YAMAHA VERSITY 300 2005 Instructieboekje (in Dutch)

Page 31 of 84

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-17
3
DAUM2000
Gelijkstroom aansluitcontact
voor accessoires Deze scooter is uitgerust met een ge-
lijkstroom aansluitcontact voor accessoires.
Dit bevindt zich in het opbergcompartiment.
12V-accessoires die zijn aangesloten op dit
aansluitcontact, kunnen worden gebruikt
wanneer de sleutel in de stand “” staat
en moeten alleen worden gebruikt wanneer
de motor draait.LET OP:
DCA10200
Accessoires die zijn aangesloten op het
gelijkstroom aansluitcontact voor ac-
cessoires moeten niet worden gebruikt
terwijl de motor uit staat en de gezamen-lijke stroomonttrekking mag niet meer
bedragen dan 2.5 A of 30 W, anders raakt
de accu mogelijk ontladen.
Gebruiken van het gelijkstroom aansluit-
contact voor accessoires
1. Draai de sleutel naar “”.
2. Verwijder de stofkap van het aansluit-
contact.
3. Plaats de stekker van het accessoire
in het aansluitcontact.
4. Draai de sleutel naar “” en start de
motor. (Zie pagina 5-1.)
5. Wanneer het aansluitcontact voor ac-
cessoires niet wordt gebruikt, moet de
stofkap over het aansluitcontact wor-
den geplaatst ter bescherming.
1. Gelijkstroom aansluitcontact voor accessoi-
res
12V
1
ZAUM0417

Page 32 of 84

CONTROLES VOOR HET STARTEN
4-1
4
DAU15591
De eigenaar is verantwoordelijk voor de conditie van zijn voertuig. Vitale onderdelen kunnen bijvoorbeeld bij blootstelling aan weer en wind
vrij snel en onverwachts achteruitgaan, ook als de machine niet wordt gebruikt. Eventuele schade, vloeistoflekkage of het wegvallen van
de bandspanning kan ernstige gevolgen hebben. Het is daarom van belang om voorafgaand aan elke rit een visuele inspectie uit te voeren
en bovendien de volgende punten te controleren.OPMERKING:Voordat de machine wordt gebruikt moet telkens een korte algemene controle worden uitgevoerd. Zo’n inspectie neemt maar weinig tijdin beslag en de hiermee gegarandeerde veiligheid is die tijd alleszins waard.
WAARSCHUWING
DWA11150
Als een onderdeel uit de Controlelijst voor gebruik niet naar behoren werkt, laat het dan controleren en repareren alvorens demachine te gebruiken.

Page 33 of 84

CONTROLES VOOR HET STARTEN4-2
4
DAU15603
Controlelijst voor gebruik
ITEM CONTROLES PAGINA
BrandstofControleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
Vul indien nodig brandstof bij.
Controleer de brandstofleiding op lekkage.3-10
MotorolieControleer het olieniveau in de motor.
Vul indien nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
Controleer de machine op olielekkage.6-11
VersnellingsbakolieControleer de machine op olielekkage. 6-13
KoelvloeistofControleer het koelvloeistofniveau in het reservoir.
Vul indien nodig de aanbevolen koelvloeistof bij tot aan het voorgeschreven ni-
veau.
Controleer het koelsysteem op lekkage.6-14
VoorremControleer de werking.
Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hy-
draulisch systeem te ontluchten.
Controleer de remblokken op slijtage.
Vervang indien nodig.
Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
Vul indien nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven
niveau.
Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.6-20, 6-21, 6-21
AchterremControleer de werking.
Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hy-
draulisch systeem te ontluchten.
Controleer de remblokken op slijtage.
Vervang indien nodig.
Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
Vul indien nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven
niveau.
Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.6-20, 6-21, 6-21

Page 34 of 84

CONTROLES VOOR HET STARTEN
4-3
4
GasgreepControleer of de werking soepel is.
Controleer de vrije slag van de kabel.
Vraag indien nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de kabel af te stellen,
en de kabel en het kabelhuis te smeren.6-17, 6-23
Wielen en bandenControleer op schade.
Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig.6-18, 6-20
RemhendelsControleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten.6-23
Middenbok, zijstandaardControleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig de scharnierpunten.6-24
FramebevestigingenControleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
Zet indien nodig vast.—
Instrumenten, verlichting,
signaleringssysteem en
schakelaarsControleer de werking.
Corrigeer indien nodig.—
Sperschakelaar voor de zij-
standaardControleer de werking van het startspersysteem.
Als het systeem defect is, vraag dan een Yamaha dealer de machine na te kijken.3-15 ITEM CONTROLES PAGINA

Page 35 of 84

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-1
5
DAU15980
WAARSCHUWING
DWA10870

Zorg dat u volkomen vertrouwd
bent met alle bedieningsfuncties en
hun werking voordat u gaat rijden.
Informeer bij een Yamaha dealer als
u de werking van een schakelaar of
functie niet volkomen begrijpt.

Start de motor nooit in een afgeslo-
ten ruimte en laat deze hierin ook
niet lange tijd aaneen draaien. Uit-
laatgassen zijn giftig en het inade-
men ervan kan al binnen korte tijd
leiden tot bewusteloosheid en do-
delijk letsel. Controleer altijd of er
voldoende ventilatie is.

Start de motor om veiligheidsrede-
nen te allen tijde met de middenboknaar beneden.
DAU16600
Starten van de motor LET OP:
DCA10250
Zie pagina 5-3 voor instructies over het
inrijden van de motor alvorens de machi-ne in gebruik wordt genomen.
Het startspersysteem staat starten alleen
toe als de zijstandaard is opgetrokken.
WAARSCHUWING
DWA10290

Controleer voor het starten van de
motor de werking van het startsper-
systeem en volg daarbij de werkwij-
ze beschreven op pagina 3-15.

Ga nooit rijden terwijl de zijstan-daard omlaag staat.
1. Draai de contactsleutel naar “” en
controleer of de noodstopschakelaar
op “” is gezet.
2. Sluit de gasklep volledig.
3. Start de motor door de startknop in te
drukken terwijl de voor- of achterrem
wordt bekrachtigd.
OPMERKING:Als de motor niet wil starten, laat dan de
startknop los, wacht een paar seconden en
probeer het dan opnieuw. Iedere startpo-
ging moet zo kort mogelijk duren om de
accu te sparen. Laat de startmotor nooit lan-
ger dan 10 seconden aaaneen draaien. Als
de motor niet wil starten draai dan de gas-
greep 1/8 slag open en probeer het nogeens.LET OP:
DCA11040
Trek nooit snel op terwijl de motor nog
koud is, dit verkort de levensduur van demotor!1. Achterremhendel
2. Noodstopschakelaar
3. Startknop
4. Voorremhendel
1234
ZAUM0418

Page 36 of 84

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-2
5
DAU16760
Wegrijden OPMERKING:Laat de motor warmdraaien voordat u weg-rijdt.
1. Houd met uw linkerhand de achter-
remhendel ingedrukt, houd met uw
rechterhand de rechterhandgreep vast
en duw de scooter van de middenbok
af.
2. Ga schrijlings op het zadel zitten en
stel de achteruitkijkspiegels af.
3. Zet de richtingaanwijzer aan.
4. Controleer op tegemoetkomend ver-
keer en draai voorzichtig aan de gas-
greep (rechts) om weg te rijden.
5. Schakel de richtingaanwijzer uit.
DAU16780
Sneller en langzamer rijden De rijsnelheid wordt geregeld door de gas-
greep open of dicht te draaien. Draai de
gasgreep richting (a) om sneller te gaan rij-
den. Draai de gasgreep richting (b) om lang-
zamer te gaan rijden.
DAU16791
Remmen 1. Sluit de gasklep volledig.
2. Knijp de voor- en achterremmen gelijk-
tijdig in en oefen geleidelijk meer druk
uit.
WAARSCHUWING
DWA10300

Vermijd hard en abrupt remmen
(met name wanneer u naar één kant
overhelt). De scooter zou namelijk
kunnen slippen of omvallen.

Spoorwegovergangen, tramrails, ij-
zeren platen gebruikt in de wegen-
bouw en putdeksels worden in
natte toestand zeer glad. U dient
deze obstakels daarom met aange-
paste snelheid te naderen en voor-
zichtig te passeren.

Onthoud dat remmen op een nat
wegdek veel moeilijker is.
1. Handgreep
1
ZAUM0419
(b)
(a)
ZAUM0199
PUSH
ZAUM0472

Page 37 of 84

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-3
5

Rijd langzaam heuvelafwaarts, rem-
men kan tijdens afdalingen somslastig zijn.
DAU16820
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik Het brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om
het brandstofverbruik te verlagen:
Voer het motortoerental tijdens acce-
lereren niet te hoog op.

Voer het toerental niet te hoog op ter-
wijl de motor onbelast draait.

Laat de motor niet langdurig stationair
draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld
in files, bij stoplichten of bij spoorweg-
overgangen).
DAU16841
Inrijperiode De belangrijkste periode in de levensduur
van het motorblok is de tijd tussen 0 en
1600 km (1000 mi). Lees daarom de vol-
gende informatie aandachtig door.
Omdat het motorblok gloednieuw is, mag dit
de eerste 1600 km (1000 mi) niet te zwaar
worden belast. De verschillende onderde-
len van de motor slijten op elkaar in totdat
de juiste bedrijfsspelingen zijn bereikt. Rijd
tijdens deze periode nooit langdurig volgas
en vermijd ook andere manoeuvres die tot
oververhitting van de motor kunnen leiden.
DAUM2010
0–1000 km (0–600 mi)
Houd de gasgreep niet langdurig voorbij
een derde opengedraaid.
1000–1600 km (600–1000 mi)
Houd de gasgreep niet langdurig voorbij
halverwege opengedraaid.LET OP:
DCA11660
Nadat de eerste 1000 km (600 mi) zijn af-
gelegd, moet de motorolie en de carda-nolie worden ververst.
1600 km (1000 mi) en verder
De machine kan nu normaal worden ge-
bruikt.

Page 38 of 84

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-4
5
LET OP:
DCA10270
Als tijdens de inrijperiode motorschade
optreedt, vraag dan direct een Yamahadealer de machine te controleren.
DAU17212
Parkeren Zet om te parkeren de motor af en neem
dan de sleutel uit het contactslot.
WAARSCHUWING
DWA10310

De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet worden, parkeer
dus op een plek waar voetgangers
of kinderen niet gemakkelijk met
deze onderdelen in aanraking kun-
nen komen.

Parkeer niet op een helling of op
een zachte ondergrond, de machinezou dan kunnen omvallen.
LET OP:
DCA10380
Parkeer nooit op een plek waar sprake is
van brandgevaar, zoals op droog gras ofnabij ander ontvlambaar materiaal.

Page 39 of 84

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-1
6
DAU17280
De eigenaar is verplicht de optimale veilig-
heid te waarborgen. Door periodiek inspec-
ties, afstellingen en smeerbeurten uit te
laten voeren, zorgt u ervoor dat uw machine
in zo veilig en efficiënt mogelijke conditie
blijft. Op de volgende pagina’s wordt de be-
langrijkste informatie met betrekking tot in-
specties, afstellingen en smeerbeurten
gegeven.
De intervalperioden vermeld in het perio-
diek smeer- en onderhoudsschema moeten
worden beschouwd als een algemene richt-
lijn onder normale rijcondities Het is echter
mogelijk dat de INTERVALPERIODEN
VOOR ONDERHOUD MOETEN WORDEN
VERKORT AFHANKELIJK VAN HET
WEER, HET TERREIN, DE GEOGRAFI-
SCHE LOCATIE EN INDIVIDUEEL GE-
BRUIK.
WAARSCHUWING
DWA10320
Vraag een Yamaha dealer het onder-
houdswerk uit te voeren als u hiermeeniet echt vertrouwd bent.
WAARSCHUWING
DWA10330
Deze scooter is uitsluitend ontworpen
voor gebruik op verharde wegen. Wan-
neer deze scooter wordt gebruikt in eenabnormaal stoffige, modderige of voch-
tige omgeving, dient het luchtfilterele-
ment vaker te worden gereinigd of te
worden vervangen om snelle slijtage
van de motor te voorkomen. Raadpleeg
een Yamaha dealer voor de juiste onder-
houdsperiodes.
DAUT1120
Boordgereedschapsset De boordgereedschapsset vindt u in het
voorste opbergcompartiment. (Zie pagina
3-12.)
De onderhoudsinformatie in deze handlei-
ding en het gereedschap in de boordge-
reedschapsset zijn bedoeld om u te
ondersteunen bij het uitvoeren van preven-
tief onderhoud en kleinere reparaties. Het
gebruik van extra gereedschap zoals een
momentsleutel kan echter nodig zijn om be-
paalde onderhoudswerkzaamheden cor-
rect uit te voeren.OPMERKIN
G:
Laat een Yamaha dealer onderhoud ver-
richten als u niet beschikt over het gereed-
schap of de ervaring die voor bepaaldewerkzaamheden vereist zijn.
WAARSCHUWING
DWA10350
Door modificaties die niet door Yamaha
zijn goedgekeurd kan het motorvermo-
gen achteruitgaan of de machine te on-
veilig worden om nog te gebruiken
Raadpleeg een Yamaha dealer voordat uzelf wijzigingen aanbrengt.

Page 40 of 84

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-2
6
DAU17705
Periodiek smeer- en onderhoudsschema OPMERKING:
De jaarlijkse controles horen eenmaal per jaar te worden uitgevoerd, behalve wanneer in plaats daarvan een onder-
houdsbeurt op kilometerbasis wordt verricht.

Herhaal de onderhoudsintervallen vanaf 50000 km, beginnend vanaf 10000 km.

Werkzaamheden gemarkeerd met een asterisk horen te worden uitgevoerd door een Yamaha dealer, omdat hiertoe speciaal gereed-schap, technische gegevens en vakmanschap vereist zijn.
NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (× 1000 km) JAAR-
LIJKSE
CON-
TROLE 1 10203040
1*BrandstofleidingControleer de brandstof- en onderdrukslangen op scheur-
tjes of beschadigingen.√√√√ √
2 BougieControleer de conditie.
Reinigen en elektrodenafstand afstellen.√√
Vervangen.√√
3*Ve n ti e le nControleer de klepspeling.
Afstellen.√√
4 LuchtfilterelementReinigen.√√
Vervangen.√√
5Luchtfilterelement in v-
snaarbehuizingReinigen.√√√√
6*VoorremControleer de werking en het vloeistofniveau en contro-
leer de machine op vloeistoflekkage.√√√√√ √
Vervang de remblokken. Wanneer de slijtagelimiet is bereikt

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 ... 90 next >