YAMAHA WR 125R 2011 Instructieboekje (in Dutch)
Page 41 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-4
6
8*BandenControleer op slijtage en bescha-
digingen.
Vervang indien nodig.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig.√√√√√
9*WiellagersControleer op speling of bescha-
digingen.√√√√
10*AchterbrugControleer op een correcte wer-
king en overmatige speling.√√√√
Smeren met molybdeenvet. Elke 24000 km (14000 mi)
11 AandrijfkettingControleer de spanning, uitlijning
en conditie van de aandrijfketting.
Stel de ketting af en smeer deze
grondig met een speciale smering
voor o-ringkettingen.Elke 500 km (300 mi) en nadat de motorfiets is gewassen of ermee in de regen
of vochtige gebieden is gereden
12*BalhoofdlagersControleer de lagers op speling
en oppervlakteruwheid.√√√√√
Smeren met lithiumvet. Elke 24000 km (14000 mi)
13*Framebevestigin-
genControleer of alle moeren, bouten
en schroeven stevig zijn vastge-
zet.√√√√√
14Scharnieras van
remhendelSmeren met siliconenvet.√√√√√
15Scharnieras van
rempedaalSmeren met lithiumvet.√√√√√
16Scharnieras van
koppelingshendelSmeren met lithiumvet.√√√√√ NR. ITEMCONTROLE OF ONDER-
HOUDSBEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJK-
SE CON-
TROLE 1000 km
(600 mi)6000 km
(3500 mi)12000 km
(7000 mi)18000 km
(10500 mi)24000 km
(14000 mi)
U22BD2D0.book Page 4 Monday, August 9, 2010 10:14 AM
Page 42 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-5
6
17 ZijstandaardControleer de werking.
Smeren met lithiumvet.√√√√√
18*Zijstandaardscha-
kelaarControleer de werking.√√√√√√
19*VoorvorkControleer op een correcte wer-
king en olielekkage.√√√√
20*SchokdemperunitControleer op een correcte wer-
king en olielekkage.√√√√
21*Relaisarm achter-
wielophanging en
scharnierpunten
verbindingsarmControleer de werking.√√√√
Smeren met lithiumvet.√√
22 MotorolieVerversen. (Zie pagina 3-3.)√Wanneer de olieverversingsindicator begint te knipperen [2000 km
(1200 mi) na de eerste 1000 km (600 mi) en daarna elke 3000 km
(1800 mi)]
Controleer het olieniveau en con-
troleer de machine op olielekka-
ge.Elke 3000 km (1800 mi)√
23 OliefilterelementVervangen.√√√√√
24*KoelsysteemControleer het koelvloeistofniveau
en controleer de machine op
vloeistoflekkage.√√√√√
Verversen. Elke 3 jaar
25*Voor- en achterrem-
schakelaarControleer de werking.√√√√√√
26Bewegende delen
en kabelsSmeren.√√√√√ NR. ITEMCONTROLE OF ONDER-
HOUDSBEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJK-
SE CON-
TROLE 1000 km
(600 mi)6000 km
(3500 mi)12000 km
(7000 mi)18000 km
(10500 mi)24000 km
(14000 mi)U22BD2D0.book Page 5 Monday, August 9, 2010 10:14 AM
Page 43 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-6
6
DAUM2070
OPMERKING
Het luchtfilter dient vaker te worden gecontroleerd wanneer u in een extreem vochtige of stoffige omgeving rijdt.
Hydraulisch remsysteem
Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
Ververs de remvloeistof elke twee jaar.
De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
27*GasgreepControleer de werking.
Controleer de vrije slag van de
gasgreep en stel deze indien no-
dig af.
Smeer de kabel en het kabelhuis.√√√√√
28*Lampen, richtin-
gaanwijzers en
schakelaarsControleer de werking.
Stel de koplamplichtbundel af.√√√√√√ NR. ITEMCONTROLE OF ONDER-
HOUDSBEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJK-
SE CON-
TROLE 1000 km
(600 mi)6000 km
(3500 mi)12000 km
(7000 mi)18000 km
(10500 mi)24000 km
(14000 mi)
U22BD2D0.book Page 6 Monday, August 9, 2010 10:14 AM
Page 44 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-7
6
DAU18771
Panelen verwijderen en aanbren-
gen Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden die in dit hoofdstuk
worden beschreven, moeten de afgebeelde
panelen worden verwijderd. Neem deze pa-
ragraaf telkens door om een paneel te ver-
wijderen of aan te brengen.
DAU19210
Paneel A
Verwijderen van het paneelVerwijder de schroeven en haal het paneel
los.Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de schroeven aan.
DAU19210
Paneel B
Verwijderen van het paneelVerwijder de schroeven en haal het paneel
los.Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de schroeven aan.
1. Paneel A
2. Paneel B
1. Schroef
2. Paneel A
1. Schroef
2. Paneel B
U22BD2D0.book Page 7 Monday, August 9, 2010 10:14 AM
Page 45 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-8
6
DAU19604
Bougie controleren De bougie is een belangrijk motoronderdeel
dat gemakkelijk te controleren is. Door hitte
en aanslag slijten bougies op de lange duur.
Daarom moeten bougies worden verwijderd
en gecontroleerd volgens het periodieke
onderhouds- en smeerschema. Bovendien
kan aan het uiterlijk van de bougie de con-
ditie van de motor worden afgelezen.
De bougie verwijderen
1. Verwijder de bougiedop.
2. Verwijder de bougie zoals getoond
met behulp van de bougiesleutel in de
boordgereedschapsset.Controleren van de bougie
1. Controleer of de porseleinen isolator
rondom de centrale elektrode van de
bougie een middeldonkere tot lichte
kleur vertoont (de ideale kleur als nor-
maal met het voertuig wordt gereden).
OPMERKIN
G
Wanneer de bougie een heel andere kleur
vertoont, werkt de motor mogelijk niet naar
behoren. Probeer dergelijke problemen niet
zelf vast te stellen. Laat in plaats daarvan
uw machine nakijken door een Yamaha
dealer.2. Controleer de bougie op afslijting van
de elektroden en op overmatige kool-
stof- of andere aanslag. Vervang in-
dien nodig de bougie.3. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
De bougie monteren
1. Reinig het oppervlak van de bougie-
pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
2. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
1. Bougiedop
1. Bougiesleutel
Voorgeschreven bougie:
NGK/CR8E
1. Elektrodenafstand
Elektrodenafstand:
0.7–0.8 mm (0.028–0.031 in)
1
ZAUM0037
U22BD2D0.book Page 8 Monday, August 9, 2010 10:14 AM
Page 46 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-9
6
OPMERKINGAls geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.3. Installeer de bougiedop.
DAUM2582
Motorolie en oliefilterelement Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en het oliefilterelement
worden vervangen volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop. Wanneer
de machine iets schuin staat, kan het
niveau al foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten om de olie tot
rust te laten komen, verwijder de olie-
vuldop, veeg de peilstok schoon, steek
deze weer in de vulopening (zonder
vast te draaien) en neem dan weer uit
om het olieniveau te controleren. LET
OP: Gebruik het voertuig alleen als
u weet dat het motorolieniveau vol-
doende hoog is.
[DCA10011]
OPMERKINGHet motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
5. Breng de olievuldop aan. Aanhaalmoment:
Bougie:
12.5 Nm (1.25 m·kgf, 9.04 ft·lbf)1. Olievuldop
1. Peilstok
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
U22BD2D0.book Page 9 Monday, August 9, 2010 10:14 AM
Page 47 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
6
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van het oliefilterele-
ment)
1. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
2. Zet een olieopvangbak onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de olieaf-
tapplug met de o-ring, compressieveer
en olieaanzuigzeef om de olie uit het
carter te kunnen aftappen. LET OP:
Bij het verwijderen van de olieaftap-
plug vallen de O-ring, compressie-
veer en de oliezeef naar buiten.
Zorg ervoor dat u deze onderdelen
niet kwijtraakt.
[DCA11001]
4. Reinig de olieaanzuigzeef met oplos-
middel.OPMERKINGSla de stappen 5–7 over als het oliefilterele-
ment niet wordt vervangen.5. Verwijder het oliefilterdeksel door de
bouten te verwijderen.
6. Verwijder en vervang het oliefilterele-
ment en de o-ring.7. Monteer het oliefilterdeksel door de
bouten aan te brengen en zet deze
dan vast met het voorgeschreven aan-
haalmoment.
OPMERKINGZorg dat de o-ring correct aanligt.8. Breng de olieaanzuigzeef, de com-
pressieveer, de o-ring en de olieaftap-
plug aan en zet de aftapplug dan vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment. LET OP: Plaats alvorens de
1. Olieaftapplug
2. O-ring
3. Drukveer
4. Aanzuigzeef
1. Bout
2. Oliefilterdeksel
1. Oliefilterelement
2. O-ring
Aanhaalmoment:
Bevestigingsbout oliefilterdeksel:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
U22BD2D0.book Page 10 Monday, August 9, 2010 10:14 AM
Page 48 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
6
aftapplug aan te brengen de O-ring,
compressieveer en oliezeef terug.[DCA10421]
9. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de olievuldop aan en zet
deze vast.LET OP
DCA11620
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dangespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
10. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
11. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
DAU20070
Koelvloeistof Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAUM2592
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofni-
veau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.OPMERKINGHet koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
32 Nm (3.2 m·kgf, 23 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van het oliefilte-
relement:
0.95 L (1.00 US qt, 0.84 Imp.qt)
Met vervanging van het oliefilterele-
ment:
1.00 L (1.06 US qt, 0.88 Imp.qt)
U22BD2D0.book Page 11 Monday, August 9, 2010 10:14 AM
Page 49 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
6
3. Als het koelvloeistofniveau op of onder
de merkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan het zadel (Zie pa-
gina 3-9.) en open de dop van het
koelvloeistofreservoir.4. Vul koelvloeistof of gedistilleerd water
bij om het koelvloeistofniveau op spe-
cificatie te brengen; sluit dan de reser-
voirdop en breng het zadel aan.
WAARSCHUWING! Verwijder alleen
de dop van het koelvloeistofreser-
voir. Probeer nooit om de radiator-
vuldop te verwijderen als de motor
koud is.
[DWA15161]
LET OP: Als er geen
koelvloeistof aanwezig is, gebruik
dan in plaats daarvan gedistilleerd
water of onthard leidingwater. Ge-
bruik geen hard water of zout water,
dit is schadelijk voor de motor. Als
er in plaats van koelvloeistof water
is gebruikt, vervang dit dan zo snel
mogelijk door koelvloeistof, anders
is het systeem niet beschermd te-
gen vorst en corrosie. Als er water
aan de koelvloeistof is toegevoegd,
laat dan een Yamaha dealer zo snel
mogelijk het antivriesgehalte van
de koelvloeistof controleren om te
voorkomen dat de effectiviteit van
de koelvloeistof afneemt.
[DCA10472]DAU33031
De koelvloeistof verversen
De koelvloeistof moet volgens de interval-
perioden vermeld in het periodieke smeer-
en onderhoudsschema ververst worden.
Laat de koelvloeistof verversen door een
Yamaha dealer. WAARSCHUWING! Pro-
beer nooit om de radiatorvuldop te ver-
wijderen als de motor warm is.
[DWA10381]
1. Koelvloeistofreservoir
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1. Dop koelvloeistofreservoir
Inhoud koelvloeistofreservoir:
0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)
U22BD2D0.book Page 12 Monday, August 9, 2010 10:14 AM
Page 50 of 86
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
6
DAUM2390
Vervangen van het luchtfilterele-
ment en reinigen van de aftap-
slang Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Laat uw Yamaha-dealer het luchtfiltere-
lement vaker vervangen als u in zeer
stoffige of vochtige gebieden rijdt. Verder
moet de aftapslang van het luchtfilter regel-
matig worden gecontroleerd en gereinigd.
Reinigen van de luchtfilteraftapslang
1. Controleer of zich in de aftapslang aan
de zijkant van het luchtfilterhuis water
of vuil heeft verzameld.2. Haal de slang los als er vuil of water in
zit, reinig hem grondig en breng op-
nieuw aan.
DAUM1911
Stationair toerental Het stationair toerental moet als volgt wor-
den gecontroleerd en eventueel afgesteld
volgens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
De motor moet warm zijn om deze afstelling
te verrichten.OPMERKIN
G
Voor het uitvoeren van deze afstelling is
een diagnosetoerenteller vereist.1. Bevestig de toerenteller aan de bou-
giekabel.
2. Controleer het stationair toerental en
stel dit indien nodig volgens de specifi-
catie af door de stationairstelschroef te
draaien. Draai de schroef in de richting
(a) om het stationair toerental te verho-
gen. Draai de schroef in de richting (b)
om het stationair toerental te verlagen.
1. Aftapslang luchtfilterU22BD2D0.book Page 13 Monday, August 9, 2010 10:14 AM