stop start YAMAHA VMAX 2010 Instructieboekje (in Dutch)

Page 20 of 106

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
3
Licht het waarschuwingslampje niet meteen
op wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
DAU48520
Controlelampje schakelmoment
Dit controlelampje kan zo worden ingesteld
dat het bij de gewenste motortoerentallen
aan- of uitgaat en wordt gebruikt om aan te
geven wanneer naar de volgende hogere
versnelling moet worden geschakeld.
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je kan worden gecontroleerd door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het controlelampje
moet enkele seconden oplichten en dan uit-
gaan.
Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren. (Zie pagina 3-9 voor een uitgebreide
uitleg over de functie van dit controlelampje
en het instellen daarvan.)
DAU38623
Controlelampje startblokkering
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je kan worden gecontroleerd door de sleutel
naar “ON” te draaien. Het controlelampje
moet enkele seconden oplichten en dan uit-
gaan.
Licht het controlelampje niet meteen op
wanneer u de sleutel naar “ON” draait of
blijft het lampje branden, laat het elektrisch
circuit dan door een Yamaha dealer contro-
leren.
Als de sleutel naar “OFF” wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor het startblokkeersys-
teem. (Zie pagina 3-15 voor uitleg over de
werking van het zelfdiagnosesysteem.)
DAU46624
Snelheidsmeterunit SnelheidsmeterOPMERKIN
G
Voor Groot-Brittannië
U kunt schakelen tussen de kilometer- en
mijlenweergave van de snelheidsmeter.
Houd om tussen beide weergaven te scha-
kelen de toets “SELECT” minstens twee se-
conden lang ingedrukt.Op de stuurhouder bevinden zich de toet-
sen “SELECT” en “RESET”.1. Toerenteller
2. Controlelampje schakelmoment
3. Rode zone toerenteller
4. Snelheidsmeter
12
4
3
U2S3D1D0.book Page 6 Friday, August 7, 2009 1:53 PM

Page 27 of 106

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-13
3
4. Druk op “RESET” en druk vervolgens
op “SELECT” om “Yes” (Ja) te marke-
ren.
5. Druk op “RESET” om de waarden voor
de helderheid en het controlelampje
schakelmoment terug te stellen op de
fabrieksinstelling. De weergave keert
terug naar de normale modus.OPMERKINGAls u verdere instellingen voor het multi-
functionele display wilt uitvoeren, opent u
de selectiemodus opnieuw door “SELECT”
en “RESET” tegelijkertijd ten minste drie se-
conden ingedrukt te houden.De stopwatch gebruikenU kunt de stopwatch als volgt activeren.
1. Druk op “SELECT” om “Stopwatch” te
markeren.2. Druk op “RESET”.
3. Druk op “SELECT” om “Stopwatch” te
markeren.
4. Druk op “RESET”.
Het multifunctionele display verandert
in de normale modus en in plaats van
de klok wordt nu de stopwatch weer-
gegeven.
5. Druk op “SELECT” om de stopwatch
te starten.
6. Druk op de startknop“” of op “SE-
LECT” om de stopwatch te stoppen.
7. Druk op “RESET” om de stopwatch te-
rug te stellen op nul.
OPMERKING
Als gedurende een minuut noch op
“SELECT” noch op “RESET” wordt ge-
drukt, verandert het scherm automa-
tisch in de normale modus.

Houd “RESET” ten minste twee se-
conden ingedrukt om het scherm te
wijzigen in de normale modus.

Als u verdere instellingen voor het mul-
tifunctionele display wilt uitvoeren,
opent u de selectiemodus opnieuw
door “SELECT” en “RESET” tegelijker-
tijd ten minste drie seconden ingedrukt
te houden.
De aftelklok gebruiken:U kunt de aftelklok als volgt activeren.
1. Druk op “SELECT” om “Stopwatch” te
markeren.
2. Druk op “RESET”.
3. Druk op “SELECT” om “Countdown”
(Aftelling) te markeren.
4. Druk op “RESET”. Het multifunctionele
display verandert in de normale mo-
dus, in plaats van de klok wordt nu de
U2S3D1D0.book Page 13 Friday, August 7, 2009 1:53 PM

Page 28 of 106

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-14
3
stopwatch weergegeven en de indica-
tor voor de ingeschakelde versnelling
verandert in de aftelklok.
5. Als u drukt op “SELECT” of in een ver-
snelling schakelt, begint de aftelklok af
te tellen vanaf “5”. Tegelijkertijd knip-
pert het controlelampje schakelmo-
ment afhankelijk van het weergegeven
aantal (als bijvoorbeeld “5” wordt
weergegeven, knippert het controle-
lampje vijf maal, wanneer “4” wordt
weergegeven, knippert het controle-
lampje 4 maal, enzovoort). De stop-
watch begint te tellen wanneer de
aftelklok het aftellen afrondt.
6. Druk op de startknop“” of “SE-
LECT” om de aftelklok te stoppen.
7. Druk op “RESET” om de aftelklok en
stopwatch terug te stellen op nul.
8. Druk op “RESET” om de aftelklok te-
rug te stellen en herhaal vervolgens de
stappen 5–6, OF houd “RESET” nog-
maals twee seconden lang ingedrukt
om naar de normale modus te gaan.
OPMERKINGZorg om verdere instellingen van het multi-
functionele display uit te voeren dat de ver-
snellingsbak in de vrijstand staat en keer
terug naar de selectiemodus door “SE-
LECT” en “RESET” ten minste drie secon-
den ingedrukt te houden.De systeemstatus controleren en terugstel-len op nulDe status/stand van de volgende items
wordt weergegeven en u kunt de rittellers
terugstellen op nul.
rittellers en kilometerteller

brandstofverbruik

luchtaanzuigtemperatuur

stand van gasklepopening
OPMERKING
U kunt het menu “System status” (Sys-
teemstatus) niet bekijken als het waar-
schuwingslampje brandstofniveau of
koelvloeistoftemperatuur brandt.

Als het waarschuwingslampje brand-
stofniveau of koelvloeistoftemperatuur
gaat branden terwijl de motor loopt en
het systeemstatusmenu wordt weer-
gegeven, wordt automatisch de nor-
male modus weergegeven.
1. Druk op “SELECT” om “System sta-
tus” (Systeemstatus) te markeren en
druk vervolgens op “RESET”.
2. Druk op “SELECT” om “Yes” (Ja) te
markeren en druk vervolgens op “RE-
SET”. (Markeer “No” (Nee) en druk op
“RESET” om terug te keren naar het
vorige menu.)
De weergave verandert in het status-
scherm.
U2S3D1D0.book Page 14 Friday, August 7, 2009 1:53 PM

Page 31 of 106

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-17
3
DAU12348
Stuurschakelaars Links
Rechts
DAU12350
Lichtsignaalschakelaar“”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar“/”
Zet deze schakelaar op“” voor grootlicht
en op“” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar“/”
Druk deze schakelaar naar“” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar“” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtin-
gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar“”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar“/”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op“”. Zet deze schakelaar op“” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12711
Startknop“”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien. Zie pagina 5-1 voor
startinstructies voordat u de motor start.
DAU42340
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring en het ABS-waarschuwingslampje
gaan branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12733
Schakelaar alarmverlichting“”
Met de sleutel in de stand “ON” of“” kan
deze schakelaar worden gebruikt voor het
inschakelen van de alarmverlichting (gelijk-
tijdig knipperen van alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP
DCA10061
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ontla-
den.
1. Lichtsignaalschakelaar“”
2. Dimlichtschakelaar“/”
3. Schakelaar alarmverlichting“”
4. Claxonschakelaar“”
5. Richtingaanwijzerschakelaar“/”
1. Noodstopschakelaar“/”
2. Startknop“”
5
43
2
1
1
2
U2S3D1D0.book Page 17 Friday, August 7, 2009 1:53 PM

Page 46 of 106

FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-32
3
Met de motor uit:
1. Beweeg de zijstandaard omlaag.
2. De motorstopknop moet in de stand staan.
3. Draai de sleutel naar aan.
4. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand.
5. Druk op de startknop.
Start de motor?
Met de motor nog aan:
6. Beweeg de zijstandaard omhoog.
7. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.
8. Schakel de versnellingsbak in een versnellingsstand.
9. Beweeg de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
Als de motor is afgeslagen:
10. Beweeg de zijstandaard omhoog.
11. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.
12. Druk op de startknop.
Start de motor?
Het systeem is in orde. De motorfiets mag worden gebruikt.De vrijstandschakelaar werkt mogelijk niet goed.
Rijd niet met de motorfiets voordat deze is
nagekeken door een Yamaha dealer.
De zijstandaardschakelaar werkt mogelijk niet goed.
Rijd niet met de motorfiets voordat deze is
nagekeken door een Yamaha dealer.
De koppelingsschakelaar werkt mogelijk niet goed.
Rijd niet met de motorfiets voordat deze is
nagekeken door een Yamaha dealer.
JA NEE JA NEE JA NEE
Als zich een storing voordoet, vraag dan alvorens
te gaan rijden een Yamaha dealer het systeem te
controleren.
WAARSCHUWING
“ ”
U2S3D1D0.book Page 32 Friday, August 7, 2009 1:53 PM

Page 50 of 106

GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-1
5
DAU15951
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig
door om u vertrouwd te maken met alle be-
dieningselementen. Als u de werking van
een functie of bedieningselement niet be-
grijpt, vraag dan uw Yamaha dealer om uit-
leg.
WAARSCHUWING
DWA10271
Een onvoldoende vertrouwdheid met de
bedieningselementen kan leiden tot ver-
lies van de controle, met mogelijk een
ongeval of letsel tot gevolg.
DAU48710
OPMERKINGDit model is uitgerust met:
een hellingshoeksensor, waarbij de
motor afslaat bij kanteling. In dat geval
wordt op het multifunctionele display
foutcode 30 weergegeven, maar dit
betreft geen storing. Draai de sleutel
naar “OFF” en vervolgens naar “ON”
om de foutcode te wissen. Als u dat
niet doet zal de motor niet starten, on-
danks dat de motor wordt aangezwen-
geld als u op de startknop drukt.

een automatische motorstop. De mo-
tor stopt automatisch als deze 20 mi-
nuten stationair draait. Als de motor
stopt, druk dan simpelweg op de start-
knop om de motor opnieuw te starten.
DAU46532
Starten van de motor Door het startspersysteem is starten alleen
mogelijk als aan een van de volgende voor-
waarden is voldaan:
De versnellingsbak staat in de vrij-
stand.

De versnellingsbak staat in een ver-
snelling geschakeld terwijl de koppe-
lingshendel is ingetrokken en de
zijstandaard is opgeklapt.
Zie pagina 3-31 voor meer informatie.
1. Draai de contactsleutel naar “ON” en
controleer of de noodstopschakelaar
op“” is gezet.
De volgende waarschuwingslampjes
en controlelampjes moeten enkele se-
conden oplichten en dan uitgaan.
Waarschuwingslampje olieni-
veau

Waarschuwingslampje brand-
stofniveau

Waarschuwingslampje koelvloei-
stoftemperatuur

Waarschuwingslampje motorsto-
ring

ABS-waarschuwingslampje

Controlelampje schakelmoment

Controlelampje startblokkering
U2S3D1D0.book Page 1 Friday, August 7, 2009 1:53 PM

Page 93 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-40
6
Oververhitte motor
WAARSCHUWING
DWAT1040

Verwijder de radiatorvuldop niet terwijl de motor en de koelvloeistofradiator nog heet zijn. Hete vloeistof en stoom kunnen
naar buiten spuiten en zo ernstige brandwonden veroorzaken. Wacht tot de motor is afgekoeld.

Breng een dikke doek, bijvoorbeeld een handdoek, aan over de radiatorvuldop en draai deze dan langzaam linksom tegen
de aanslag zodat de nog aanwezige druk kan ontsnappen. Druk de dop omlaag zodra het sisgeluid stopt en draai deze links-
om en verwijder de dop.
OPMERKINGAls geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschre-
ven koelvloeistof worden vervangen.
Wacht tot de
motor is afgekoeld.
Controleer het
koelvloeistofniveau in het
reservoir en in de radiator.
Het koelvloeistofniveau is
in orde. Het koelvloeistofniveau is
laag. Controleer het
koelsysteem op lekkage.
Vraag een Yamaha dealer het
koelsysteem te controleren en te
repareren.Vul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem
te controleren en te repareren als de motor opnieuw
oververhit raakt.
Er is lekkage.
Er is geen
lekkage.
U2S3D1D0.book Page 40 Friday, August 7, 2009 1:53 PM

Page 102 of 106

INDEXAABS ....................................................... 3-19
ABS-waarschuwingslampje .................... 3-5
Accu ...................................................... 6-29
Achterbrugscharnierpunten, smeren..... 6-28
Achterlicht/remlichtunit .......................... 6-35
Antidiefstal-alarmsysteem (optie).......... 3-16BBagageriembevestiging ........................ 3-30
Banden.................................................. 6-19
Bougies, controleren ............................... 6-9
Brandstof............................................... 3-22
Brandstofverbruik, tips voor een
zuinig .................................................... 5-3CCardanolie............................................. 6-13
Claxonschakelaar ................................. 3-17
Contactslot/stuurslot ............................... 3-2
Controle- en waarschuwingslampjes ...... 3-3
Controlelampje grootlicht ........................ 3-4
Controlelampje schakelmoment.............. 3-6
Controlelampjes richtingaanwijzers ........ 3-4
Controlelampje startblokkeersysteem ..... 3-6DDimlichtschakelaar ................................ 3-17EEXUP-systeem...................................... 3-30GGasgreep en gaskabel, controleren en
smeren................................................ 6-26
Gereedschapsset .................................... 6-1
Gloeilamp kentekenverlichting,
vervangen ........................................... 6-36Gloeilamp richtingaanwijzer,
vervangen .......................................... 6-35
IIdentificatienummers .............................. 9-1
Inrijperiode .............................................. 5-3KKabels, controleren en smeren............. 6-25
Klepspeling ........................................... 6-19
Koelvloeistof ......................................... 6-15
Koplampgloeilamp, vervangen ............. 6-33
Koppelingshendel ........................ 3-18, 6-22LLichtsignaalschakelaar ......................... 3-17
Luchtfilterelement ................................. 6-18MMatkleur, let op ....................................... 7-1
Modelinformatiesticker............................ 9-1
Motorolie en oliefilterpatroon ................ 6-10
Multifunctioneel display .......................... 3-7NNoodstopschakelaar ............................. 3-17OOnderhoud, uitstootcontrolesysteem ...... 6-2
Ondersteunen van de motorfiets .......... 6-37PParkeerlichtgloeilamp, vervangen ........ 6-37
Parkeren ................................................. 5-4
Plaats van de onderdelen ....................... 2-1
Problemen oplossen ............................. 6-38RRem- en koppelingshendels,
controleren en smeren ....................... 6-27
Rem- en koppelingsvloeistof,
verversen ........................................... 6-25Rem- en schakelpedalen, controleren
en smeren ........................................... 6-26
Remhendel ............................................ 3-19
Remlichtschakelaars ............................. 6-23
Rempedaal ............................................ 3-19
Remvloeistofniveau, controleren ........... 6-24
Richtingaanwijzerschakelaar................. 3-17
SSchakelaar alarmverlichting .................. 3-17
Schakelen ............................................... 5-2
Schakelpedaal....................................... 3-18
Schokdemperunit, afstellen ................... 3-28
Smering en onderhoud, periodiek ........... 6-3
Snelheidsmeterunit ................................. 3-6
Specificaties ............................................ 8-1
Stalling .................................................... 7-4
Startblokkeersysteem.............................. 3-1
Starten van de motor............................... 5-1
Startknop ............................................... 3-17
Startspersysteem .................................. 3-31
Stationair toerental, controleren ............ 6-18
Storingzoekschema’s ............................ 6-39
Stroomlijnpanelen en framepaneel,
verwijderen en aanbrengen .................. 6-7
Stuurschakelaars .................................. 3-17
Stuursysteem, controleren .................... 6-29TTankbeluchtingsslang/overloopslang .... 3-23
Tankdop ................................................ 3-20UUitlaatkatalysatoren............................... 3-23VVeiligheidsinformatie ............................... 1-1
Verzorging ............................................... 7-1
U2S3D1D0.book Page 1 Friday, August 7, 2009 1:53 PM