegen-
bouw en putdeksels worden in
natte toestand zeer glad. U dient
deze obstakels daarom met aange-
paste snelheid te naderen en voor-
zichtig te passeren.

Onthoud dat remmen op een nat
wegdek veel moeilijker is.

Rijd langzaam heuvelafwaarts, rem-
men kan tijdens afdalingen soms
lastig zijn.
_
a b
ZAUM0419
PUSH
ZAUM0472

Page 45 of 104

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-4
5
DAU04755
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik Het brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om
het brandstofverbruik te verlagen:
Voer het motortoerental tijdens acce-
lereren niet te hoog op.

Voer het toerental niet te hoog op ter-
wijl de motor onbelast draait.

Laat de motor niet langdurig stationair
draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld
in files, bij stoplichten of bij spoorweg-
overgangen).
DAU01128
Inrijperiode De belangrijkste periode in de levensduur
van het motorblok is de tijd tussen 0 en
1.600 km. Lees daarom de volgende infor-
matie aandachtig door.
Omdat het motorblok gloednieuw is, mag
dit de eerste 1.600 km niet te zwaar worden
belast. De verschillende onderdelen van de
motor slijten op elkaar in totdat de juiste be-
drijfsspelingen zijn bereikt. Rijd tijdens deze
periode nooit langdurig volgas en vermijd
ook andere manoeuvres die tot oververhit-
ting van de motor kunnen leiden.
DAU03845*
0–1.000 km
Rijd niet langdurig met de gasgreep meer
dan 1/3 open gedraaid.
1.000–1.600 km
Rijd niet langdurig met de gasgreep meer
dan halverwege open gedraaid.
DCA00138
LET OP:_ Nadat de eerste 1.000 km zijn afgelegd,
moet de motorolie en de cardanolie wor-
den ververst. _1.600 km en verder
De machine kan nu verder normaal worden
gebruikt.
DC000049
LET OP:_ Als tijdens de inrijperiode motorschade
optreedt, vraag dan direct een Yamaha
dealer de machine te controleren. _

Page 46 of 104

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-5
5
DAU00461
Parkeren Zet om te parkeren de motor af en neem
dan de sleutel uit het contactslot.
DW000058
WAARSCHUWING
_ 
De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet worden, parkeer
dus op een plek waar voetgangers
of kinderen niet gemakkelijk met
deze onderdelen in aanraking kun-
nen komen.

Parkeer niet op een helling of op
een zachte ondergrond, de motor
zou dan kunnen omvallen.
_
DC000062
LET OP:_ Parkeer nooit op een plek waar sprake is
van brandgevaar, zoals op droog gras of
nabij ander ontvlambaar materiaal. _

Page 47 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
Boordgereedschapsset ........................................ 6-1
Periodiek smeer- en onderhoudsschema ............ 6-2
Stroomlijn- en framepanelen verwijderen
en aanbrengen .................................................. 6-5
Controleren van de bougie ................................ 6-11
Motorolie ............................................................ 6-13
Cardanolie ......................................................... 6-16
Koelvloeistof ...................................................... 6-17
Luchtfilter en luchtfilterelementen in
v-snaarbehuizing .............................................. 6-18
Afstellen van de carburateur .............................. 6-20
Afstellen van de vrije slag van de gaskabel ....... 6-20
Afstellen van de klepspeling .............................. 6-21
Banden .............................................................. 6-21
Gietwielen .......................................................... 6-23
Vrije slag van voor- en achterremhendel
afstellen ........................................................... 6-23
Controleren van de remblokken
voor- en achter ................................................. 6-24
Controleren van remvloeistofniveau .................. 6-24
Verversen van remvloeistof................................. 6-25Controleren en smeren van de kabels .............. 6-26
Controleren en smeren van gasgreep
en gaskabel ..................................................... 6-26
Smeren van voor- en achterremhendels ........... 6-26
Controleren en smeren van middenbok
en zijstandaard ................................................ 6-27
Controleren van de voorvork ............................. 6-27
Controle van stuursysteem ............................... 6-28
Controleren van wiellagers ................................ 6-29
Accu .................................................................. 6-29
Zekeringen vervangen ...................................... 6-30
Koplampgloeilamp vervangen ........................... 6-32
Gloeilamp in voorste richtingaanwijzer
vervangen ....................................................... 6-34
Vervangen van gloeilamp voor remlicht/
achterlicht of van gloeilamp voor achterste
richtingaanwijzer ............................................. 6-34
Gloeilamp in kentekenverlichting vervangen ..... 6-35
Storingzoeken ................................................... 6-35
Storingzoekschema’s ........................................ 6-36

Page 48 of 104

6-1
6
DAU00462
6-PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU00464
Veiligheid is de verantwoordelijkheid van de
eigenaar. Door periodiek inspecties, afstel-
lingen en smeerbeurten uit te laten voeren,
zorgt u ervoor dat uw machine in zo veilig
en efficiënt mogelijke conditie blijft. Op de
volgende pagina’s wordt de belangrijkste
informatie met betrekking tot inspecties, af-
stellingen en smeerbeurten gegeven.
De intervalperioden in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema zijn slechts
te beschouwen als algemene richtlijn voor
normale rijomstandigheden. Het is echter
mogelijk dat de INTERVALPERIODEN
VOOR ONDERHOUD MOETEN WOR-
DEN VERKORT AFHANKELIJK VAN HET
WEER, HET TERREIN, DE GEOGRAFI-
SCHE LOCATIE EN INDIVIDUEEL GE-
BRUIK.
DW000060
WAARSCHUWING
_ Vraag een Yamaha dealer het onder-
houdswerk uit te voeren als u hiermee
niet echt vertrouwd bent. _
DAU00466
WAARSCHUWING
_ Deze scooter is uitsluitend ontworpen
voor gebruik op verharde wegen. Wan-
neer deze scooter wordt gebruikt in een
abnormaal stoffige, modderige of voch-
tige omgeving, dient het luchtfilterele-
ment vaker te worden gereinigd of te
worden vervangen om snelle slijtage
van de motor te voorkomen. Raadpleeg
een Yamaha dealer voor de juiste onder-
houdsperiodes. _
DAUT0027*
Boordgereedschapsset De boordgereedschapsset bevindt zich in
het voorste opbergcompartiment A. (Zie
pagina 3-12 voor de werkwijze bij het ope-
nen van het voorste opbergcompartiment.)
De onderhoudsinformatie in deze handlei-
ding en het gereedschap in de boordge-
reedschapsset zijn bedoeld om u te
ondersteunen bij het uitvoeren van preven-
tief onderhoud en kleinere reparaties. Het
gebruik van extra gereedschap zoals een
momentsleutel kan echter nodig zijn om be-
paalde onderhoudswerkzaamheden cor-
rect uit te voeren.OPMERKING:_ Laat een Yamaha dealer onderhoud ver-
richten als u niet beschikt over het gereed-
schap of de ervaring die voor bepaalde
werkzaamheden vereist zijn. _
DW000063
WAARSCHUWING
_ Door modificaties die niet door Yamaha
zijn goedgekeurd kan het motorvermo-
gen achteruitgaan of de machine te on-
veilig worden om nog te gebruiken
Raadpleeg een Yamaha dealer voordat u
zelf wijzigingen aanbrengt. _

Page 49 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-2
6
DAU03685
Periodiek smeer- en onderhoudsschema
OPMERKING:_ 
De jaarlijkse controles horen eenmaal per jaar te worden uitgevoerd, behalve wanneer in plaats daarvan een onder-
houdsbeurt op kilometerbasis wordt verricht.

Herhaal de intervalperioden vanaf 50.000 km, te beginnen bij 10.000 km.

Werkzaamheden gemarkeerd met een asterisk horen te worden uitgevoerd door een Yamaha dealer, omdat hiertoe speciaal ge-
reedschap, technische gegevens en vakmanschap vereist zijn.
_CP-03DNR. ONDERDEEL INSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (×1.000 km)
JAARLIJKSE
CONTROLE
1 10203040
1
*BrandstofleidingControleer de brandstofslangen en de onderdrukslang op
scheuren of schade.√√√√ √
2 BougieControleer de conditie.
Reinigen en elektrodenafstand bijstellen.√√
Vervangen.√√
3*KleppenKlepspeling controleren.
Afstellen.√√
4 LuchtfilterelementReinigen.√√
Vervangen.√√
5Luchtfilterelement
v-snaarbehuizingReinigen.√√√√
6*VoorremWerking en vloeistofniveau controleren, machine
controleren op vloeistoflekkage.
(Zie OPMERKING op bladzijde 6-4.)√√ √ √ √ √
Remblokken vervangen. Indien afgesleten tot aan slijtagelimiet.
7*AchterremWerking en vloeistofniveau controleren, machine
controleren op vloeistoflekkage.
(Zie OPMERKING op bladzijde 6-4.)√√ √ √ √ √
Remblokken vervangen. Indien afgesleten tot aan slijtagelimiet.

Page 50 of 104

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-3
6
8
*RemslangenControleren op scheuren of beschadiging.√√√√ √
Vervangen. (Zie OPMERKING op bladzijde 6-4.) Elke 4 jaar
9*WielenControleren op slingering en schade.√√√√
10*BandenControleren op correcte profieldiepte en op schade.
Zo nodig vervangen.
Bandspanning controleren.
Zo nodig corrigeren.√√√√ √
11*WiellagersLager controleren op losheid of schade.√√√√
12*BalhoofdlagersControleren op lagerspeling en stroefheid in
stuurbeweging.√√√√√
Smeren met lithiumvet. Elke 20.000 km
13*FramebevestigingenControleren of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn
vastgezet.√√√√ √
14Zijstandaard,
middenbokWerking controleren.
Smeren.√√√√ √
15*ZijstandaardschakelaarWerking controleren.√√√√√ √
16*VoorvorkControleren op werking en olielekkage.√√√√
17*SchokdemperunitsControleren op werking en achterschokdempers op
olielekkage.√√√√
18*CarburateurStationair motortoerental afstellen.√√√√√ √
19 MotorolieVerversen. (Zie pagina 3-7 voor meer informatie over het
controlelampje olieverversingstermijn.)√Wanneer het controlelampje
olieverversingstermijn gaat branden
(na elke 3.000 km).
Olieniveau controleren en machine inspecteren op
olielekkage.Elke 3.000 km√
20*OlieaanzuigzeefReinigen.√
21*KoelsysteemKoelvloeistofniveau controleren en machine inspecteren op
koelvloeistoflekkage.√√√√ √
Verversen. Elke 3 jaar NR. ONDERDEEL INSPECTIE- OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (×1.000 km)
JAARLIJKSE
CONTROLE
1 10203040

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 ... 110 next >