YAMAHA VERSITY 300 2005 Instructieboekje (in Dutch)
Page 41 of 84
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-3
6
7*AchterremControleer de werking en het vloeistofniveau en contro-
leer de machine op vloeistoflekkage.√√√√√ √
Vervang de remblokken. Wanneer de slijtagelimiet is bereikt
8*RemslangenControleer op scheurtjes en beschadigingen.√√√√ √
Vervangen. Elke 4 jaar
9*WielenControleer de speling en controleer op beschadigingen.√√√√
10*BandenControleer op slijtage en beschadigingen.
Vervang indien nodig.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig.√√√√ √
11*WiellagersControleer op speling of beschadigingen.√√√√
12*BalhoofdlagersControleer de lagers op speling en oppervlakteruwheid.√√√√√
Smeren met lithiumvet. Elke 20000 km
13*FramebevestigingenControleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn
vastgezet.√√√√ √
14Zijstandaard, midden-
bokControleer de werking.
Smeren.√√√√ √
15*ZijstandaardschakelaarControleer de werking.√√√√√ √
16*Vo o r v o r kControleer op een correcte werking en olielekkage.√√√√
17*SchokdemperunitsControleer op een correcte werking en olielekkage.√√√√
18*CarburateurStel het stationair toerental af.√√√√√ √ NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (× 1000 km) JAAR-
LIJKSE
CON-
TROLE 1 10203040
Page 42 of 84
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-4
6
DAUM2070
OPMERKING:
Het luchtfilter dient vaker te worden gecontroleerd wanneer u in een extreem vochtige of stoffige omgeving rijdt.
19 MotorolieVerversen. (Zie pagina 3-4.)√Wanneer de indicator olieverversing gaat
branden (elke 3000 km)
Controleer het olieniveau en controleer de machine op
olielekkage.Elke 3000 km√
20*Olie-aanzuigzeefReinigen.√
21*KoelsysteemControleer het koelvloeistofniveau en controleer de ma-
chine op vloeistoflekkage.√√√√ √
Verversen. Elke 3 jaar
22 VersnellingsbakolieControleer de machine op olielekkage.√√ √
Verversen.√√√
23*V-snaarVervangen. Elke 20000 km
24*Voor- en achterrem-
schakelaarControleer de werking.√√√√√ √
25Bewegende delen en
kabelsSmeren.√√√√ √
26*Gaskabelhuis en gas-
kabelControleer de werking en speling.
Stel indien nodig de speling af.
Smeer het gaskabelhuis en de gaskabel.√√√√ √
27*Lampen, richtingaan-
wijzers en schakelaarsControleer de werking.
Stel de koplamplichtbundel af.√√√√√ √ NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND (× 1000 km) JAAR-
LIJKSE
CON-
TROLE 1 10203040
Page 43 of 84
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-5
6
Hydraulisch remsysteem
Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
Ververs de remvloeistof elke twee jaar.De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
Page 44 of 84
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-6
6
DAU18711
Stroomlijn- en framepanelen
verwijderen en aanbrengen Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in dit
hoofdstuk moeten de afgebeelde stroom-
lijn- en framepanelen worden verwijderd.
Neem deze paragraaf door wanneer een
stroomlijn- of framepaneel moet worden
verwijderd of aangebracht.1. Stroomlijnpaneel A
1
ZAUM0421
1. Stroomlijnpaneel B
1. Kuipruit
2. Paneel A
1
ZAUM0422
1
2
ZAUM0420
1. Paneel B
1. Paneel C
1
ZAUM0424
1
ZAUM0425
Page 45 of 84
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-7
6
DAUM2020
Stroomlijnpaneel A
Verwijderen van stroomlijnpaneel1. Trek de voetplaatmat aan beide kan-
ten van de scooter omhoog.
2. Verwijder paneel A. (Zie pagina 6-8.)3. Verwijder de schroeven in het stroom-
lijnpaneel.
4. Maak de koplampstekker en de richtin-
gaanwijzerstekker los.
5. Trek het stroomlijnpaneel los.Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Sluit de koplampstekker en de richtin-
gaanwijzerstekker aan.
2. Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-
spronkelijke positie en breng dan de
schroeven aan.
3. Monteer het paneel.
4. Leg de voetplaatmatten terug in de
oorspronkelijke positie.
DAUM1520
Stroomlijnpaneel B
Verwijderen van stroomlijnpaneel1. Trek de voetplaatmat aan beide kan-
ten van de scooter omhoog.
2. Verwijder de schroeven aan beide
kanten van de scooter en verwijder het
stroomlijnpaneel.
1. Paneel D
1. Paneel E
1
ZAUM0426
1
ZAUM0584
1. Stroomlijnpaneel A
2. Schroef
3. Mat op de voetplaat
1. Kabelboomstekker richtingaanwijzer
2. Koplampstekker
3 2 1
ZAUM0427
12
ZAUM0428
1. Mat op de voetplaat
1
ZAUM0435
Page 46 of 84
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-8
6
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel1. Plaats het stroomlijnpaneel in de oor-
spronkelijke positie en breng dan de
schroeven aan.2. Leg de voetplaatmatten terug in de
oorspronkelijke positie.
DAUM1530
Paneel A
Verwijderen van het paneel1. Verwijder de schroeven en neem de
kuipruit los.
2. Verwijder de schroeven en trek het pa-
neel los zoals getoond.Aanbrengen van het paneel
1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de schroeven
aan.
2. Plaats de kuipruit in de oorspronkelijke
positie en breng dan de schroeven
aan.
DAU19280
Paneel B
Verwijderen van het paneelVerwijder de schroef en trek het paneel dan
los zoals getoond.
1. Schroef
2. Stroomlijnpaneel B
1. Schroef
2. Stroomlijnpaneel B
2
1
ZAUM0430
1
2
ZAUM0429
1. Kuipruit
2. Schroef
2 1
ZAUM0432
1. Schroef
2. Paneel A1
2ZAUM0433
Page 47 of 84
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
6
Aanbrengen van het paneelPlaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de schroef aan.
DAUM1540
Paneel C
Verwijderen van het paneel1. Trek de voetplaatmat aan rechterzijde
omhoog.2. Verwijder het paneel zoals getoond.
Aanbrengen van het paneel
1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie.
2. Leg de voetplaatmat terug in de oor-
spronkelijke positie.
DAU19501
Paneel D
Verwijderen van het paneelTrek het paneel los zoals getoond.
Aanbrengen van het paneelPlaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie.
DAU19280
Paneel E
Verwijderen van het paneelVerwijder de schroef en trek het paneel dan
los zoals getoond.
1. Schroef
2. Paneel B
1
2
ZAUM0434
1. Mat op de voetplaat
1. Paneel C
1
ZAUM0435
1
ZAUM0436
1. Paneel D
1
ZAUM0437
Page 48 of 84
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
6
Aanbrengen van het paneelPlaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de schroef aan.
DAU19630
Controleren van de bougie De bougie is een belangrijk motoronderdeel
dat gemakkelijk te controleren is. Door hitte
en aanslag slijten bougies op de lange duur.
Daarom moeten bougies worden verwijderd
en gecontroleerd volgens het periodieke
onderhouds- en smeerschema. Bovendien
kan aan het uiterlijk van de bougie de con-
ditie van de motor worden afgelezen.
De bougie verwijderen
1. Verwijder het stroomlijnpaneel B. (Zie
pagina 6-7.)
2. Verwijder de bougiedop.
3. Verwijder de bougie zoals weergege-
ven met behulp van de bougiesleutel
uit de boordgereedschapsset.Controleren van de bougie
1. Controleer of de porseleinen isolator
rondom de centrale elektrode van de
bougie een middeldonkere tot lichte
kleur vertoont (de ideale kleur bij nor-
maal gebruik van de scooter).
OPMERKIN
G:
De motor is misschien defect als de bougie
een duidelijk andere kleur heeft. Probeer
dergelijke problemen niet zelf vast te stel-
len. Laat in plaats daarvan uw scooter nakij-ken door een Yamaha dealer.
2. Controleer de bougie op afslijting van
de elektroden en op overmatige kool-
stof- of andere aanslag. Vervang in-
dien nodig de bougie.
1. Paneel E
2. Schroef
1
2
ZAUM0585
1. Bougiedop
1
ZAUM0438
1. Bougiesleutel
1
ZAUM0036
Page 49 of 84
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
6
De bougie monteren
1. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
2. Reinig het oppervlak van de bougie-
pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
OPMERKING:Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-ment worden aangedraaid.
4. Installeer de bougiedop.
5. Breng het stroomlijnpaneel aan.
DAUM1550
Motorolie Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema en wanneer het contro-
lelampje olieverversingstermijn gaat bran-
den.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de scooter op de middenbok.OPMERKIN
G:
Zorg dat de scooter rechtop staat bij het
controleren van het motorolieniveau. Wan-
neer de machine iets schuin staat, kan hetniveau al foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
3. Wacht een paar minuten om de olie tot
rust te laten komen, verwijder de olie-
vuldop, veeg de peilstok schoon, steek
deze weer in de vulopening (zonder
vast te draaien) en neem dan weer uit
om het olieniveau te controleren. Voorgeschreven bougie:
NGK/DR8EA
1. ElektrodenafstandElektrodenafstand:
0.6–0.7 mm (0.024–0.028 in)
1
ZAUM0037
Aanhaalmoment:
Bougie:
17.5 Nm (1.75 m·kgf, 12.5 ft·lbf)
Page 50 of 84
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
6
OPMERKING:Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveaustaan.
4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
5. Steek de peilstok in de vulopening en
draai dan de olievuldop vast.
Verversen van de motorolie
1. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
2. Zet een oliecarter onder de motor om
de gebruikte olie op te vangen.3. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.
4. Controleer of de onderlegring bescha-
digd is en vervang indien nodig.
5. Breng de onderlegring en de olieaftap-
plug aan en zet de plug dan vast met
het voorgeschreven aanhaalmoment.
OPMERKING:Controleer of de onderlegring correct aan-ligt.
6. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie,
monteer dan de olievuldop en zet deze
vast.LET OP:
DCA11670
Gebruik geen olie met een “CD”-
dieselspecificatie of een hogere
kwaliteit dan gespecificeerd. Ge-
bruik ook geen olie met een “ENER-
GY CONSERVING II” of hogere
aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingenin het carter terecht komen.
1. Olievuldop
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1
321ZAUM0439
1. Olieaftapplug
1. Olieaftapplug
2. Ring
11
ZAUM0583
12
ZAUM0129
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
20 Nm (2.0 m·kgf, 14 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid bij verversing:
1.20 L (1.27 US qt) (1.06 Imp.qt)